Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 18 mei 2021 in de zaak tussen
[eiser] , v-nummer [nummer] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
ProcesverloopBij het besluit van 30 september 2020 heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Overwegingen
ondersteunenwanneer er 1F-indicaties zijn. Eiser heeft zijn stelling ook niet met verwijzing naar wetgeving, beleid of jurisprudentie onderbouwd. Verweerders werkinstructie 2005/22 met als onderwerp “Procedurele aspecten van artikel 1F Vluchtelingenverdrag” vermeldt dat het toezenden van een zaak aan de 1F-unit in beginsel geschiedt “na afronding van het (aanvullend) nader gehoor met specifieke aandacht voor 1Faspecten” en dat een aanvullend nader gehoor door gespecialiseerde contactambtenaren van deze unit slechts plaatsvindt als dat nodig is. [4] Voor eisers stelling dat de hoormedewerker van het aanvullend nader gehoor minder ervaren is, bestaat verder geen grondslag. Nog daargelaten de vraag wat eiser met deze stelling wenst te betogen, valt uit het rapport van nader gehoor niet op te maken waarom deze medewerker in dat gehoor is vervangen door een andere medewerker. Dat dit zou zijn omdat het een minder ervaren medewerker betrof, blijkt niet uit het gehoorverslag en is door eiser ook anderszins niet onderbouwd. Het betoog van eiser slaagt niet.
whoever enters Abu Salim is considered dead and whoever leaves from Abu Salim is a new-born´.” [6] Verweerder stelt zich verder terecht op het standpunt dat ook eiser, gelet op zijn werkzaamheden en zijn verklaringen, op de hoogte moet zijn geweest van het misdadig karakter van de wijze van behandeling van de gevangenen. Zo verklaart eiser over de periode dat hij in de Abu Salim gevangenis heeft gewerkt: “Daar zijn de oppositiemensen en mensen die problemen veroorzaken door geloof, zoals de Moslimbroeders, vastgehouden.” [7] En: “Gevaarlijke mensen, dus oppositie en strenge mensen, die waren in Abu Salim.” [8] Hieruit volgt dat eiser wist dat er in de Abu Salim gevangenis voornamelijk (islamitische) opposanten van de Libische autoriteiten zaten. Verder heeft eiser verklaard dat hij vanwege zijn positie in de gelegenheid was om contact te leggen met de gevangenen en dat ook wel eens deed [9] en dat hij gevangenen wegbracht en weer ophaalde voor ondervragingen [10] . Vanwege deze contacten met gevangenen, waarvan hij wist dat het ging om opposanten van het regime, en gezien dat het algemeen bekend was wat er in de Abu Salim gevangenis met deze gevangenen gebeurde, is het niet aannemelijk dat juist eiser daarvan niet op de hoogte zou zijn geweest. Gelet hierop stelt verweerder zich voldoende gemotiveerd op het standpunt dat bij eiser sprake is van
knowing participation.
personal participation. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser werkzaam was bij de Abu Salim gevangenis in een periode waarvan vast staat dat de hier bedoelde misdrijven toen plaatsvonden. Eiser heeft over zijn werkzaamheden verklaard dat hij gevangenen van en naar de verhoren bracht. Eiser heeft ook verklaard dat hij tussen de gevangenen ging zitten om informatie te verzamelen. Dat dit enkel was bedoeld om onruststokers te identificeren, valt niet te rijmen met het meermaals door eiser verklaarde dat het doel hiervan was om informatie over een bepaalde persoon te verzamelen. [11] Verweerder stelt zich hierover terecht op het standpunt dat eiser daarmee een onmisbare schakel vormde, doordat hij gevangen daarmee in een positie bracht waarin zij een aanmerkelijk risico liepen slachtoffer te worden van marteling en/of foltering. Daarmee is sprake van een bijdrage van eiser welke feitelijk effect heeft gehad op het begaan van die misdrijven, waarbij deze misdrijven hoogstwaarschijnlijk niet op dezelfde wijze zouden hebben plaatsgevonden als niemand de rol van eiser had vervuld dan wel als eiser gebruik had gemaakt van mogelijkheden om die misdrijven te voorkomen. [12] Dat eiser wellicht een lage rang had en in een dictatuur leefde waarbij het niet opvolgen van opdrachten en bevelen leidde tot persoonlijke straffen, waaronder de doodstraf, maakt dit niet anders. [13] Verweerder wijst er daarbij terecht op dat eiser zijn werkzaamheden heeft voortgezet zolang dat mogelijk was en dat uit zijn verklaringen op geen enkele wijze blijkt dat hij moeite had met het misdadige karakter van zijn werkzaamheden. Ook eisers betoog, onder verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 19 december 2019 [14] , dat sprake moet zijn van pijn of leed dat toegebracht wordt op aanstichten van dan wel met instemming van een overheidspersoon of andere persoon die in een officiële hoedanigheid handelt, leidt niet tot een ander oordeel. Dit omdat verweerder er terecht op wijst dat eiser zijn werkzaamheden juist verrichte in dienst van het Libische regime en dat dus aan dit vereiste is voldaan. Een strafrechtelijk onderzoek of een strafrechtelijke veroordeling, tot slot, is, anders dan eiser betoogt, niet vereist voor het vaststellen van
personal participation. [15] Gelet hierop stelt verweerder zich voldoende gemotiveerd op het standpunt dat bij eiser sprake is van
personal participation.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 30 september 2020 voor zover dat betrekking heeft op de toets aan artikel 3 van het EVRM, het terugkeerbesluit en het inreisverbod;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.068,-.