ECLI:NL:RBDHA:2021:5281
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor nareis in asielzaken op basis van onvoldoende bewijs van identiteit
In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Eritrese nationaliteit, beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor nareis in asielzaken is afgewezen. Eiser stelt dat hij in militaire dienst is en dat hij zijn identiteit niet kan aantonen met officiële documenten, wat hij als bewijsnood aanvoert. De rechtbank heeft op 2 april 2021 de behandeling van het beroep gehouden in Middelburg, waar eiser en de staatssecretaris zich beiden lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank overweegt dat eiser geen officiële documenten heeft overgelegd om zijn identiteit aan te tonen, en dat verweerder terecht geen bewijsnood heeft aangenomen. De rechtbank verwijst naar de vaste gedragslijn van verweerder, die vereist dat de nareiziger zijn identiteit en familierechtelijke relatie met de referent moet aantonen met officiële documenten. Eiser heeft geen substantieel indicatief bewijs geleverd en zijn stelling dat hij in militaire dienst is, biedt geen concrete verklaring voor het ontbreken van de benodigde documenten.
De rechtbank concludeert dat verweerder op grond van artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kon afzien van het horen van de referent, omdat het bezwaar kennelijk ongegrond was. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.