ECLI:NL:RBDHA:2021:5274
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor nareis in asielzaken
In deze zaak heeft eiseres, een Eritrese nationaliteit hebbende, op 22 april 2020 beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor nareis in asielzaken op 26 maart 2020 had afgewezen. De rechtbank heeft de behandeling van het beroep op 19 februari 2021 gehouden, waarbij eiseres en verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Eiseres stelt dat zij niet in staat is officiële documenten te overleggen die haar familierechtelijke relatie met haar biologische vader, die een asielvergunning heeft, aantonen. Verweerder heeft echter overwogen dat eiseres geen bewijsnood heeft aangetoond, aangezien uit informatie blijkt dat geboorten in Eritrea geregistreerd worden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de door eiseres overgelegde kerkelijke doopakte niet kan worden aangemerkt als substantieel indicatief bewijs, omdat deze niet door de Eritrese autoriteiten is afgegeven en niet op echtheid kan worden onderzocht. De rechtbank heeft geconcludeerd dat verweerder niet gehouden was om nader onderzoek te verrichten naar de familierechtelijke relatie, en dat eiseres terecht niet in aanmerking is gebracht voor nareis. Het beroep is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.