ECLI:NL:RBDHA:2021:5256

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 april 2021
Publicatiedatum
25 mei 2021
Zaaknummer
AWB 20/5759
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing mvv-aanvraag op basis van niet aangetoonde feitelijke gezinsband en identiteit biologische ouders

In deze zaak heeft eiseres, een Ethiopische nationaliteit, beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) heeft afgewezen. De aanvraag was ingediend door haar pleegouder, referente, met als doel verblijf bij haar pleegouder. De rechtbank heeft op 12 maart 2021 de behandeling van het beroep gehouden, waarbij zowel eiseres als verweerder zich hebben laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

De rechtbank oordeelt dat de familierechtelijke relatie tussen eiseres en referente niet is aangetoond. De identiteit van eiseres' biologische ouders is onbekend, wat het onmogelijk maakt om te beoordelen of de gezinsband met hen is verbroken. Eiseres heeft aangevoerd dat de moeder van referente voor haar heeft gezorgd en dat de pleegrelatie dus vaststaat, maar de rechtbank oordeelt dat er onvoldoende bewijs is overgelegd om de identiteit van de biologische ouders aan te tonen. Verweerder heeft terecht van eiseres en referente verlangd dat zij zich inspannen om de biologische ouders op te sporen, wat niet is gebeurd.

De rechtbank concludeert dat er geen feitelijke gezinsband kan worden vastgesteld, waardoor verweerder geen familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM heeft kunnen aannemen. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 16 april 2021, en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 20/5759
V-nummer: [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres,

(gemachtigde: mr. F.A. van den Berg),
en

de staatssecretaris van Justitie en veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. M. Lorier).

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 24 juni 2020 (het bestreden besluit).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 12 maart 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en heeft de Ethiopische nationaliteit. Eiseres beoogt verblijf bij haar gestelde pleegouder, [referente] (referente). Op 9 november 2017 heeft referente namens eiseres een aanvraag ingediend tot afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor de procedure Toegang en Verblijf met als verblijfsdoel ‘familie en gezin’. Op 7 december 2018 is referente door verweerder gehoord over de mvv-aanvraag.
2. Verweerder heeft de aanvraag bij besluit van 5 april 2019 afgewezen. Bij het bestreden besluit is het bezwaar daartegen kennelijk ongegrond verklaard. Verweerder acht de familierechtelijke relatie tussen eiseres en referente niet aangetoond. De identiteit van de biologische ouders van eiseres is niet bekend, zodat niet kan worden beoordeeld of de gezinsband met hen is verbroken.
3. Eiseres voert in beroep aan dat de identiteit van haar biologische ouders niet hoeft te worden aangetoond. De moeder van referente heeft immers tot aan haar dood voor eiseres gezorgd en referente heeft vervolgens de zorg voor eiseres overgenomen tot haar vertrek naar Nederland. De pleegrelatie staat dan ook vast. Het is volgens eiseres onmogelijk de biologische ouders op te sporen, aangezien hun namen niet bekend zijn. Eiseres stelt dat zij en referente ten onrechte niet op het bezwaar zijn gehoord.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Een mvv kan worden verleend aan de vreemdeling ten aanzien van wie is aangetoond dat hij voldoet aan de vereisten voor toegang en verlening van een verblijfsvergunning. [1] Een verblijfsvergunning onder beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid wordt verleend aan het minderjarige biologische of juridische kind van de hoofdpersoon, dat naar het oordeel van verweerder feitelijk behoort en reeds in het land van herkomst feitelijk behoorde tot het gezin van die hoofdpersoon en dat onder het rechtmatige gezag van die hoofdpersoon staat. [2]
5. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat die beoordeling in het geval van een gesteld pleegkind onlosmakelijk verbonden is met de beoordeling of dat pleegkind nog behoort tot het gezin van de biologische ouders. [3]
6. De identiteit van de biologische ouders van eiseres is niet met documenten onderbouwd. Hoewel eiseres en referente stellen niet te weten wie de biologische ouders van eiseres zijn, heeft verweerder in dit verband geen bewijsnood hoeven aannemen. Referente heeft immers ook verklaard dat haar overleden moeder wist wie de biologische ouders van eiseres zijn. Gelet hierop mocht verweerder dan ook van eiseres en referente verlangen dat zij zich inspannen om de biologische ouders van eiseres op te sporen, bijvoorbeeld door navraag te doen bij andere familieleden van referente. Van dergelijke inspanningen is niet gebleken.
7. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat eiseres geen indicatief bewijs heeft overgelegd van de identiteit van haar biologische ouders. Eiseres heeft slechts een tardief verkregen geboorteakte overgelegd, waarop de namen van de ouders van referente staan vermeld, en een niet gelegaliseerde adoptieverklaring, die vermeldt dat eiseres een weeskind is zonder familie. Daargelaten dat hier geen informatie over de identiteit van de biologische ouders aan kan worden ontleend, impliceert deze laatste vermelding wel dat bekend is wie de ouders zijn.
8. Verweerder heeft daarom terecht aan eiseres tegengeworpen dat niet is aangetoond wie haar biologische ouders zijn en dat zij evenmin aannemelijk heeft gemaakt dat geen van beide biologische ouders meer voor haar kunnen zorgen. Nu hierdoor niet kan worden vastgesteld dat eiseres niet langer tot het gezin van haar biologische ouders behoort, kan evenmin worden geconcludeerd tot een feitelijke gezinsband met referente. De enkele verklaring dat eiseres en referente in Ethiopië in gezinsverband hebben geleefd is hiervoor onvoldoende.
9. Nu de feitelijke gezinsband niet is vast te komen staan, heeft verweerder terecht geen familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM [4] aangenomen.
10. Het beroep van eiseres op het belang van het kind slaagt niet, nu de gezinsrelatie met e niet is vastgesteld. Evenmin slaagt een beroep op het arrest E. [5] In het geval van eiseres staat niet vast dat haar biologische ouders zijn overleden en verder blijft zij niet alleen achter in het land van herkomst. Uit informatie van referente volgt dat eiseres bij familie van referente in Ethiopië verblijft.
11. Van het horen in bezwaar mag slechts met toepassing van artikel 7:3, aanhef, en onder b, van de Awb [6] worden afgezien, indien op voorhand redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. Gelet op de motivering van het bestreden besluit en de gronden in het bezwaarschrift is in dit geval aan deze maatstaf voldaan, zodat verweerder van het horen heeft mogen afzien.
12. Het beroep is ongegrond.
13. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. S.X. Scholten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 april 2021.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.artikel 2p, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Artikel 3.13, eerste lid, in samenhang met artikel 3.14, aanhef en onder c, van het Vreemdelingenbesluit 2000.
3.Zie de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:25 en van 8 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1000.
4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
5.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 13 maart 2019, C-635/17 E. t. Nederland, ECLI:EU:C:2019:192.
6.Algemene wet bestuursrecht.