Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser], eiser
Procesverloop
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 april 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. E.R. Hagenaars, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 23 maart 2021 was genomen. Dit besluit hield in dat aan de eiser de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht op basis van de Dublinverordening en dat er een significant risico bestaat dat de eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Tijdens de zitting op 6 april 2021 heeft de eiser aangegeven dat hij ten onrechte was aangehouden, maar de rechtbank oordeelde dat de feitelijke gronden voor de maatregel niet waren betwist. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was, gezien de omstandigheden van de eiser, waaronder het ontbreken van een vaste woon- of verblijfplaats en onvoldoende middelen van bestaan. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. Y. Sneevliet, in aanwezigheid van griffier mr. S. Bazaz.