ECLI:NL:RBDHA:2021:4817

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 april 2021
Publicatiedatum
10 mei 2021
Zaaknummer
NL20.9838 en NL20.9842
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Iraanse moeder en dochter wegens onvoldoende geloofwaardigheid van asielmotieven

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvragen van twee Iraanse vrouwen, eiseres 1 en eiseres 2, die respectievelijk de moeder en dochter zijn. De aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd zijn door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De rechtbank heeft op 28 april 2021 geoordeeld dat de geloofwaardig geachte relevante elementen niet tot de conclusie leiden dat eiseressen in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staan. Eiseres 1 heeft aangevoerd dat zij en haar dochter worden gezocht door de Iraanse autoriteiten vanwege hun afvalligheid van de islam en de arrestatie van eiseres 2 wegens het kopen van een verboden boek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van eiseressen inconsistent zijn en dat zij niet voldoende hebben aangetoond dat zij daadwerkelijk risico lopen bij terugkeer naar Iran. De rechtbank heeft de verklaringen van eiseres 1 over haar afvalligheid en de problemen die zij ondervindt met de islam als onvoldoende geloofwaardig beoordeeld. Eiseres 2 heeft eveneens niet kunnen aantonen dat zij problemen heeft ondervonden vanwege haar afvalligheid. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris de aanvragen terecht heeft afgewezen en dat er geen grond is voor het oordeel dat eiseressen een gegronde reden hebben te vrezen voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. De beroepen zijn ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL20.9838 en NL20.9842

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiseres 1] , eiseres 1,

V-nummer: [V-nummer 1]
[eiseres 2], eiseres 2,
V-nummer: [V-nummer 2]
tezamen te noemen: eiseressen
(gemachtigde: mr. B.J.P.M. Ficq),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.P.G.H. Belluz).

ProcesverloopBij separate besluiten van 9 april 2020 (bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eiseressen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.

Eiseressen hebben tegen de bestreden besluiten beroepen ingesteld.
Verweerder heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 maart 2021. Eiseressen zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen S.L. Moallemzadeh. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres 1 is de moeder van eiseres 2. Eisers 1 is geboren op [geboortedag 1] 1969 en eisers 2 is geboren op [geboortedag 2] 1994. Eiseressen hebben de Iraanse nationaliteit.
2. Eiseressen hebben aan hun asielaanvraag ten grondslag gelegd dat eiseres 2 in Iran gearresteerd is geweest wegens het kopen van een verboden boek. Eiseres 1 heeft haar beklag over deze arrestatie en over de profeten gedaan bij de zender Voice of America (VOA). Eiseressen worden door de autoriteiten gezocht en vrezen te worden gearresteerd, omdat de autoriteiten nu weten dat zij afvallig zijn.
3. Verweerder heeft het asielrelaas van eiseres 1 opgedeeld in de volgende relevante elementen:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • Afvalligheid;
  • De uit afvalligheid voortkomende problemen;
  • Passieve invulling/houding jegens de islam;
  • Tweemaal opgepakt vijf jaar geleden en een Sepah agent beledigd.
Verweerder heeft het asielrelaas van eiseres 2 opgedeeld in de volgende relevante elementen:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • Het kopen van een verboden boek;
  • Afvalligheid en de daaruit voortvloeiende problemen;
  • Eiseres 2 wordt gezocht in het land van herkomst;
  • Passieve invulling islam.
Verweerder heeft de door eiseressen opgegeven identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. Ten aanzien van eiseres 1 heeft verweerder nog geloofwaardig geacht de relevante elementen passieve invulling/houding jegens de islam en het tweemaal opgepakt zijn vijf jaar geleden en het hebben beledigd van een Sepah agent. Ten aanzien van eiseres 2 heeft verweerder het relevante element passieve invulling islam geloofwaardig geacht. De overige relevante elementen uit de asielrelazen acht verweerder ongeloofwaardig.
4. Eiseressen hebben in beroep, samengevat weergegeven, aangevoerd dat verweerder ondeugdelijk heeft gemotiveerd waarom hun problemen niet geloofwaardig worden geacht.
4.1.
Eiseres 1 bestrijdt dat zij niet voldoende concreet heeft gemaakt waarom zij niet langer in de islam gelooft. Eiseres 1 komt uit een 'moslim' familie, maar heeft dit geloof niet gepraktiseerd. Eiseres 1 is geen agnost. Zij gelooft in god. In de loop van de decennia heeft zij, gelet op de wijze waarop in Iran de islam wordt beleden, zich niet langer willen associëren met dit geloof. Verweerder laat na bij de beoordeling te betrekken dat de problemen die eiseres 1 heeft met de islam, ook als een afwijkende politieke overtuiging kunnen worden geduid. Verweerder heeft voorts ten onrechte geen rekening gehouden met het feit dat eiseres 1 last heeft van concentratieproblemen en heeft haar ten onrechte tegengeworpen dat haar verklaringen tegenstrijdig zijn met de verklaringen van eiseres 2. Verweerder heeft niet conform Werkinstructie 2010/13 (WI 2010/13) gehandeld. Verweerder heeft voorts ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiseres 1 met VOA heeft gebeld en dat mensen van de inlichtingendienst bij haar thuis zijn geweest.
4.2.
Eiseres 2 voert aan dat zij zich nooit echt als moslim heeft gezien. Haar zoektocht betreft voornamelijk een zoektocht ten aanzien van de redenen van het al dan niet bestaan van wereldreligies en het al dan niet bestaan van god. Zij is op basis van rationeel onderzoek tot de conclusie gekomen dat god niet bestaat. Er heeft een onjuiste beoordeling plaatsgevonden, namelijk of het geloofwaardig is dat zij afstand heeft genomen van de islam terwijl ter beoordeling had moeten liggen of het geloofwaardig was dat zij afstand heeft genomen van religies en god. Verweerder heeft eiseres 2 ten onrechte tegengeworpen dat haar verklaringen op verschillende punten niet overeenkomen met die van eiseres 1 en om die reden ongeloofwaardig zouden zijn. Verweerder heeft voorts ondeugdelijk gemotiveerd waarom de problemen van eiseres 2 met de universiteit niet worden gevolgd en heeft, hoe de overtuiging van eiseres 2 ook gekwalificeerd mag worden, ten onrechte niet beoordeeld of eiseres 2 ook te vrezen heeft vanwege het hebben van een afwijkende mening.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
Ten aanzien van eiseres 1
5.1.
De rechtbank is allereerst van oordeel dat eiseres 1 niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij vanwege concentratieproblemen en psychische of emotionele problematiek onvoldoende in staat is geweest over haar asielmotieven te verklaren. Uit het FMMU-advies volgt dat er geen beperkingen waren in verband waarmee eiseres 1 niet kon worden gehoord. Wel moest rekening worden gehouden met oplopende spanning/stress die zich kon uiten in een beklemmend, benauwend gevoel gepaard gaan met hartkloppingen en een emotionele reactie, aldus de FMMU. Eiseres 1 heeft voorafgaand aan het gehoor aangegeven zich lichamelijk en geestelijk in staat te voelen om het gehoor te laten plaatsvinden en heeft aan het eind van het gehoor verklaard dat zij de tolk goed heeft verstaan en de vragen heeft begrepen, en verder geen op- of aanmerkingen te hebben. Dat eiseres 1 in dat gehoor heeft aangegeven medicijnen te gebruiken en concentratieproblemen te hebben, is zonder nadere onderbouwing onvoldoende voor het oordeel dat zij niet had mogen worden gehoord of dat verweerder niet van de door haar afgelegde verklaringen had mogen uitgaan in de beoordeling. De stelling van eiseres 1 dat vanwege haar concentratieproblemen twee verhaallijnen door elkaar zijn gelopen in haar verklaringen, namelijk over de aankoop van het verboden boek en de arrestatie van eiseres 2, is daartoe onvoldoende. Eiseres 1 is tijdens het gehoor op meerdere momenten geconfronteerd met tegenstrijdigheden in haar verklaringen en de rechtbank ziet in het gehoorverslag geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de geconstateerde tegenstrijdigheden aan concentratieproblemen te wijten zouden zijn. De beroepsgrond met betrekking tot de beperkingen van eiseres 1 om consistent te kunnen verklaren faalt derhalve.
5.2.
Verweerder heeft de verklaringen van eiseres 1 dat zij geboren is als moslim, niet praktiserend is en zichzelf sinds ongeveer de leeftijd van 25 jaar als afvallige is gaan zien, in het voornemen getoetst aan de hand van hetgeen in Werkinstructie 2019/18 (WI 2019/18) met betrekking tot ‘afvalligheid’ en ‘toegedichte afvalligheid’ is aangegeven. In het bestreden besluit heeft verweerder tevens getoetst of eiseres 1, gelet op haar verklaringen, bekeerd is tot een ander geloof. Hiermee is de beoordeling in overeenstemming met het in WI 2019/18 beschreven toetsingskader.
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat eiseres 1 niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in Iran als afvallige zal worden gezien. Verweerder heeft aan eiseres 1 allereerst niet ten onrechte tegengeworpen dat zij de gestelde verandering in haar gedachtegoed niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiseres 1 heeft niet inzichtelijk gemaakt wat er toe heeft geleid dat zij zich als afvallige is gaan zien. Verweerder heeft de verklaringen van eiseres 1 dat zij steeds slechter is gaan kijken naar de islam door de dingen waarvan zij getuige is geweest in Iran en dat de bevolking onder druk wordt gezet en wordt blootgesteld aan armoede, fraude en onderdrukking, niet ten onrechte als algemeen aangemerkt. Dit geldt ook voor de verklaringen van eiseres 1 dat zij het niet eens is met de islamitische voorschriften en naar vrijheid verlangt. Dergelijke algemene kritiek maakt nog niet inzichtelijk welk proces eiseres 1 heeft doorgemaakt om zich van de islam af te wenden en welke diepgewortelde overtuiging daaraan ten grondslag ligt (vergelijk de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2072, en 21 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4300). Dat eiseres 1 niet religieus is en daardoor slechts een kleine verandering in haar gedachtegoed heeft ondergaan, laat onverlet dat zij algemeen, summier en tegenstrijdig heeft verklaard over dat proces. De rechtbank ziet niet in dat eiseres 1 niet meer en gedetailleerder over de gestelde verandering, hoe klein deze ook is, heeft kunnen verklaren. Verweerder heeft zich dan ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres 1 niet inzichtelijk heeft gemaakt wat haar authentieke verhaal is dat ertoe heeft geleid dat zij zichzelf als afvallige is gaan zien. De verklaring van eiseres 1 dat zij de gestelde verandering heeft doorgemaakt doordat zij boeken heeft gelezen, heeft verweerder niet ten onrechte als onvoldoende geacht voor een ander oordeel. Verweerder wijst terecht erop dat eiseres 1 in dat verband slechts één boek heeft genoemd en niet kon uitleggen wat in dat boek haar deed beseffen dat zij afvallig was, hetgeen eveneens afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de gestelde afvalligheid. Voorts heeft verweerder
eiseres 1 kunnen tegenwerpen dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij zich is gaan gedragen op een manier waarop zij als afvallige zou worden bestempeld. Eiseres 1 heeft op normale wijze haar leven in Iran kunnen leiden, hetgeen niet mogelijk zou zijn geweest als de autoriteiten haar als afvallige zouden beschouwen. De stelling van eiseres 1 dat zij haar ongelovigheid nu wel in het openbaar wil gaan uiten heeft verweerder eveneens niet ten onrechte niet aannemelijk geacht, nu eiseres 1 deze stelling niet nader heeft onderbouwd. Bovendien heeft eiseres 1 in het nader gehoor verklaard dat zij bij terugkeer haar gedachtegoed niet in het openbaar zal uiten.
5.4.
De rechtbank is verder met verweerder van oordeel dat de verklaringen van
eiseres 1 geen aanknopingspunten bevatten dat zij als een asielmotief ook het hebben van een afwijkende politieke overtuiging heeft aangevoerd. Verweerder wijst er terecht op dat eiseres 1 tijdens het nader gehoor de vraag of zij ooit problemen heeft ondervonden vanwege haar politieke overtuiging of haar politieke activiteiten, met ‘nee’ heeft beantwoord. Er is geen grond voor het oordeel dat de beoordeling van verweerder op dit punt onzorgvuldig of ontoereikend is geweest.
5.5.
Verweerder heeft voorts deugdelijk gemotiveerd waarom de gestelde problemen die uit afvalligheid voortkomen, niet aannemelijk worden geacht. Aangezien een deel van het relaas van eiseres 1 over deze problemen, met het relaas van eiseres 2 overlapt, heeft verweerder de tegenstrijdige verklaringen van eiseressen – waarvan in het voornemen voorbeelden zijn aangedragen – in de beoordeling mogen betrekken. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de geconstateerde tegenstrijdigheden afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van de gestelde problemen. Verweerder heeft het relaas van eiseres 1 ook op eigen merites beoordeeld en gemotiveerd uiteengezet waarom dat relaas niet wordt gevolgd. Verweerder heeft eiseres 1 terecht tegengeworpen dat zij niet eenduidig heeft verklaard over de aanleiding voor haar vertrek. Eiseres 1 wist niet de juiste titel van het boek, voor de aankoop waarvan haar dochter gearresteerd zou zijn geweest, en de datum waarop het boek is aangeschaft. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat nu dit een voor eiseressen ingrijpende gebeurtenis betreft die met hun vertrek uit Iran te maken heeft, van eiseres 1 mag worden verwacht dat zij met betrekking tot dat boek concreet en eenduidig kan verklaren. Verweerder heeft voorts niet ten onrechte niet geloofwaardig geacht dat eiseres 1 tijdens een live programma van de VOA-zender haar beklag over de arrestatie van eiseres 2 heeft gedaan. Verweerder heeft niet aannemelijk kunnen achten dat eiseres 1 zo’n groot risico zou hebben genomen, te meer nu zij ook heeft verklaard dat zij altijd erg voorzichtig in haar uitlatingen is geweest uit veiligheid voor haar familie. Verweerder heeft terecht erop gewezen dat tussen de gestelde arrestatie en de live uitzending enkele dagen tijd heeft gezeten waardoor het niet aannemelijk te achten is dat eiseres 1 uit opwelling zou hebben gehandeld zonder over de gevolgen te hebben nagedacht.
Verder heeft verweerder deugdelijk gemotiveerd waarom het gestelde bezoek aan het thuisadres van eiseres 1 door de veiligheidsdienst niet geloofwaardig wordt geacht.
Eiseres 1 baseert zich enkel op een mededeling van haar man en op niet onderbouwde vermoedens. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres 1 niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij geen tijd had om documenten te vergaren die haar asielrelaas ondersteunen, aangezien eiseressen na de gestelde arrestatie van 23 of 24 oktober 2018 pas op 18 november 2018 Iran hebben verlaten.
5.6.
Tot slot heeft verweerder deugdelijk gemotiveerd dat de ten aanzien van eiseres 1 geloofwaardig geachte relevante elementen niet tot de conclusie leiden dat eiseres 1 in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staat en een gegronde reden heeft te vrezen voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag of een behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en fundamentele vrijheden (EVRM) bij terugkeer naar Iran.
Ten aanzien van eiseres 2
5.7.
De rechtbank is allereerst van oordeel dat verweerder met de in het voornemen aangedragen voorbeelden van inconsistente en wisselende verklaringen van eiseres 2 omtrent het verboden boek, de koop waarvan tot haar vertrek uit Iran zou hebben geleid, deugdelijk heeft gemotiveerd waarom niet aannemelijk wordt geacht dat eiseres 2 dat boek heeft gekocht. Verweerder wijst in dit verband terecht erop dat eiseres 2 niet concreet heeft kunnen verklaren over de inhoud van het boek. Verweerder heeft niet ten onrechte niet geloofwaardig geacht dat eiseres 2 bij de zoektocht en aanschaf van het boek geen voorzorgsmaatregelen heeft getroffen en niet zou hebben geweten dat er consequenties konden zitten aan haar acties. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat gelet op de gevaarlijke situatie voor mensen die de islam afvallen, niet valt in te zien dat eiseres 2, die hoog opgeleid is, zich tot dergelijke gevaarlijke activiteiten heeft bewogen met de enkele gedachte dat zij zich niet kon voorstellen dat er iets zou kunnen gebeuren.
5.8.
Verweerder heeft het relaas van eiseres 2 dat zij een jarenlang onderzoek naar het (niet) bestaan van god heeft gedaan en zich als afvallige beschouwt, in het voornemen getoetst aan hetgeen in WI 2019/18 met betrekking tot ‘afvalligheid’ en ‘toegedichte afvalligheid’ is aangegeven. In het bestreden besluit heeft verweerder tevens getoetst of eiseres 2, gelet op haar verklaringen, bekeerd is tot een ander geloof. Hiermee is de beoordeling in overeenstemming met het in WI 2019/18 beschreven toetsingskader.
5.9.
Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank deugdelijk gemotiveerd waarom hij niet geloofwaardig acht dat eiseres 2 afvallige is. Eiseres 2 heeft verklaard dat zij na vijf of zes jaar van onderzoek haar religie definitief de rug heeft toegekeerd, maar zij heeft geen inzicht gegeven in de aanleiding voor, en het proces van, deze verandering in haar gedachtegoed. Verweerder stelt niet ten onrechte dat de verklaringen van eiseres 2 hieromtrent algemeen en weinig concreet zijn en geen blijk geven van het gestelde jarenlang onderzoek dat tot die verandering in haar denkwijze zou hebben geleid. Verweerder stelt niet ten onrechte dat het enkel benoemen van schrijvers en boeken geen inzicht toont in hoe eiseres 2 haar onderzoek heeft uitgevoerd, welke zaken zij hieruit heeft geleerd en waarom dit tot de gestelde verandering in haar denkwijze heeft geleid. Verder heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat de stelling van eiseres 2 dat zij geheime discussiebijeenkomsten en cursussen heeft gevolgd, haar afvalligheid niet aannemelijk maakt, reeds omdat de gestelde deelname van eiseres 2 aan zulke activiteiten niet nader is onderbouwd. Gezien het vorenstaande heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres 2 niet inzichtelijk heeft gemaakt wat haar authentieke en persoonlijke verhaal is dat ertoe heeft geleid dat zij zichzelf als afvallige is gaan zien. Dat eiseres 2 in het nader gehoor onvoldoende in staat zou zijn geweest om haar authentieke verhaal naar voren te brengen omdat de gehoorambtenaar haar op belangrijke punten in haar verklaringen heeft onderbroken, volgt de rechtbank niet. Het gehoorverslag bevat onvoldoende aanknopingspunten voor deze stelling van eiseres 2. De stelling van eiseres 2 dat verweerder had moeten toetsen of zij afvallig is van alle godsdiensten in plaats van of zij afvallig is van de islam, leidt ook niet tot een ander oordeel, omdat ook dan geldt dat eiseres 2 het gestelde proces van verandering in haar denkwijze niet inzichtelijk heeft gemaakt.
5.10.
Verweerder heeft zich voorts op goede gronden op het standpunt gesteld dat
eiseres 2 niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij problemen heeft ondervonden vanwege toegedichte afvalligheid. Verweerder heeft het niet nader onderbouwde vermoeden van eiseres 2 dat haar gestelde afvalligheid door de universiteit was opgemerkt, niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Eiseres 2 heeft de door haar gestelde problemen met de universiteit, die verband zouden houden met door haar gevoerde discussies over god en de islam, niet nader onderbouwd. Verweerder heeft aan de brief van de universiteit van 24 april 2019 terecht niet de door eiseres 2 toegewenste waarde toegekend, nu eiseres 2 volgens die brief nog ingeschreven is als voltijdsstudente, maar zij in het nader gehoor heeft verklaard dat zij met haar studie is gestopt, en ook ter zitting heeft bevestigd dat zij niet meer ingeschreven is aan de universiteit. Verweerder heeft zich voorts niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat aangezien de afvalligheid van eiseres 2 van het islamitische geloof en de koop van het verboden boek niet geloofwaardig zijn bevonden, de gestelde arrestatie eveneens niet geloofwaardig is. Verweerder heeft daarbij niet ten onrechte erop gewezen dat ook indien eiseres 2 gearresteerd zou zijn geweest, zij zonder ernstige problemen is vrijgelaten, nu zij heeft gesteld dat zij een verklaring heeft moeten ondertekenen en daarna niets van de autoriteiten heeft vernomen. Uit de verklaringen van eiseres 2 blijkt niet dat van een acute vluchtsituatie sprake is geweest, hetgeen de gestelde vrees voor de autoriteiten niet onderbouwt.
5.11.
Verweerder heeft zich voorts niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres 2 niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in Iran wordt gezocht door de autoriteiten. Verweerder heeft hiertoe van belang kunnen achten dat eisers 2 na de gestelde arrestatie zonder voorwaarden in vrijheid is gesteld, er geen zichtbare maatregelen door de autoriteiten zijn getroffen en haar medegedeeld werd dat zij niet zou worden overgedragen aan de inlichtingen- en veiligheidsdienst. Eiseres 2 heeft ook verklaard dat de directe aanleiding om te vluchten de angst van haar vader is geweest voor hetgeen eiseres 2 en haar moeder zou overkomen in de toekomst. Dat eiseres 2 vanwege de gestelde arrestatie een risico voor vervolging bij terugkeer naar Iran loopt, heeft verweerder gezien het hiervoor overwogene niet ten onrechte niet aannemelijk geacht.
5.12.
De rechtbank is verder met verweerder van oordeel dat de verklaringen van
eiseres 2 geen aanknopingspunten bevatten dat zij als een asielmotief het hebben van een afwijkende politieke overtuiging heeft aangevoerd. Verweerder wijst er in dit verband terecht op dat eiseres 2 in het nader gehoor heeft verklaard nimmer problemen te hebben ondervonden vanwege haar politieke overtuiging dan wel vanwege het verrichten van activiteiten voor (of het behoren tot) enige politieke of maatschappelijke organisatie. Dat verweerder ten onrechte geen beoordeling heeft verricht of eiseres 2 bij terugkeer naar Iran te vrezen heeft voor vervolging vanwege het aanhangen van een afwijkende politieke overtuiging, wordt door de rechtbank dan ook niet gevolgd.
5.13.
Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat de ten aanzien van eiseres 2 geloofwaardig geachte relevante elementen niet tot de conclusie leiden dat eiseres 2 in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staat en een gegronde reden heeft te vrezen voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag of een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.
6. De beroepen zijn ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep NL20.9838 en het beroep NL20.9842 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid vanmr. I.N. Powell, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.