ECLI:NL:RBDHA:2021:4804
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens onbekende bestemming van de eiser
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 mei 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, is met onbekende bestemming vertrokken. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen, waarna eiser beroep heeft ingesteld. Tijdens de zitting op 22 maart 2021 is eiser echter niet verschenen, en zijn gemachtigde heeft ook geen informatie verstrekt over de verblijfplaats van eiser.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 22 september 2020 met onbekende bestemming is vertrokken en dat er een Dublinclaim door Duitsland is ingediend, die door Nederland is geaccepteerd. De rechtbank heeft overwogen dat, volgens jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, als een vreemdeling zonder kennisgeving vertrekt, er in beginsel vanuit moet worden gegaan dat hij geen prijs stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht.
Aangezien eiser niet heeft laten weten dat hij nog in Nederland verblijft en er geen contact is met zijn gemachtigde, concludeert de rechtbank dat eiser geen procesbelang meer heeft bij de behandeling van het beroep. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.