ECLI:NL:RBDHA:2021:4804

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 mei 2021
Publicatiedatum
10 mei 2021
Zaaknummer
NL20.9487
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens onbekende bestemming van de eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 mei 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, is met onbekende bestemming vertrokken. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen, waarna eiser beroep heeft ingesteld. Tijdens de zitting op 22 maart 2021 is eiser echter niet verschenen, en zijn gemachtigde heeft ook geen informatie verstrekt over de verblijfplaats van eiser.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 22 september 2020 met onbekende bestemming is vertrokken en dat er een Dublinclaim door Duitsland is ingediend, die door Nederland is geaccepteerd. De rechtbank heeft overwogen dat, volgens jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, als een vreemdeling zonder kennisgeving vertrekt, er in beginsel vanuit moet worden gegaan dat hij geen prijs stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht.

Aangezien eiser niet heeft laten weten dat hij nog in Nederland verblijft en er geen contact is met zijn gemachtigde, concludeert de rechtbank dat eiser geen procesbelang meer heeft bij de behandeling van het beroep. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.9487

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. I.M. Borggreve),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.P.G.H. Belluz).

ProcesverloopBij besluit van 30 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 maart 2021. Eiser en zijn gemachtigde zijn met bericht niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft ter zitting medegedeeld dat eiser op 22 september 2020 met onbekende bestemming is vertrokken en dat Duitsland op 19 november 2020 een zogeheten Dublinclaim bij Nederland heeft ingediend die op 1 december 2020 door Nederland is geaccepteerd. Verweerder heeft ter onderbouwing van deze stelling stukken aan het digitale dossier geüpload (tijdens de zitting) en zich op het standpunt gesteld dat eiser geen procesbelang meer heeft bij de behandeling van het beroep.
2. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van
22 februari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:579) volgt dat als een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel vanuit gegaan moet worden dat die vreemdeling geen prijs stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op het verzoek. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.
2.1.
De rechtbank stelt vast dat eiser niet heeft laten weten dat hij nog in Nederland verblijft en dat hij nog contact met zijn gemachtigde onderhoudt. Ook de gemachtigde van eiser heeft de rechtbank niet geïnformeerd dat eiser nog in Nederland verblijft en zij nog contact met hem heeft. Dit volgt niet uit de berichten die de gemachtigde voorafgaand aan de zitting naar de rechtbank heeft verstuurd en ook na de zitting heeft de gemachtigde hierover geen informatie gegeven.
2.2.
Nu uit de door verweerder verstrekte informatie blijkt dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en eiser verweerder niet heeft geïnformeerd waar hij verblijft, terwijl de gemachtigde van eiser aan de rechtbank ook niet duidelijk heeft gemaakt dat zij van de verblijfsplaats van eiser op de hoogte is en met hem gesproken heeft over de verdere voortgang van de beroepsprocedure, moet er van uit worden gegaan dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem verzochte bescherming en op een beoordeling van zijn beroep. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser geen procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het door hem ingestelde beroep tegen het bestreden besluit.
3. Gelet op het voorgaande is het beroep niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid vanmr. I.N. Powell, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.