ECLI:NL:RBDHA:2021:4792
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot erkenning van Pools vonnis en tenuitvoerlegging in Nederland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 4 mei 2021 uitspraak gedaan in een kort geding waarin eiser, een Poolse nationaliteit, de Staat der Nederlanden vorderde om in te stemmen met de toezending van een certificaat door de Poolse autoriteiten voor de tenuitvoerlegging van een Poolse gevangenisstraf. Eiser was in Polen veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar en tien maanden en had in Nederland een verzoek ingediend om deze straf in Nederland te ondergaan. De minister voor Rechtsbescherming had echter geweigerd om de tenuitvoerlegging van de Poolse straf over te nemen, omdat eiser niet voldeed aan de eis van vijf jaar onafgebroken en rechtmatig verblijf in Nederland, zoals gesteld in de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties (WETS).
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de minister in redelijkheid kon weigeren om de tenuitvoerlegging van de Poolse straf over te nemen. Eiser had niet aangetoond dat hij aan de voorwaarden voldeed, en de minister had een beleidsmatige keuze gemaakt die niet onredelijk was. De voorzieningenrechter heeft de vordering van eiser afgewezen en hem veroordeeld in de kosten van het geding. De uitspraak benadrukt de discretionaire bevoegdheid van de minister en de noodzaak om de binding van de veroordeelde met Nederland te toetsen aan de hand van de WETS.