4.3.In zijn beslissing van 1 augustus 2020 is de Minister geheel voorbijgegaan aan de betekenis van het recht op family life ex artikel 8 EVRM, welk recht tevens wordt gewaarborgd door het Handvest grondrechten EU. In zijn reactie op het verzoek tot herziening van [eiseres] heeft de Minister op dit punt alsnog aangevoerd dat van schending van artikel 8 EVRM geen sprake is, dit onder verwijzing naar het oordeel van de Rechtshulpkamer van 30 oktober 2019 (aangehaald onder 2.5). Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan de motivering van de beslissing van de rechtshulpkamer de weigeringsbeslissing van de Minister niet dragen met name gelet op hetgeen sindsdien duidelijk is geworden met betrekking tot de situatie van [dochter] en haar relatie tot [eiseres] . De voorzieningenrechter acht in dat verband het volgende van belang:
- anders dan de Rechtshulpkamer heeft aangenomen, is van een gezinsverband van [dochter] met haar vader geen sprake geweest. In het Raadsrapport wordt opgemerkt dat vader de zorg over [dochter] niet op zich wil nemen en dat hij [dochter] in feite aan haar lot heeft overgelaten door haar niet zelf te verzorgen en zaken voor haar te regelen maar door haar bij anderen achter te laten en niets voor haar te regelen ten aanzien van inschrijving in een gemeente, opvang, zorgverzekering e.d. (pag. 10). Vader speelt dan ook geen rol in het leven van [dochter] (pag. 7);
- in een begeleidend schrijven d.d. 9 maart 2020 bij het Raadsrapport (dat ten tijde van de beslissing van de Rechtshulpkamer nog niet was uitgebracht) wordt het belang van contact van het kind met zijn biologische ouders benadrukt daar dit van groot belang is voor de algehele en identiteitsontwikkeling van het kind. Deze hechtingsrelatie dient in stand gehouden te worden door contact dat een persoonlijk karakter heeft, zodat contact via telefoon en videobellen onvoldoende is gezien de leeftijd van [dochter] . Het ontbreken van dit contact kan ernstige gevolgen hebben, zoals het ontwikkelen van verslaving, persoonlijkheidsstoornissen, geen vertrouwen hebben in anderen, een laag zelfbeeld en moeite met relaties. Bij tenuitvoerlegging in Nederland zou [dochter] 1 tot 2 uur fysiek contact met [eiseres] kunnen hebben, naast de mogelijkheid van telefonisch contact (zie de verklaring van de pleegzorgbegeleider, prod. 14 van [eiseres] );
- [eiseres] heeft [dochter] vanaf haar geboorte in [jaar] opgevoed en verzorgd tot haar aanhouding in 2018. Blijkens het Raadsrapport heeft [dochter] elke week telefonisch contact met haar moeder (Raadsrapport pag. 7), terwijl [pleegmoeder] op 21 februari 2020 [eiseres] met [dochter] heeft bezocht in Italië vanwege het voortdurend aandringen van [dochter] . Uit deze omstandigheden en de beschrijving van dit bezoek (productie 12 van [eiseres] ) is aannemelijk dat [dochter] een reële band heeft met [eiseres] ;
- Het in stand houden van deze band houdt de optie open dat [eiseres] na haar detentie - thans nog ca 5 1/2 jaar afgezien van verkorting door een eventuele v.i.- de zorg voor [dochter] weer op zich neemt, zoals uitdrukkelijk de wens is van [eiseres] evenals van [pleegmoeder] , terwijl ook de Raad voor de Kinderbescherming van deze mogelijkheid lijkt uit te gaan:
“Daarnaast moet zicht komen op de situatie van moeder en (of) daarmee ook het toekomstperspectief van [dochter] ”(pag. 5 van het Raadsrapport). Van belang hierbij is dat in dat geval het verblijfsrecht van [eiseres] in principe herleeft (zie de brief van de Minister genoemd onder 2.8), zodat [eiseres] ook daadwerkelijk in staat is deze zorg op zich te nemen.