ECLI:NL:RBDHA:2021:4739
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Naheffingsaanslag omzetbelasting en aftrek van voorbelasting in fiscale eenheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 april 2021 uitspraak gedaan over een naheffingsaanslag omzetbelasting die aan eiseres, een fiscale eenheid, was opgelegd voor de jaren 2015 en 2016. De rechtbank oordeelde dat eiseres de omzet voor haar prestaties aan twee vennootschappen had moeten factureren in de betreffende jaren, ondanks onenigheid tussen de afnemers over de verdeling van de kosten. De rechtbank stelde vast dat de enkele omstandigheid van onenigheid niet betekende dat het werk niet was opgeleverd en aanvaard. Hierdoor was de omzetbelasting verschuldigd in de jaren 2015 en 2016.
Daarnaast oordeelde de rechtbank dat eiseres geen recht had op aftrek van omzetbelasting voor werkzaamheden aan een pand dat zij had overgenomen, omdat deze werkzaamheden al waren verricht voordat zij het pand kocht en eiseres niet de opdrachtgever was. De rechtbank concludeerde dat de verzuimboetes en belastingrente terecht waren opgelegd, maar dat de vergrijpboete niet in stand kon blijven, omdat niet was aangetoond dat eiseres opzet of grove schuld had.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond voor zover het betrekking had op de vergrijpboete, vernietigde deze boete en veroordeelde verweerder in de proceskosten van eiseres. De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig factureren van omzet en de voorwaarden voor het recht op aftrek van voorbelasting.