ECLI:NL:RBDHA:2021:4646

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 april 2021
Publicatiedatum
4 mei 2021
Zaaknummer
AWB - 19 _ 5368
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering op medische en arbeidskundige gronden met toepassing van artikel 6:22 Awb

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. I. Winia, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door J.H. Swart. Eiseres had een WIA-uitkering die per 30 mei 2019 door het Uwv was beëindigd op basis van een medisch en arbeidskundig onderzoek. Eiseres was van mening dat haar belastbaarheid was verslechterd en dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met haar medische beperkingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de rapporten van de verzekeringsartsen voldoende onderbouwd waren. De rechtbank oordeelde dat de geduide functies binnen de belastbaarheid van eiseres vielen en dat er geen aanleiding was om de besluiten van het Uwv te herzien. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en veroordeelde het Uwv in de proceskosten van eiseres, die op € 2.110,47 werden vastgesteld. De rechtbank heeft toepassing gegeven aan artikel 6:22 van de Awb, omdat het bestreden besluit in strijd was met artikel 7:12 van de Awb, maar dit gebrek passeerde omdat eiseres niet benadeeld was.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/5368

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 april 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. I. Winia),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: J.H. Swart).

Procesverloop

Bij besluit van 17 december 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering die eiseres ontving op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) met ingang van 30 mei 2019 beëindigd.
Bij besluit van 15 juli 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.1
De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres was laatstelijk werkzaam als administratief financieel medewerker voor 28,93 uur per week. Zij heeft zich op 10 maart 2015 vanuit de Werkloosheidswet ziek gemeld met reumatoïde artritis, long- en schildklierklachten en een hoge bloeddruk. Eiseres ontving vervolgens een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Met ingang van 7 maart 2017 ontving eiseres een WIA-uitkering.
1.2
Op 20 augustus 2018 heeft eiseres bij verweerder gemeld dat haar gezondheid is verslechterd wegens een enkelbreuk. Verweerder heeft vervolgens een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht. Dit heeft geleid tot het primaire besluit.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Dit berust op het standpunt dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 5 juli 2019 en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (b&b) van 11 juli 2019.
3.1
Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en voert aan dat haar belastbaarheid niet verbeterd maar verslechterd is. Verweerder heeft onvoldoende rekening gehouden met de medische beperkingen van eiseres. De longproblematiek en reuma van eiseres dienen te leiden tot de conclusie dat zij niet in staat is om te werken. In de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) dienen meer beperkingen te worden aangenomen. Eiseres is energetisch sterk beperkt en kan niet in staat worden geacht de maatgevende arbeid te verrichten.
3.2
Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres een rapport ingebracht van medisch adviseur D. van der Ent (Van der Ent) van 6 januari 2020. Eiseres wijst erop dat Van der Ent zich niet kan vinden in de conclusie van de verzekeringsarts b&b over de belastbaarheid van eiseres. In haar rapport stelt Van der Ent dat er ten aanzien van de reumatoïde artritis weliswaar geen sprake is van schade aan de gewrichten, maar dat overbelasting van de gewrichten bij reumatoïde artritis kan leiden tot toename van klachten en opvlamming van de aandoening. Van der Ent acht de beperking voor werken met toetsenbord en muis zoals vastgesteld in de FML ten tijde van de eerstejaars ZW-beoordeling daarom van toepassing. Zij ziet in de rapporten van de verzekeringsartsen geen onderbouwing voor het weglaten van deze beperking, terwijl eiseres niet heeft verklaard dat deze beperkingen zijn verminderd en de klachten een chronisch karakter hebben. Daarnaast zijn andere beperkingen die verband houden met de fysieke belastbaarheid van handen, polsen, voeten en enkels ongewijzigd gebleven. Ten aanzien van de longklachten stelt Van der Ent dat eiseres bekend is met ernstige pulmonale problematiek in verband met de resttoestand na meerdere longembolieën, waarbij de weerstand in de bloedvaten is verhoogd. Dit leidt tot een hogere belasting voor de hartspier en beperkingen voor de energetische belastbaarheid. Eiseres is de instructie gegeven dat de hartfrequentie niet boven de 100 slagen per minuut mag komen. Eiseres zou normaal gesproken een hartfrequentie van 160 tot 170 slagen per minuut aan moeten kunnen. De energetische belastbaarheid is dus sterk beperkt. Eiseres is daarnaast bekend met COPD Gold II in verband waarmee de energetische belastbaarheid ongeveer 70% bedraagt. Beide aandoeningen zullen niet leiden tot een hogere energetische beperking, maar tot een meer absolute beperking omdat er geen compensatiemogelijkheden zijn. Van der Ent acht de door verweerder gegeven energetische beperkingen niet in overeenstemming met het medisch beeld. Langdurig of frequent tillen, dragen, duwen en trekken tot 10 kilogram is niet mogelijk omdat dan een aanmerkelijke energetische belasting optreedt, net zoals bij het achtereen lopen van een trap. Eiseres stelt maximaal zestien uur per week belastbaar te zijn. Rekening houdend met de beperkingen van eiseres wordt echter niet voldaan aan de geldende criteria voor een urenbeperking van vier uur per dag, aldus Van der Ent.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
5. De rechtbank stelt voorop dat verweerder zijn besluiten omtrent de mate van arbeidsongeschiktheid van een betrokkene mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn. Dit betekent niet dat deze rapporten en het daarop gebaseerde besluit in beroep niet kunnen worden aangevochten. Het is echter aan de betrokkene om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, niet voldoende duidelijk zijn, dan wel dat de in de rapporten gegeven beoordeling onjuist is.
6.1
Op 31 oktober 2018 heeft de primaire arts, onder supervisie van een verzekeringsarts, eiseres op het spreekuur gezien, waarbij een lichamelijk en psychisch onderzoek is verricht. Daarnaast heeft deze arts dossieronderzoek verricht en medische informatie van reumatoloog M. van de Schoot van 10 september 2018 bij haar oordeelsvorming betrokken. Aan de hand van haar bevindingen heeft de primaire arts een FML opgesteld. Er zijn beperkingen opgenomen in de rubrieken aanpassing aan fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen. Deze beperkingen houden verband met de longklachten, reuma en enkelklachten van eiseres.
6.2
Naar aanleiding van het bezwaar heeft verzekeringsarts b&b S.M. Lustenhouwer (Lustenhouwer) op 5 juli 2019 een rapport uitgebracht, gebaseerd op dossieronderzoek, de hoorzitting/het spreekuur op 6 mei 2019 en de medische informatie van longarts A. ten Heuvel van 18 april 2019, reumatoloog M. van de Schoot van 27 mei 2019 en longarts dr. J.J. Abbink van 21 november 2017. In haar rapport heeft Lustenhouwer uiteengezet waarom zij het grotendeels eens is met de primaire arts. Lustenhouwer heeft aanvullend een urenbeperking van 8 uur per dag en 40 uur per week opgenomen in de FML wegens lichte beperkingen op energetisch vlak.
6.3
Naar aanleiding van het beroep en het ingebrachte rapport van Van der Ent heeft verzekeringsarts b&b V. Ramautar (Ramautar) op 23 maart 2020 een aanvullend rapport uitgebracht. In dit rapport heeft Ramautar uiteengezet waarom hij geen aanleiding ziet om het standpunt van Lustenhouwer te wijzigen.
6.4
Eiseres heeft vervolgens een aanvullend rapport van Van der Ent van 17 juli 2020 ingebracht. Van der Ent acht het niet zorgvuldig dat de beperking voor werken met toetsenbord en muis zoals vastgesteld ten tijde van de eerstejaars ZW-beoordeling zonder motivering niet in de FML is overgenomen. Gelet op de anamnese en het lichamelijk onderzoek ziet Van der Ent geen aanleiding te concluderen dat de handklachten verbeterd zijn ten opzichte van de eerstejaars ZW-beoordeling of niet dezelfde ernst hebben. Zij merkt daarbij op dat bij reumatoïde artritis geen sprake hoeft te zijn van constante gewrichtsontstekingen of schade aan het gewrichtsoppervlak. Er is uitsluitend sprake van wisselende gewrichtsontsteking, waarvoor eiseres forse medicatie gebruikt. Wanneer bij onderzoek geen bewegingsbeperkingen of slechts geringe afwijkingen worden gevonden, kan niet worden gesteld dat er geen beperkingen zijn. Het advies van de reumatoloog om de gewrichten niet te overbelasten is een gebruikelijk advies bij reumatoïde artritis. Daarnaast beschrijft Van der Ent dat bij eiseres sprake is van roodheid en mogelijk een lichte zwelling, welke een aanwijzing voor een actieve artritis is.
6.5
Naar aanleiding van het tweede rapport van Van der Ent heeft Ramautar op 1 september 2020 een aanvullend rapport opgesteld. Ramautar heeft aanleiding gezien de FML te wijzigen. Hij heeft alsnog een beperking voor werken met toetsenbord en muis opgenomen in de gewijzigde FML van 1 september 2020. In het aanvullend verweerschrift van 21 september 2020 handhaaft verweerder zijn standpunt dat de WIA-uitkering van eiseres terecht is beëindigd, nu eiseres blijkens het aanvullende rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 21 september 2021 nog steeds minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
7.1
De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om het verrichte medisch onderzoek onzorgvuldig te achten. De primaire arts heeft eiseres lichamelijk en psychisch onderzocht, dossieronderzoek verricht en medische informatie van de reumatoloog bij haar oordeelsvorming betrokken. Lustenhouwer heeft eiseres psychisch onderzocht, dossieronderzoek verricht en de in bezwaar ingebrachte medische informatie bij haar oordeelsvorming betrokken. Vervolgens heeft Ramautar in beroep aanvullende rapporten uitgebracht waarin hij de ingebrachte rapporten van Van der Ent bij zijn oordeelsvorming heeft betrokken. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat alle klachten van eiseres in de beoordeling zijn betrokken. Er zijn geen klachten over het hoofd gezien en alle beschikbare informatie is meegenomen in de beoordeling.
7.2
De rechtbank is voorts van oordeel dat de beroepsgronden geen reden geven te twijfelen aan het medisch oordeel van de verzekeringsartsen. Er zijn met betrekking tot de long- en enkelklachten en de reumatoïde artritis van eiseres diverse beperkingen opgenomen in de FML. Ramautar stelt dat, met betrekking tot het standpunt van Van der Ent dat eiseres vanwege haar energetische/fysieke beperking niet voor langere duur kan duwen, trekken, tillen of dragen tot 10 kilogram, beoordelingspunt 4.14 (tillen of dragen) al uitgaat van incidenteel uitvoeren. Bij duwen en trekken gaat het er zuiver om of dit kan worden uitgevoerd en niet om de duur. Bij een belasting op langdurig duwen en trekken zou dit worden besproken met de verzekeringsarts omdat dit niet in lijn zou zijn met de beperkingen op beoordelingspunten 4.14 en 4.15 (frequent lichte voorwerpen hanteren tijdens het werk). Het is de rechtbank niet gebleken dat sprake is van langdurig duwen, trekken, tillen of dragen in de geduide functies. Met de beperkingen op beoordelingspunten 4.13 (duwen en trekken), 4.14, 4.15 en 4.16 (frequent zware lasten hanteren tijdens het werk) is rekening gehouden met de energetische beperkingen van eiseres. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat er geen medische onderbouwing bestaat voor een verdere urenbeperking. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Ramautar met zijn aanvullende rapporten in beroep gemotiveerd toegelicht waarom hij geen aanleiding ziet om meer beperkingen op te nemen in de in beroep gewijzigde FML. De rechtbank tekent daarbij aan dat verzekeringsartsen bij uitstek deskundig zijn te achten om aan de hand van de door een betrokkene aangegeven klachten en de beschikbare medische informatie de belastbaarheid van de betrokkene vast te stellen. Eiseres heeft in beroep geen medische informatie in het geding gebracht op grond waarvan geoordeeld zou moeten worden dat de verzekeringsartsen meer beperkingen hadden moeten aannemen dan waarmee in beroep al rekening is gehouden.
7.3
Het voorgaande betekent dat de medische component van het bestreden besluit naar het oordeel van de rechtbank op goede gronden berust. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om een deskundige te benoemen, zoals verzocht.
8. Naar aanleiding van de in beroep gewijzigde FML heeft de arbeidsdeskundige b&b op 21 september 2020 een aanvullend rapport opgesteld. De arbeidsdeskundige b&b concludeert dat de maatgevende arbeid niet meer passend wordt geacht voor eiseres. Er zijn echter wel functies te duiden. Het gaat om de functies mobiele surveillant (SBC-code 342023), receptionist (SBC-code 315120) en administratief ondersteunend medewerker (SBC-code 315100). Op basis van deze functies wordt eiseres voor 25,39% arbeidsongeschikt geacht. De rechtbank heeft deze functies bestudeerd. Er zijn geen aanwijzingen dat deze functies, die zijn geduid aan de hand van de beperkingen van eiseres in de FML van 1 september 2020, niet geschikt voor eiseres zouden zijn. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat de functie mobiele surveillant niet geschikt is vanwege het grotendeels buiten moeten werken in deze functie en de beperking van eiseres voor kou. Bij temperaturen boven de 25 graden blijft eiseres noodgedwongen binnen omdat de lucht te zwaar wordt om in te ademen. De functie is te zwaar voor eiseres gelet op haar ernstige vermoeidheidsklachten en kortademigheid bij geringe inspanning. Het surveilleren en handhaven bedraagt 70% van de werktijd. Op straat zijn gassen en dampen aanwezig, waarop eiseres eveneens beperkt is. De functie receptionist is evenmin geschikt nu aan de ontvangstbalie bij de ingang wordt gewerkt en met iedere bezoeker koude lucht van buiten mee naar binnen komt. Er moet ook op worden gelet dat de bewoners het gebouw niet verlaten. In het rapport van 24 februari 2021 heeft de arbeidsdeskundige b&b opgenomen dat de verzekeringsarts b&b heeft verklaard dat eiseres zich bij de dagen dat het onder de 10 graden is, zich hier voldoende op kan kleden. Dit geldt ook voor de functie van receptionist. Voorts heeft de verzekeringsarts b&b gesteld dat eiseres met de longklachten buiten moet kunnen lopen. De arbeidsdeskundige b&b merkt ten slotte op dat in de FML geen beperkingen zijn opgenomen waardoor eiseres er niet toe in staat zou zijn op de bewoners die het gebouw verlaten te letten in de functie van receptionist. De rechtbank ziet geen aanleiding de door de arbeidsdeskundige b&b gegeven toelichting voor onjuist te houden. Zij acht de motivering van de arbeidsdeskundige b&b op dit punt afdoende en neemt hierbij in aanmerking dat overleg heeft plaatsgevonden tussen de arbeidsdeskundige b&b en de verzekeringsarts b&b. De rechtbank volgt eiseres dan ook niet in haar betoog dat de geduide functies niet geschikt voor haar zijn. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de geduide functies passen binnen de belastbaarheid van eiseres.
9. Het voorgaande betekent dat verweerder de WIA-uitkering van eiseres terecht met ingang van 30 mei 2019 heeft beëindigd.
10. Omdat pas in beroep een toereikende onderbouwing is gegeven voor de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit, is het bestreden besluit in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank zal dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb passeren, omdat het aannemelijk is dat eiseres hierdoor niet is benadeeld. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de toegevoegde beperking in de aangepaste FML en de nieuwe geduide functies niet leiden tot een wijziging in de mate van arbeidsongeschiktheid. Verder heeft eiseres in beroep voldoende gelegenheid gehad zich alsnog uit te laten over de aangepaste FML en de nieuwe door de arbeidsdeskundige b&b geduide functies. De rechtbank zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.
11.1
De rechtbank ziet in de toepassing van artikel 6:22 van de Awb aanleiding om verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten te veroordelen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 534,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1). Daarnaast bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
11.2
Eiseres heeft verder verzocht om vergoeding van de kosten van Van der Ent. De gedeclareerde kosten komen op grond van artikel 1, aanhef en onder b, van het Bpb in beginsel voor vergoeding in aanmerking. Van der Ent is aan te merken als deskundige in de zin van deze bepaling. De maatstaf voor vergoeding van de kosten van een deskundige wordt vastgesteld op grond van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bpb en overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken. Op grond van artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 geldt voor de werkzaamheden in deze zaak een tarief van ten hoogste € 134,04 per uur, exclusief omzetbelasting.
11.3
Eiseres heeft een factuur overgelegd van € 1.653,41. Inclusief 21% btw betreft het een totaalbedrag van € 2.000,63. In de factuur zijn totaal 745 minuten gedeclareerd. De factuur bevat een kostenspecificatie, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen kosten voor werkzaamheden van Van der Ent (dossierstudie en algemeen advies; in totaal 583 minuten) en voor secretariële ondersteuning (162 minuten). Daarnaast is één e-mailbericht tegen een tarief van € 5,66 opgesteld. Voor zover de factuur betrekking heeft op de secretariële ondersteuning, waaronder tevens het e-mailbericht, komen deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 december 2008. [1] De rechtbank stelt de vergoeding aan de hand van het hoogst geldende tarief vast op 9,72 maal € 134,04 zijnde € 1.302,87. Inclusief 21% btw is dit € 1.576,47.
11.4
De totale vergoeding van de proceskosten dient te worden gesteld op een bedrag van € 2.110,47 (€ 534,- + € 1.576,47).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een totaalbedrag van
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.B. Wijnholt, rechter, in aanwezigheid van mr. J.P.G. van Egeraat, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 april 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.