ECLI:NL:RBDHA:2021:4593
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Openbaarheid van informatie over criteria voor Koninklijke onderscheidingen en de toepassing van de Wet openbaarheid van bestuur
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. drs. [eiser], en verweerder, het Kapittel voor de civiele orden, over de openbaarmaking van informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Eiser had verzocht om openbaarmaking van informatie over de criteria voor Koninklijke onderscheidingen, maar verweerder had een deel van deze informatie weggelakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de weigeringsgrond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob niet van toepassing is, omdat deze bepaling niet bedoeld is om uitleg van wet- en regelgeving geheim te houden. De rechtbank oordeelde dat de openbaarmaking van de weggelakte passages niet leidt tot onevenredige benadeling van de voordrachtprocedure of de betrokken (rechts)personen. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen de weggelakte passages openbaar te maken. Tevens is verweerder gelast het griffierecht te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van transparantie in de besluitvorming rondom Koninklijke onderscheidingen en de toepassing van de Wob.