Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 16 juni 2020, met producties 1 tot en met 25,
- de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring, met één productie,
- de incidentele conclusie van antwoord, met drie producties (26 tot en met 28),
- de rolbeslissing van 10 maart 2021, waarin – op verzoek van WBA – is bepaald dat een mondelinge behandeling in het incident zal plaatsvinden,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in het incident van 24 maart 2021 en de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
managing directorvan PLF. Op 19 mei 2014 heeft [Z] aan Celdomy ( [Y] ) een nieuw
businessplankenbaar gemaakt, dat kort gezegd inhield dat:
- PLF haar activiteiten zal staken en gedeeltelijk zal verkopen;
- er een nieuwe vennootschap (
- deze nieuwe vennootschap graag verder wil gaan met Celdomy als leverancier;
- op korte termijn plan wordt opgesteld voor de afbetaling van de schulden van PLF.
( [X] , rechtbank)and you a personal warranty Written on a document of WBA. (…)”
- In de loop van volgende week zullen de partijen een memorandum van overeenstemming ondertekenen waarin de economische en operationele verbintenissen van de partijen in detail worden beschreven. Het bedrijfsontwikkelingsplan van V50 zal aan het protocol worden gehecht, evenals het schuldherstelplan van PLF, de overname van de verantwoordelijkheid van WBA en de commerciële voorwaarden van de leveringsrelatie. Het ontwerp van deze overeenkomst zal over enkele dagen naar CELDOMY worden gestuurd.
- (…)”
Acte sous seing privé’, hierna: ‘de Samenwerkingsovereenkomst’) aan Celdomy gestuurd. De begeleidende e-mail (in de Franse taal), met als onderwerp ‘Accord Celdomy’ houdt (volgens een door Celdomy ingebrachte vertaling) onder meer het volgende in:
3.De beoordeling in het incident
vordering in de hoofdzaak en in het incident
“Pour l’exécution des présentes, les parties font élection de domicilie en leur siège social respectif.”(“Voor de uitvoering van deze overeenkomst kiezen de partijen domicilie in hun respectievelijke vestigingsplaatsen.”).Volgens WBA is artikel 13 een uitvoeringsovereenkomst.
wilsovereenstemmingtussen partijen over de aanwijzing van de plaats van uitvoering van een bepaalde verbintenis; het gaat immers om een door beide partijen – in overeenstemming – aangewezen plaats van uitvoering. [8] Uit de stellingen van partijen volgt niet dat die wilsovereenstemming er is. Volgens WBA is de overeenkomst waar artikel 13 deel van uitmaakt immers niet tot stand gekomen. Zoals in 3.16 overwogen, beroept Celdomy zich slechts op de materiële afspraken die partijen volgens Celdomy hebben gemaakt (de borgtocht), die vervolgens zijn neergelegd in de Samenwerkingsovereenkomst. Dat over de Samenwerkingsovereenkomst als geheel – inclusief artikel 13 – wilsovereenstemming is bereikt, volgt niet uit de stellingen van Celdomy. Onvoldoende gesteld en gebleken is dan ook dat tussen partijen een uitvoeringsovereenkomst tot stand is gekomen op grond waarvan de verbintenis waarvan nakoming wordt gevorderd in Italië moet worden uitgevoerd. Het beroep op het arrest van 4 maart 1982 van het Hof van Justitie (Effer/Kantner, NJ 1983, 508) gaat niet op, nog daargelaten dat WBA met dit beroep miskent dat zij zich voor de bevoegdheid van de rechtbank te Milaan beroept op een overeenkomst waarvan zij zelf – en niet slechts de wederpartij – stelt dat deze niet tot stand is gekomen.