ECLI:NL:RBDHA:2021:4558

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 april 2021
Publicatiedatum
3 mei 2021
Zaaknummer
C/09/606305 / KG ZA 21-72
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Aanbestedingsrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van gunningscriteria in aanbestedingsprocedure door het CJIB

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, hebben de eiseressen, twee gerechtsdeurwaarderskantoren, een vordering ingesteld tegen de Staat der Nederlanden en het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) naar aanleiding van een Europese aanbesteding voor de tenuitvoerlegging van executoriale titels. De eiseressen hebben zich niet geselecteerd voor gunning van de percelen waarop zij hadden ingeschreven, omdat hun eindscore niet hoog genoeg was. De eiseressen betwisten de gunningsbeslissing en stellen dat hun inschrijvingen onjuist zijn beoordeeld. De voorzieningenrechter heeft op 1 april 2021 uitspraak gedaan, waarbij de vorderingen van de eiseressen zijn afgewezen. De rechter oordeelde dat de beoordelingscommissie in redelijkheid tot de toegekende cijfers had kunnen komen en dat er geen sprake was van evidente beoordelingsfouten. De rechter benadrukte dat hij niet op de stoel van de beoordelaars kan plaatsnemen en dat de inschrijvingen slechts beperkt kunnen worden getoetst. De eiseressen zijn veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/606305 / KG ZA 21-72
Vonnis in kort geding van 1 april 2021
in de zaak van
Gerechtsdeurwaarderskantoor [BV1] B.V.te [plaats 1] ,
Gerechtsdeurwaarderskantoor [BV2] B.V.te [plaats 2] ,
eiseressen,
advocaat mrs. M.J.J.M. Essers en E.S. Haalebos te Amsterdam,
tegen:
de Staat der Nederlanden(het Ministerie van Veiligheid en Justitie, het Centraal Justitieel Incassobureau) te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. J.H.C.A. Muller te Den Haag,
waarin zijn tussengekomen:

1.Syncasso Amsterdam B.V.te Amsterdam,

2.
Syncasso Gerechtsdeurwaarders B.V.te Arnhem,
3.
Syncasso Rotterdam B.V.te Rotterdam,
4.
Syncasso Utrecht B.V.te Utrecht,
advocaten mrs. P.F.C. Heemskerk en M. van den Brink te Amsterdam,
en

1.[BV3] c.s. Gerechtsdeurwaarders B.V.te [plaats 3] ,

2.
[BV4] Gerechtsdeurwaarders B.V.te [plaats 4] ,
advocaat mr. A. Stellingwerff Beintema te Rijswijk.
Eiseressen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ [BV1] ’ en ‘ [BV2] ’ (eiseressen gezamenlijk als ‘ [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] ’). Gedaagde wordt aangeduid als ‘de Staat’ en de intervenienten respectievelijk als ‘Syncasso’ en ‘ [gerechtsdeurwaarders cs] ’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met tien producties;
- de akte houdende een wijziging van eis;
- de conclusie van antwoord;
- de incidentele conclusie tot tussenkomst c.q. voeging van de zijde van Syncasso;
- de incidentele conclusie tot tussenkomst van de zijde van [gerechtsdeurwaarders cs] , met een productie;
- de bij de mondelinge behandeling door [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] en [gerechtsdeurwaarders cs] overgelegde pleitnotities.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 maart 2021. Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De incidenten tot tussenkomst

2.1.
Syncasso en [gerechtsdeurwaarders cs] hebben (primair) gevorderd te mogen tussenkomen in de procedure tussen [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] en de Staat. Ter zitting hebben [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] en de Staat verklaard geen bezwaar te hebben tegen de tussenkomst. Syncasso en [gerechtsdeurwaarders cs] zijn vervolgens toegelaten als tussenkomende partijen, aangezien zij aannemelijk hebben gemaakt dat zij daarbij voldoende belang hebben. Voorts is niet gebleken dat de tussenkomst aan een voortvarende afdoening van dit kort geding in de weg staat. Hierdoor ontstaat er ook geen strijd met de goede procesorde in het algemeen.

3.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
3.1.
Het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) is op 3 maart 2020 een Europese aanbesteding gestart voor de opdracht “tenuitvoerlegging van executoriale titels die door het CJIB ter inning worden aangeboden aan de te contracteren gerechtsdeurwaarderskantoren”. De aanbesteding wordt uitgevoerd conform het Europese regime voor sociale en andere specifieke diensten als bedoeld in artikel 2.38 van de Aanbestedingswet 2012. De opdracht is opgedeeld in 22 percelen, waarbij iedere inschrijver op maximaal vijf percelen mocht inschrijven. Per perceel worden drie tot maximaal dertien gerechtsdeurwaarderskantoren gecontracteerd.
3.2.
De tarieven voor de opdracht staan vast en maken dus geen onderdeel uit van de gunningssystematiek. Uit het Beschrijvend Document van 3 maart 2020 volgt daarnaast dat er twee kwalitatieve gunningscriteria zijn, namelijk:
G1. Betrouwbaar en tijdig herkennen van verhaalbaarheid (wegingsfactor 40%); en
G2. Persoonsgericht en sociaal-maatschappelijk verantwoord incasseren bij debiteuren die kunnen betalen (wegingsfactor 60%).
3.3.
Het CJIB heeft binnen de gestelde termijn 98 inschrijvingen ontvangen van gerechtsdeurwaarderskantoren. [BV1] heeft tijdig ingeschreven op de percelen 1a, 1b, 2a, 3 en 5 en [BV2] , met een gelijkluidende inschrijving, op de percelen 2b, 4, 6, 7 en 8.
3.4.
Op 16 december 2020 hebben [BV1] en [BV2] bericht ontvangen van het CJIB dat geen van de percelen aan hen zullen worden gegund omdat hun eindscore niet hoog genoeg was om daarvoor in aanmerking te komen.
3.5.
De groepsvennootschappen van Syncasso hebben tijdig ingeschreven op diverse percelen en komen blijkens de gunningsbeslissing van 16 december 2020 (hierna: de gunningsbeslissing) in aanmerking voor gunning van (onder andere) de percelen 1a, 1b, 2a, 2b, 3, 4, 5, 6 en 8.
3.6.
[gerechtsdeurwaarders cs] hebben tijdig ingeschreven op (onder andere) de percelen 3, 4, 5, 6 en 7 en komen blijkens de gunningsbeslissing in aanmerking voor gunning van (onder andere) perceel 4.

4.Het geschil

4.1.
[Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] vorderen, zakelijk weergegeven en na wijziging van eis:
primair:
I. het CJIB te verbieden om de percelen waarop [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] hebben ingeschreven te gunnen aan de in de gunningsbeslissing genoemde winnaars;
II. het CJIB te gebieden om de gunningsbeslissing in te trekken;
III. het CJIB te gebieden – indien het de opdracht nog wenst te vergeven – een nieuwe gunningsbeslissing te nemen waarbij de percelen 1a, 1b, 2a, 3 en 5 gegund worden aan [BV1] en de percelen 2b, 4, 6, 7 en 8 aan [BV2] ;
subsidiair:
het CJIB te gebieden de gunningsbeslissing in te trekken, de inschrijvingen van [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] te herbeoordelen en – indien het CJIB de opdracht nog wenst te gunnen – een nieuwe gunningsbeslissing te nemen, met inachtneming van een nieuwe opschortende termijn;
alles op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van het CJIB in de proceskosten.
4.2.
Daartoe voeren [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] – samengevat – het volgende aan. De inschrijvingen van [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] zijn op verschillende punten inhoudelijk onjuist beoordeeld, althans niet beoordeeld volgens het beoordelingskader uit het Beschrijvend Document. Daarom hebben [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] te weinig punten toebedeeld gekregen. Indien een deugdelijke beoordeling was uitgevoerd, hadden [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] wel percelen gegund gekregen. De gunningsbeslissing is dus niet juist.
De gunningsbeslissing is ook gebrekkig gemotiveerd en [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] kunnen niet controleren op welke wijze de beoordeling van hun inschrijvingen heeft plaatsgevonden en of de beoordeling de gunningsbeslissing rechtvaardigt. Het CJIB heeft vragen daarover van [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] niet beantwoord.
4.3.
De Staat, Syncasso en [gerechtsdeurwaarders cs] voeren verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
4.4.
Syncasso heeft een vordering ingesteld onder de voorwaarde dat de voorzieningenrechter dat noodzakelijk vindt voor tussenkomst. Dat is niet het geval, zodat die vordering buiten beschouwing kan blijven.
4.5.
[gerechtsdeurwaarders cs] vordert, onder de voorwaarde dat wordt geoordeeld dat het CJIB beoordelingsfouten heeft gemaakt bij de beoordeling van de inschrijvingen van [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs]:
I. het CJIB te gebieden de gunningsbeslissing in te trekken voor de percelen waarop [gerechtsdeurwaarders cs] heeft ingeschreven en die niet aan haar zijn gegund;
II. het CJIB te gebieden de relevante inschrijvingen op de percelen waarop [gerechtsdeurwaarders cs] heeft ingeschreven en die niet aan haar zijn gegund te laten beoordelen door een nieuw, van het CJIB onafhankelijk, beoordelingsteam en vervolgens een nieuwe gunningsbeslissing te nemen;
met veroordeling van [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] of het CJIB in de proceskosten.
4.6.
Verkort weergegeven stelt [gerechtsdeurwaarders cs] daartoe dat indien wordt geoordeeld dat het CJIB evidente beoordelingsfouten heeft gemaakt bij de beoordeling van de inschrijvingen van [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs], dat ook geldt voor alle andere inschrijvingen op alle percelen en in ieder geval voor alle inschrijvingen waarbij een vergelijkbaar “minpunt” in de motivering van de gunningsbeslissing is genoemd als bij [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs].
4.7.
Voor zover nodig zullen de standpunten van [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] en de Staat met betrekking tot de vorderingen van [gerechtsdeurwaarders cs] hierna worden besproken.

5.De beoordeling van het geschil

5.1.
De bezwaren die [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] uiten ter onderbouwing van hun primaire vorderingen, richten zich op de beoordeling van de kwalitatieve gunningscriteria en de aan [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] toegekende cijfers. Voor de beoordeling daarvan komt de rechter slechts een beperkte toetsingsvrijheid toe. Aan de aangewezen beoordelaars moet de nodige vrijheid worden gegund. Hoewel inschrijvers hierdoor het gevoel kunnen krijgen dat zij te weinig rechtsbescherming krijgen, is een andere, meer “volle” rechterlijke toets niet goed denkbaar. De rechter kan en behoort niet op de stoel van de – deskundige – beoordelaars namens de aanbesteder plaats te nemen, maar beperkt zich tot de beantwoording van de vraag of tot de beoordeling van of namens de aanbesteder “in redelijkheid” gekomen kon worden, of, anders gezegd, aan die beoordeling evident feilen kleven. Dat leidt er al direct toe dat de primaire vorderingen, die strekken tot het aanwijzen van [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] als winnaars van de percelen waarop zij hebben ingeschreven, niet voor toewijzing in aanmerking komen. Die vorderingen zijn gegrond op de onjuiste veronderstelling dat de voorzieningenrechter wél in staat is of zou moeten zijn tot het oordeel te komen dat [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] een bepaald (hoger) cijfer zouden moeten krijgen.
5.2.
De subsidiaire vorderingen strekken tot het doen plaatsvinden van een herbeoordeling van de inschrijvingen van [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs]. Voor de beoordeling daarvan geldt dat alleen als vaststaat dat (i) een inschrijving niet overeenkomstig het vooraf aangekondigde toetsingskader is beoordeeld of (ii) een beoordelaar in redelijkheid niet tot het toegekende cijfer had kunnen komen, plaats is voor ingrijpen door de rechter.
5.3.
[Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] hebben een 9 gescoord voor hun uitwerking van gunningscriterium 1 (G1) en een 6 voor hun uitwerking van gunningscriterium 2 (G2). Zij stellen zich op het standpunt dat de in de toelichting op de gunningsbeslissing vermelde kritiekpunten onjuist zijn en zij om die reden hogere cijfers hadden moeten krijgen.
5.4.
De toelichting op de score van [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] voor G1 bevat één duidelijk kritiekpunt. Het eerste deel van het genoemde kritiekpunt luidt “De inschrijver onderbouwt met name de betrouwbaarheid van de herkenning van de verhaalbaarheid aan de hand van voornamelijk het Neurop-systeem”. Anders dan [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] kennelijk veronderstellen, miskent het CJIB hiermee niet dat hun werkwijze om te bepalen of een debiteur verhaal biedt niet alleen uit het zogenoemde Neurop-systeem bestaat, maar ook uit de verzameling en analyse van andere gegevens. De kritiek ziet niet zozeer op de
omschrijvingvan de werkwijze, die naast het Neurop-systeem ook aanvullende bronnen noemt, maar op het gebrek aan
onderbouwingvan die aanvullende bronnen.
5.5.
Hetzelfde geldt voor het tweede deel van het in de toelichting vermelde kritiekpunt, namelijk dat [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] “in zijn onderbouwing minder duidelijk inzicht [geeft] in de tijdige herkenning van verhaalbaarheid.” De inschrijvingen van [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] bevatten weliswaar een stappenplan om binnen elf dagen tot een betrouwbare herkenning van verhaalbaarheid te komen, maar de Staat heeft ter zitting toegelicht dat de beoordelingscommissie vindt dat [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] niet hebben
onderbouwddie stappen binnen de elf dagen te kunnen doorlopen. [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] stelt de gunningsbeslissing met deze toelichting in feite wordt aangevuld met een nieuwe reden, maar die zienswijze deelt de voorzieningenrechter niet. Een beschrijving van een stappenplan is niet hetzelfde als een onderbouwing van een stappenplan. Met het Beschrijvend Document is naar beide aspecten nadrukkelijk gevraagd.
5.6.
Gelet hierop kan niet worden geconcludeerd dat de beoordelingscommissie in redelijkheid niet het cijfer 9 had kunnen geven voor G1 en ook niet dat de score onvoldoende is gemotiveerd.
5.7.
Voor de beoordeling van de stellingen van [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] over de behaalde score voor G2 is allereerst van belang dat het toegekende cijfer het resultaat is van een integrale beoordeling van dit gunningscriterium, waarbij de beschrijving én de onderbouwing van de werkwijze in onderlinge samenhang zijn bezien. Daarbij komt dat – anders dan [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] kennelijk als uitgangspunt nemen – de toelichting op de score niet alleen kritiek bevat op de onderbouwing van de werkwijze, maar ook op de uitwerking daarvan; de beoordelingscommissie heeft op meerdere aspecten geoordeeld dat de uitwerking concreter had kunnen zijn. Gelet hierop kan de visie van [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] niet worden gevolgd dat zij als vertrekpunt een 6 had moeten scoren en al naar gelang de kwaliteit van de onderbouwing een hoger cijfer had moeten krijgen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet kan worden geconcludeerd dat het cijfer 6 niet past bij de toelichting op deze score als geheel, die fundamentele kritiek bevat en ook kritiek die door [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] niet is weersproken. Het standpunt van [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] dat de score gebrekkig is gemotiveerd, wordt dan ook verworpen.
5.8.
Voor zover [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] stellen dat delen van de kritiekpunten onjuist zijn, geldt het volgende. Volgens [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] zijn alle door haar in de inschrijving genoemde cijfers – anders dan in de toelichting op de score vermeld – wel degelijk onafhankelijk en verifieerbaar. Dat standpunt kan niet worden gevolgd. Uit de inschrijving van [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] volgt dat door haar zelf opgestelde normen en KPI’s jaarlijks worden getoetst door een onafhankelijke auditor, maar een dergelijke controle ziet doorgaans op de juistheid van bedrijfsmatige processen en niet zozeer op daadwerkelijke juistheid van de cijfers. Dat geldt eveneens voor de door [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] in hun inschrijving genoemde certificering, als gevolg waarvan in principe een audit op bedrijfsmatige processen plaatsvindt. Uit de inschrijving volgt niet dat dat in dit geval anders is, zodat de beoordelaars daar niet van uit hoefden te gaan. [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] hebben voor wat betreft de verifieerbaarheid van de cijfers gesteld dat deze alle afkomstig zijn uit de portefeuille van het CJIB zelf, maar in de inschrijving verwijzen zij slechts voor één specifieke KPI naar de portefeuille van het CJIB. De overige KPI’s zijn blijkens de inschrijving uitgedrukt in percentages van “het totale aantal lopende dossiers”. Gelet hierop kan niet worden vastgesteld dat de beoordelaars ten onrechte de conclusie hebben getrokken dat niet alle cijfers verifieerbaar zijn.
5.9.
De toelichting op de score vermeldt dat [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] in hun inschrijving een beperkte beschrijving van technieken, competenties en instrumenten hebben gegeven. De enkele verwijzing naar de omvang van die beschrijving, zowel absoluut (het aantal woorden) als relatief (het percentage van het totaal aantal woorden van de inschrijving) kan niet tot de conclusie leiden dat de beoordeling op dit punt niet deugt. Het aantal gebruikte woorden is niet maatgevend voor de kwaliteit van de inschrijving en uit het gebruik van het woord “beperkt” in de toelichting op de score, kan niet worden afgeleid dat de beoordelingscommissie slechts kritiek had op de kwantiteit.
5.10.
De beoordelingscommissie heeft ook als kritiek opgemerkt dat op grond van de inschrijving niet geheel duidelijk is wanneer wordt betekend. Anders dan [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] stellen, is deze kritiek niet afwijkend van het vooraf bekend gemaakte toetsingskader. Aan inschrijvers is verzocht aan te geven wanneer zij overgaan tot de inzet van een of meerdere ambtshandelingen en op welke wijze (volgtijdelijk een of meerdere) ambtshandelingen worden verricht. Het is juist dat – zoals [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] stellen – dit niet impliceert dat inschrijvers moeten vermelden op welk specifiek tijdstip zij zullen overgaan tot betekenen; dat is ook niet de grond waarop [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] op dit punt minder goed zijn gewaardeerd. Het beoordelingsteam is van mening dat uit de inschrijvingen van [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] niet eenduidig blijkt wanneer in het stappenplan van de beoogde werkwijze zal worden betekend. Dat oordeel, die waardering, is zeker niet onbegrijpelijk, nu de inschrijving van [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] enerzijds vermeldt dat het deurwaarderstraject start met een incassoproces dat de debiteur ondersteunt om alsnog verantwoordelijkheid te nemen, waarna kan worden overgegaan tot de inzet van ambtshandelingen en anderzijds vermeldt dat de betekening van het dwangbevel de formele start van het deurwaarderstraject is. De toelichting die [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] daarop ter zitting hebben gegeven, heeft deze onduidelijkheid in de inschrijving niet weggenomen.
5.11.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de beoordelingscommissie [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] in redelijkheid een 6 heeft kunnen geven voor G2.
5.12.
[Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] stellen daarnaast dat er sprake is van onduidelijkheden over de manier waarop de inschrijvingen zijn beoordeeld. De voorzieningenrechter is met het CJIB van oordeel dat [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] geen recht hebben op meer informatie dan waarover zij al beschikken. De wijze van toetsing van de inschrijvingen volgt voldoende uit het Beschrijvend Document en uit de toelichting op de gunningsbeslissing. Er bestaat geen rechtsgrond om het CJIB te veroordelen verdergaande informatie te verstrekken aan [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs], waaronder informatie over de door de individuele beoordelaars gegeven cijfers en het verloop van de plenaire beoordelingscessie. Ook de subsidiaire vordering zal dus worden afgewezen.
5.13.
Omdat de vorderingen van [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] worden afgewezen, is de voorwaarde niet vervuld waaronder [gerechtsdeurwaarders cs] haar vorderingen heeft ingesteld. Die vorderingen hoeven dus niet te worden beoordeeld.
5.14.
[Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] zullen, als de in het ongelijk gestelde partijen, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. Dat de Staat de motivering van de scores eerst in zijn Conclusie van Antwoord (CvA) nader heeft toegelicht, geeft geen aanleiding hierover anders te oordelen. Die CvA is voorafgaand aan de zitting toegestuurd, maar vormde kennelijk geen aanleiding voor [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] om de procedure in te trekken. Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).

6.De beslissing

De voorzieningenrechter:
6.1.
wijst het gevorderde af;
6.2.
veroordeelt [Gerechtsdeurwaarderskantoor cs] in de kosten van dit geding, tot dusver aan de zijde van de Staat, Syncasso en van [gerechtsdeurwaarders cs] telkens begroot op € 1.683,--, waarvan € 1.016,-- aan salaris advocaat en € 667,-- aan griffierecht;
6.3.
bepaalt dat de verschuldigde proceskosten dienen te worden voldaan binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken en dat - bij gebreke daarvan - daarover de wettelijke rente is verschuldigd;
6.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2021.
hvd