ECLI:NL:RBDHA:2021:4467

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 januari 2021
Publicatiedatum
30 april 2021
Zaaknummer
SGR 19/7363
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot naturalisatie wegens onjuiste geboortedatum en identiteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 januari 2021 uitspraak gedaan in het beroep van eiser, die de Somalische nationaliteit heeft, tegen de afwijzing van zijn verzoek tot naturalisatie door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had in 2009 een machtiging tot voorlopig verblijf verkregen en is sindsdien in Nederland verblijvend. De staatssecretaris heeft het verzoek tot naturalisatie afgewezen, omdat de geregistreerde geboortedatum van eiser in de Basisregistratie Persoonsgegevens (BRP) onjuist bleek te zijn. Eiser was vrijgesteld van de verplichting om een geboorteakte en paspoort over te leggen, maar de twijfel over zijn geboortedatum leidde tot de afwijzing van zijn verzoek.

Eiser heeft in beroep aangevoerd dat de staatssecretaris onredelijk heeft gehandeld door zijn verzoek af te wijzen, ondanks de onjuiste geboortedatum. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris terecht twijfels had over de identiteit van eiser, gezien de discrepantie van bijna 19 jaar tussen de door eiser opgegeven geboortedata. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet begreep wat het doel was van het afleggen van een verklaring onder ede bij de gemeente.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om zijn geboortedatum te corrigeren in de BRP. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de staatssecretaris niet gebonden is aan persoonsgegevens die in eerdere procedures zijn gebruikt. Eiser heeft een verklaring van de Somalische ambassade overgelegd, maar deze was nog niet aan de gemeente gepresenteerd. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de onjuiste geboortedatum niet onherstelbaar is, en dat eiser met zijn huidige verblijfsdocument kan reizen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/7363

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 januari 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A.A. van Harmelen),
en

De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Hanssen).

Procesverloop

In het besluit van 1 augustus 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser tot naturalisatie afgewezen.
In het besluit van 10 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen die afwijzing ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 13 januari 2021 via een Skypeverbinding. Eiser, zijn zus en zijn gemachtigde waren aanwezig. A. Abdi was er als tolk bij. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser heeft de Somalische nationaliteit. Hij is in 2009 met een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) naar Nederland gekomen. Eiser is hier in het bezit van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, geldig tot 24 juni 2022.
2. Verweerder heeft het verzoek tot naturalisatie afgewezen. Omdat eiser uit Somalië komt, heeft verweerder hem vrijgesteld van de verplichting een geboorteakte en paspoort over te leggen. In plaats daarvan heeft eiser bij de gemeente onder ede verklaard over zijn identiteit. De gegevens zijn opgenomen in de Basisregistratie Persoonsgegevens (BRP). De geregistreerde geboortedatum blijkt echter duidelijk niet juist. Bovendien is er twijfel over de juiste geboortedatum van eiser. Zolang de gegevens van eiser in de BRP niet kloppen, kan hij niet naturaliseren. In het bestreden besluit heeft verweerder de afwijzing gehandhaafd.
Wat zijn de regels?
3. De relevante regels staan in de bijlage. De bijlage is onderdeel van de uitspraak.
Wat vinden eiser en verweerder in beroep?
4. In het beroepschrift heeft eiser zich op het standpunt gesteld dat verweerder zijn verzoek tot naturalisatie - ondanks de onjuiste geboortedatum - had moeten inwilligen met toepassing van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht. Op de zitting heeft eiser gezegd dat verweerder zijn dossier onredelijk heeft beoordeeld en dat er sprake is van een onzorgvuldige gang van zaken. Op de specifieke argumenten gaat de rechtbank hierna in.
5. Verweerder heeft gemotiveerd op de beroepsgronden gereageerd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank gaat niet mee in de stelling van eiser dat hij in 2009 zeer waarschijnlijk niet heeft begrepen wat het doel van het afleggen van een verklaring onder ede bij de gemeente was. Eiser heeft dit niet aannemelijk gemaakt. Bovendien gaat het in dit geval om een verschil van ten minste 19 jaren. Eiser heeft namelijk gesteld dat hij op [geboortedag 1] 1950 of op [geboortedag 2] 1952 is geboren, terwijl hij bij de gemeente onder ede - en met hulp van een tolk - heeft verklaard dat hij op [geboortedag 2] 1971 is geboren. Dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst in het kader van de mvv-aanvraag voor deze laatstgenoemde datum heeft gekozen omdat van eiser geen geboortedatum bekend was, maakt dit niet anders. Het verschil is namelijk zodanig groot dat het voor eiser zonder meer duidelijk moet zijn geweest dat [geboortedag 2] 2017 niet zijn juiste geboortedatum is. Verweerder mocht gelet op de wisselende verklaringen van eiser twijfelen aan zijn geboortedatum en daarom aan zijn identiteit. [1]
Verder ziet de rechtbank niet in waarom de onjuiste geboortedatum in dit geval onherstelbaar is. Eiser heeft namelijk een verklaring van de Somalische ambassade te Brussel van 20 mei 2019 overgelegd waarin een geboortedatum staat die juist zou zijn. De handtekening op die verklaring is gelegaliseerd. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat het aan de gemeente is om te beoordelen of die verklaring aanleiding is de in de BRP opgenomen - onjuiste - geboortedatum te corrigeren. Onbetwist is dat eiser deze verklaring nog niet aan de gemeente heeft overgelegd.
Dat in de verblijfsrechtelijke procedures geen probleem is gemaakt van de onjuiste geboortedatum kan eiser in de naturalisatieprocedure niet baten. Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State leidt de rechtbank namelijk af dat verweerder niet gebonden is aan persoonsgegevens die in eerdere vreemdelingenrechtelijke procedures zijn gebruikt. [2]
Het arrest van de Hoge Raad van 30 juni 2006 [3] - waar eiser naar verwijst - leidt niet tot een ander oordeel. In dit arrest heeft de Hoge Raad de vraag beantwoord of een naturalisatiebesluit op rechtsgevolg is gericht als dat besluit is genomen op basis van personalia waarvan achteraf blijkt dat deze niet juist zijn en de aanvrager dus bij de aanvraag onjuiste gegevens heeft verstrekt. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat zo’n naturalisatiebesluit op rechtsgevolg gericht als ondanks de onjuiste personalia duidelijk is op welke fysieke persoon het besluit betrekking heeft, zolang het besluit niet is ingetrokken. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de zaak van eiser over iets heel anders gaat. In dit geval stond namelijk al bij het verzoek van eiser tot naturalisatie vast dat zijn in de BRP opgenomen geboortedatum duidelijk niet juist was en dat er twijfel was over de juiste geboortedatum. Het arrest van het Hoge Raad leidt niet tot de conclusie dat eiser desondanks kan naturaliseren.
Ten slotte volgt de rechtbank eiser niet in zijn stelling dat hij niet naar Kenia kan reizen om zijn kinderen te zien. Eiser beschikt namelijk - in aanvulling op de reguliere verblijfsvergunning - over een reisdocument dat geldig is in alle landen. Dit document was nog geldig toen verweerder het bestreden besluit nam. De enkele stelling van eiser op zitting dat hij hiermee niet kon reizen, is onvoldoende.
De beroepsgronden slagen niet.
7. Eiser heeft verder verzocht de bezwaargronden aan te merken als beroepsgronden. Uit het in algemene zin herhalen van bezwaargronden kan de rechtbank echter niet afleiden waarom eiser van mening is dat het bestreden besluit onjuist is. Daarom ziet de rechtbank hierin geen aanleiding dat besluit te vernietigen. [4]
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond.
9. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Dit is de uitspraak van mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

BIJLAGE

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 4:84
Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

Rijkswet op het Nederlanderschap

Artikel 7
1. Met inachtneming van de bepalingen van dit Hoofdstuk verlenen Wij op voordracht van Onze Minister het Nederlanderschap aan vreemdelingen die daarom verzoeken.
Artikel 23
1. Bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur kunnen nadere regelen worden gesteld ter uitvoering van deze Rijkswet.
Artikel 31
1. Bij de indiening van een naturalisatieverzoek verstrekt de verzoeker betreffende zichzelf, voor zoveel mogelijk, gegevens met betrekking tot:
(…)
b. geboortedatum, geboorteplaats en geboorteland;
(…).

Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap

Paragraaf 3.5.5 van de toelichting bij artikel 7
(…)
Indien er geen bewijsnood wordt aangenomen dan kan beoordeeld worden of de zaak ingewilligd kan worden met toepassing van artikel 4:84 Awb. Dit houdt in dat er bezien wordt in hoeverre het in het individuele geval bij reguliere vergunninghouders wegens bijzondere omstandigheden onredelijk is om vast te houden aan de beleidsregels.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2712.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 5 februari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:319.
4.Vgl. de uitspraak van de Afdeling van 8 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1604.