ECLI:NL:RBDHA:2021:4449

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 april 2021
Publicatiedatum
29 april 2021
Zaaknummer
SGR 20/3174
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om herzieningsbesluit in bestuursrechtelijke procedure met betrekking tot naturalisatie en procesbelang

In deze zaak heeft eiser, een Iraanse nationaliteit, een verzoek om herziening ingediend na de afwijzing van zijn naturalisatieverzoek. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft het bezwaar van eiser tegen een eerdere afwijzing niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen procesbelang meer is, aangezien eiser inmiddels het Nederlanderschap heeft verkregen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep van eiser geen feitelijke betekenis meer heeft, en dat het verzoek om restitutie van leges niet kan leiden tot ontvankelijkheid van het beroep. De rechtbank heeft het beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is gedaan door mr. A.E. Dutrieux op 23 april 2021, in aanwezigheid van griffier mr. J.F.A. Bleichrodt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/3174

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 april 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Wiersma),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Mol).

Procesverloop

Bij brief van 18 februari 2020 heeft verweerder gereageerd op eisers verzoek om een herzieningsbesluit.
In het besluit van 12 maart 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de brief van 18 februari 2020 niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, via een Skype-verbinding, plaatsgevonden op 21 april 2021. Namens eiser is verschenen zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1.1.
Eiser heeft de Iraanse nationaliteit en is geboren op [geboortedag] 1966.
1.2.
Eiser heeft op 11 april 2017 een naturalisatieverzoek ingediend. Dit verzoek is door verweerder op 4 mei 2018 afgewezen, omdat eiser niet onmiddellijk voor zijn verzoek vijf jaar aaneengesloten toelating heeft gehad binnen het Koninkrijk. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat de verblijfsvergunning van eiser bij besluit van 30 april 2018 is ingetrokken met terugwerkende kracht vanaf 1 oktober 2014.
1.3.
Bij besluit van 2 januari 2019 is het bezwaar van eiser tegen het besluit tot intrekking van zijn verblijfsvergunning van 30 april 2018 gegrond verklaard door verweerder. Verweerder heeft de intrekkingsdatum gewijzigd naar 3 oktober 2014.
1.4.
Bij besluit van 24 januari 2020 is aan eiser een verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM verleend vanaf 3 oktober 2014 tot 3 oktober 2019.
1.5.
Op 2 februari 2020 heeft eiser een verzoek ingediend bij verweerder om de afwijzing van 4 mei 2018 te herzien. Door het besluit van 24 januari 2020 blijkt dat eiser tijdens indiening van het naturalisatieverzoek wel degelijk voldeed aan de voorwaarden. Verweerder heeft de aanvraag destijds daarom ten onrechte afgewezen.
1.6.
Bij brief van 18 februari 2020 heeft verweerder gereageerd op eisers verzoek. Verweerder heeft in de brief uitgelegd dat nieuwe feiten en omstandigheden alleen kunnen worden betrokken bij een nieuw naturalisatieverzoek en dat eiser een nieuw verzoek bij de burgemeester van zijn gemeente kan indienen. Verweerder geeft aan het verzoek van eiser van 2 februari 2020 dan ook door te sturen naar de betreffende burgemeester, zodat die de nieuwe aanvraag in behandeling kan nemen.
1.7.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de brief van 18 februari 2020.
Het bestreden besluit
2. Verweerder heeft het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Volgens verweerder is de brief van 18 februari 2020 geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) waartegen eiser bezwaar kan maken.
Het standpunt van eiser in beroep
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij voert aan dat de brief van 18 februari 2020 wel degelijk een besluit is in de zin van de Awb, nu het herzieningsverzoek hierin is afgewezen. Eiser voert verder aan dat verweerder ten onrechte stelt dat uit artikel 4:6 van de Awb voortvloeit dat men leges verschuldigd is bij een herzieningsverzoek. Ook is het onredelijk eiser te vragen opnieuw leges te betalen, nu het herzieningsverzoek er juist op ziet dit te voorkomen. Tot slot verwijst eiser naar een uitspraak van de hoogste bestuursrechter. [1]
Het oordeel van de rechtbank
4.1.
De rechtbank dient zich allereerst uit te laten over de vraag of eiser nog belang heeft bij een oordeel over zijn beroep, nu aan hem bij Koninklijk Besluit van 22 januari 2021 alsnog het Nederlanderschap is verleend.
4.2.
Uit vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter volgt dat de bestuursrechter alleen dan tot het beoordelen van rechtsvragen geroepen is, als dit van betekenis is voor het geschil over een besluit van een bestuursorgaan. [2] Daarbij geldt dat het doel dat de indiener voor ogen staat met het ingestelde rechtsmiddel moet kunnen worden bereikt en voor hem feitelijk van betekenis moet zijn. Belang bij het rechtsmiddel kan onder meer worden aangenomen, indien wordt gesteld dat ten gevolge van bestuurlijke besluitvorming schade is geleden die voor vergoeding in aanmerking zou kunnen komen en dit tot op zekere hoogte aannemelijk wordt gemaakt. Het enkele feit dat een partij een principiële uitspraak wenst, levert geen procesbelang op. [3]
4.3.
Eiser heeft in dit geval beroep ingesteld met het (uiteindelijke) doel om het Nederlanderschap te verkrijgen. De rechtbank constateert dat het beroep van eiser in zoverre geen feitelijke betekenis meer toekomt voor eiser, nu hij het Nederlanderschap inmiddels heeft verkregen.
4.4.
Ter zitting heeft eisers gemachtigde verduidelijkt dat het belang van eiser bij deze procedure is gelegen in (restitutie van) de betaalde leges. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat nu eiser zelf in het tweede verzoek om naturalisatie heeft berust in het opnieuw betalen van leges, dit in het kader van deze procedure geen procesbelang kan opleveren. Het stond eiser vrij om een verzoek in te dienen zonder betaling van leges en op te komen tegen de buitenbehandelingstelling daarvan, of eerst de uitkomst van deze procedure af te wachten alvorens opnieuw leges te betalen.
5. Het beroep is niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Dutrieux, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 april 2021.
De griffier is verhinderd te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 8 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1478.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 24 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3428.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 14 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1581.