In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die inburgeringsplichtig is, en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Eiser kreeg in maart 2019 een boete van € 750,- opgelegd wegens het niet tijdig voldoen aan zijn inburgeringsplicht. Na bezwaar werd de boete verlaagd tot € 300,-, maar het verzoek om de lening aan DUO kwijt te schelden werd afgewezen. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoert dat hij door psychische problemen niet in staat was om onderwijs te volgen en dat de opgelegde boete te hoog is.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet binnen de gestelde termijn zijn inburgeringsexamen heeft behaald, maar dat partijen het niet eens zijn over de verwijtbaarheid hiervan. De rechtbank heeft de medische adviezen van Argonaut, die concludeerden dat eiser niet gedurende drie aaneengesloten maanden niet in staat was om onderwijs te volgen, gevolgd. Eiser heeft geen contra-expertise overgelegd om deze adviezen te weerleggen. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht de boete heeft opgelegd en dat er geen grond is voor ambtshalve kwijtschelding van de lening, aangezien eiser zijn inburgering niet binnen de termijn heeft behaald.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Eiser moet de boete van € 300,- betalen en de lening aan DUO terugbetalen. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier.