ECLI:NL:RBDHA:2021:4386
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op asielaanvraag
In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. F. Khodajoo-Aziz Maleki, beroep ingesteld tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid wegens het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser had op 7 februari 2019 een aanvraag ingediend, maar na een eerdere uitspraak van de rechtbank op 6 augustus 2020, waarin de staatssecretaris werd opgedragen om binnen een bepaalde termijn een besluit te nemen, bleef het besluit uit. Eiser heeft op 14 juli 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit, wat door de rechtbank gegrond werd verklaard. De rechtbank legde een dwangsom op aan de staatssecretaris voor elke dag dat de termijn werd overschreden.
Op 9 maart 2021 heeft eiser opnieuw beroep ingesteld, omdat er nog steeds geen besluit was genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit was overschreden en dat de maximale dwangsom was bereikt. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:55d van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat de staatssecretaris binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen, maar in dit geval heeft de rechtbank besloten om een langere termijn van acht weken te stellen, gezien de omstandigheden die door de staatssecretaris zijn aangevoerd.
De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken na het geplande eerste gehoor op 3 mei 2021 een beslissing te nemen op de aanvraag van eiser. Tevens is er een dwangsom van € 200,- per dag opgelegd voor elke dag dat de staatssecretaris in gebreke blijft, met een maximum van € 15.000,-. Eiser is ook in de proceskosten vergoed, die zijn vastgesteld op € 267,-. De uitspraak is gedaan door mr. A.E. Dutrieux, rechter, en is openbaar gemaakt.