ECLI:NL:RBDHA:2021:4357

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 mei 2021
Publicatiedatum
29 april 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 1491
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeschiktheidsontslag en verbeterkansen voor ambtenaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een ambtenaar, en het college van burgemeester en wethouders van Delft. Eiseres was sinds 22 maart 2016 werkzaam als procesondersteuner en ontving op 23 augustus 2019 een eervol ontslag met ingang van 1 mei 2020. Dit ontslag werd door verweerder gerechtvaardigd op basis van ongeschiktheid voor de functie, waarbij verweerder stelde dat eiseres onvoldoende had gefunctioneerd en niet in staat was geweest om haar functioneren te verbeteren ondanks de geboden faciliteiten. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat zij niet voldoende in de gelegenheid was gesteld om haar functioneren te verbeteren en dat de begeleiding van verweerder tekortschietend was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres gedurende een periode van ruim twee jaar, met enige onderbrekingen, voldoende mogelijkheden zijn geboden om haar functioneren te verbeteren. Verweerder had coaching, cursussen en feedbackgesprekken aangeboden, maar eiseres had onvoldoende initiatief getoond om deze faciliteiten te benutten. De rechtbank oordeelde dat er geen aanwijzingen waren dat het functioneren van eiseres negatief werd beïnvloed door medische klachten of zwangerschap. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat verweerder in redelijkheid tot het ontslag had kunnen besluiten.

De uitspraak benadrukt het belang van actieve deelname van de ambtenaar in het verbetertraject en de verantwoordelijkheid van de werkgever om ondersteuning te bieden, maar ook de verantwoordelijkheid van de ambtenaar om gebruik te maken van de geboden mogelijkheden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/1491

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 mei 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S.A. Chedie),
en

het college van burgemeester en wethouders van Delft, verweerder

(gemachtigde: F. van der Kant).

Procesverloop

Bij besluit van 23 augustus 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres met ingang van 1 mei 2020 eervol ontslag verleend.
Bij besluit van 13 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via een videoverbinding plaatsgevonden op 26 april 2021.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Ook was namens verweerder [A] aanwezig.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres heeft vanaf 22 maart 2016 23 uur per week gewerkt in de functie van procesondersteuner wettelijke taken bij Samenleving, afdeling Regie op Uitvoering.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat hij voldoende heeft aangetoond dat er in het geval van eiseres sprake was van ongeschiktheid voor de functie van procesondersteuner wettelijke taken als gevolg van tekortkomingen in haar functioneren. Verweerder heeft verwezen naar de ontwikkel-, voortgangs- en beoordelingsgesprekken die in de periode tussen september 2016 en juni 2019 hebben plaatsgevonden. Uit deze (beoordelings)gesprekken valt op te maken dat eiseres steeds onvoldoende of matig heeft gescoord op de bij de functie horende competenties, waarbij de rode draad is het gebrek aan initiatief om resultaten te verbeteren, het onvoldoende nemen van verantwoordelijkheid, het veelvuldig niet de regie nemen en een afwachtende houding aannemen. Eiseres is er bij herhaling op gewezen dat zij deze punten diende te verbeteren om aan het functieniveau te voldoen.
Naar de mening van de verweerder zijn aan eiseres in een periode van ruim twee jaar, met enige onderbrekingen in verband met ziekte en re-integratie op een andere afdeling, voldoende faciliteiten geboden om haar ontwikkeling te ondersteunen en haar functioneren te verbeteren. Uit de stukken blijkt dat de leidinggevende haar in dit kader coaching, diverse cursussen, bila’s en feedbackgesprekken heeft aangeboden.
De leidinggevende heeft expliciet met eiseres afgesproken dat zij het initiatief zou nemen tot het regelen van coaching en het volgen van cursussen. Verweerder vindt dat eiseres geen of onvoldoende gebruik heeft gemaakt van deze faciliteiten. Eiseres heeft weliswaar een aantal cursussen gevolgd ter ondersteuning van haar ontwikkelpunten maar door gebrek aan initiatief van haar kant was dat in een dermate laat stadium dat dit niet meer kon worden meegenomen in het verbetertraject. Verweerder heeft voorts aangegeven dat het ook niet mocht baten dat aan eiseres (externe) coaching is aangeboden, omdat eiseres hiervan, om haar moverende redenen, geen gebruik heeft gemaakt. Verweerder heeft daarbij vastgesteld dat de leidinggevende niet slechts heeft gerapporteerd over het tekortschietend functioneren maar eiseres in voldoende mate en bij herhaling (evaluaties) duidelijk heeft gemaakt op welke punten zij zich diende te verbeteren. De leidinggevende heeft eiseres daarbij niet aan haar lot overgelaten en heeft daarbij - gelet op de te ontwikkelen competenties - niet slechts een passieve rol maar ook een aansturende rol vervuld.
Uit het ‘4-gesprek’ van 26 februari 2019, dat plaatsvond tussen eiseres, haar leidinggevende, de senior medewerkster van de afdeling en de bedrijfsmaatschappelijk werkster blijkt bijvoorbeeld dat met eiseres expliciet werd afgesproken dat zij elke week een feedbackgesprek of bila zou inplannen met de senior medewerkster van de afdeling, waarbij zij ter voorbereiding van haar feedback vragen zou aanleveren. Verweerder heeft geconstateerd dat dit nauwelijks is gebeurd. Niet alleen heeft eiseres niet wekelijks een gesprek ingepland maar als een gesprek wel doorging, had zij de vragen voor haar feedback niet voorbereid.
Verweerder was van mening dat aan eiseres een reële en eerlijke kans is geboden om haar functioneren te verbeteren. Gelet hierop kon van hem niet worden gevergd dat het dienstverband met eiseres werd voortgezet.
Wat vindt eiseres?
3. Eiseres heeft aangevoerd dat zij niet voldoende in de gelegenheid is gesteld om haar functioneren te verbeteren. Zij was bij het verbeteren van haar functioneren afhankelijk van de medewerking en begeleiding van verweerder. Deze zijn zeer gebrekkig geweest. Daarbij kwam dat eiseres extra werkzaamheden moest uitvoeren, vanwege het wegvallen van een of meer collega’s en inefficiënte processen van verweerder, die buiten haar eigen werkzaamheden vielen.
Het is onvoldoende dat verweerder pijnpunten heeft benoemd. Het is eiseres niet duidelijk geweest hoe zij invulling diende te geven aan het verbetertraject. Het aanbieden van coaching, bila’s en feedbackgesprekken betekent volgens eiseres nog niet dat sprake was van een actieve rol van verweerder. Bovendien konden gesprekken ook niet plaatsvinden of ging de invulling van de gesprekken niet zoals vooraf was afgesproken.
Eiseres heeft herhaaldelijk tevergeefs contact gezocht en navraag gedaan om adequaat gebruik te maken van de handvatten die haar zijn aangeboden.
Verder heeft het verbetertraject niet lang genoeg geduurd. Verweerder is voorbijgegaan aan de langdurige medische klachten en/of problematische zwangerschapsklachten van eiseres. Verder is eiseres afwezig geweest van februari 2018 tot en met medio april 2018 en van mei 2018 tot november 2018.
Ook vindt eiseres dat verweerder onvoldoende heeft onderzocht of haar (vermeende) slechte functioneren werd veroorzaakt door zwangerschapsklachten of ziekteverschijnselen.
Eiseres heeft verzocht om schadevergoeding vanwege het verlies van opgebouwde sociale-zekerheidsrechten over de maanden mei tot en met augustus 2020.
Hoe oordeelt de rechtbank?
4. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is een ontslag wegens ongeschiktheid voor het vervullen van de functie anders dan wegens ziekte of gebreken in het algemeen niet toelaatbaar, als de ambtenaar niet op zijn functioneren of gedrag is aangesproken en in de gelegenheid is gesteld dit te verbeteren. [1]
5. Niet in geschil is dat eiseres op haar functioneren is aangesproken. Partijen verschillen van mening over de vraag of zij (voldoende) in de gelegenheid is gesteld dit te verbeteren.
6. De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat het verbetertraject een te korte duur heeft gehad. Verweerder heeft de periode van mei 2017 tot en met oktober 2018 wegens ziekte, zwangerschap en re-integratie buiten beschouwing gelaten. Eiseres heeft in ieder geval van november 2018 tot en met 25 juni 2019 de gelegenheid gehad om haar functioneren te verbeteren.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder eiseres voldoende de gelegenheid geboden om haar functioneren te verbeteren. Verweerder heeft niet volstaan met het benoemen van pijnpunten, maar heeft eiseres geprobeerd te helpen om haar functioneren te verbeteren. Op 27 november 2018 heeft een ontwikkelgesprek plaatsgevonden. In het verslag van het ontwikkelgesprek staat dat eiseres een cursus proactieve houding ontwikkelen/verbeteren zou volgen en wekelijks een bila zou houden met haar coördinator. Van deze wekelijkse bila’s zou eiseres een verslag maken. Ook zou eiseres elke vier weken feedback aan haar (interne en externe) collega’s vragen. Verweerder heeft eiseres coaching, diverse cursussen en feedbackgesprekken aangeboden. Eiseres moest hiertoe wel zelf het initiatief nemen. Ook tijdens de tussentijdse beoordeling op 23 april 2019 zijn eiseres blijkens het verslag tips gegeven. Naar het oordeel van de rechtbank waren deze voldoende concreet. Dat het gebrek aan initiatief een verbeterpunt was voor eiseres, betekent niet dat verweerder op dit punt niets van eiseres mocht verwachten.
7. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB is onderzoek naar het bestaan van een eventuele medische oorzaak van de ongeschiktheid aangewezen in die gevallen waarin aanwijzingen voorhanden zijn dat de ongeschiktheid van een ambtenaar (mede) voortkomt uit of samenhangt met een ziekte of gebrek of waarin gerede twijfel bestaat of het onvoldoende functioneren van een ambtenaar wordt veroorzaakt door het ontbreken van eigenschappen, mentaliteit en instelling die voor het op goede wijze vervullen van een functie vereist zijn dan wel door ziekte of gebreken. [2]
Naar het oordeel van de rechtbank waren er, voorafgaand aan het ontslag, geen aanwijzingen voorhanden dat het functioneren van eiseres negatief werd beïnvloed door haar zwangerschap. Uit de verslagen van de beoordelingsgesprekken en feedbackgesprekken blijkt niet dat eiseres dit heeft genoemd. Bovendien is, zoals hierboven aangegeven, de periode van mei 2017 tot en met oktober 2018 wegens ziekte, zwangerschap en re-integratie buiten beschouwing gelaten.
8. Onder deze omstandigheden was verweerder bevoegd appellante ontslag te verlenen wegens ongeschiktheid anders dan wegens ziekte of gebreken. Niet valt in te zien dat verweerder niet in redelijkheid van die ontslagbevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.
9. Het beroep is ongegrond. Gelet daarop, wijst de rechtbank het verzoek om schadevergoeding af.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M.W.J. Sloots, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van 9 maart 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1011.
2.Zie de uitspraak van 25 april 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ9421.