3.4.1De bewijsmiddelen
De reisbewegingen van [betrokkene] en de onderschepte postpakketten
Uit onderzoek is gebleken dat [betrokkene] de beschikking heeft dan wel gebruik kan maken van een bestelbus van het merk/type Mercedes Sprinter met het kenteken [kenteken] (hierna: Mercedes Sprinter) en van een personenauto van het merk/type Citroën C4 Berline met het kenteken: [kenteken] (hierna: Citroën) en dat hij de gebruiker is van het telefoonnummer: [telefoonnummer] (hierna * [telefoonnummer] ) en het IMEI-nummer: [IMEI code] (hierna: * [IMEI code] ). Dit IMEI-nummer is van een toestel dat bij [betrokkene] in gebruik is als PGP-telefoon.
Uit de historische verkeersgegevens van de PGP-telefoon met het IMEI-nummer: * [IMEI code] en het telefoonnummer: * [telefoonnummer] en de peilbakengegevens van de Mercedes Sprinter, blijkt dat de gebruiker hiervan op vrijdag 4 oktober 2019 in Duitsland is geweest. Uit laatstgenoemde peilbakengegevens blijkt dat de Mercedes Sprinter die dag van Nederland naar Duitsland is verplaatst, omstreeks 7:51 uur is geparkeerd op een afstand van ongeveer 240 meter van een postkantoor in Kleve, omstreeks 9:32 uur is geparkeerd op een afstand van 300 meter van een postkantoor in Wesel en omstreeks 12:52 uur is geparkeerd ter hoogte van het perceel gelegen aan de [adressen] te Rotterdam.
Uit de peilbakengegevens van de Citroën blijkt dat dit voertuig op 21 november 2019 is verplaatst van Pijnacker naar Duitsland, die dag is gestopt bij een Esso tankstation en daarna achtereenvolgens is geparkeerd op 100 tot 150 meter afstand van een postkantoor in Kranenburg, op 180 meter afstand van een postkantoor in Kleve, op 150 meter afstand van een postkantoor in Emmerich am Rhein en op 110 meter afstand van een ander postkantoor in Emmerich am Rhein. Op de beelden van voornoemd Esso tankstation is [betrokkene] herkend.
Uit de peilbakengegevens van de Citroën blijkt verder dat dit voertuig op 25 november 2019 is verplaatst van Pijnacker naar België en omstreeks 11:59 uur is geparkeerd op een afstand van ongeveer 200 meter van een filiaal van [naam] (een postkantoor) te Oud Turnhout. Van dit postkantoor zijn de beelden opgevraagd. Op deze beelden is te zien dat [betrokkene] op 25 november 2019 om 12:00 uur bij dit postkantoor naar binnen liep, dat hij in zijn linkerhand (een) wit groot voorwerp(en) vast had wat leek op (een) envelop(pen), dat hij dit/deze voorwerp(en) aan een vrouwelijke beambte gaf, dat zij dit/deze voorwerp(en) woog op een weegschaal, dat [betrokkene] kennelijk wat wisselgeld kreeg en 2 papiertjes en dat [betrokkene] daarna dit postkantoor verliet.
Uit onderzoek is verder gebleken dat [betrokkene] met de Citroën op 3 december 2019 van Nederland naar België is gereden en die dag een filiaal van [naam] (een postkantoor) in Antwerpen heeft bezocht en dat hij op 10 december 2019 met de Citroën van Nederland naar België is gereden en die dag een filiaal van [naam] (een postkantoor) in Wuustwezel heeft bezocht.
Tijdens voornoemde reizen heeft [betrokkene] gebruik gemaakt van zijn PGP-telefoon en geen of nagenoeg geen gebruik gemaakt van zijn eigen 06-nummer. Hiermee wilde hij mogelijk verbloemen dat hij een rit naar Duitsland dan wel België heeft gemaakt.
Uit eerdergenoemd onderzoek naar de reisbewegingen [betrokkene] , is gebleken dat de Citroën zich op 10 december 2019 omstreeks 13:49 uur bevond in de omgeving van een postkantoor in Wuustwezel. Op grond van een Europees Opsporingsbevel (hierna: EOB) zijn postpakketten in beslag genomen die door [betrokkene] zouden zijn aangeboden aan een postbeambte en zijn de camerabeelden van dit postkantoor veiliggesteld. Op deze camerabeelden heeft een verbalisant [betrokkene] herkend als de man die op 10 december 2019 omstreeks 13:47 uur bij een balie een postpakket liet frankeren en verzenden.
Op een van de inbeslaggenomen postpakketten stond een adres in Thailand vermeld en in dit pakket bleken 104 pillen met het [naam] te zitten. Op het andere inbeslaggenomen pakket stond een adres in China vermeld, en in dit pakket bleken 47 pillen met het [naam] te zitten.
Blijkens de peilbakengegevens van de Citroën en de gegevens van de getapte PGP-telefoon van [betrokkene] , is [betrokkene] op 21 november 2019 naar Duitsland gereisd.
Duitse verbalisanten hebben gezien dat [betrokkene] met genoemd voertuig in Duitsland
reed en kennelijk poststukken in verschillende brievenbussen deed.
Naar aanleiding van deze waarnemingen heeft de Duitse politie poststukken onderschept en inbeslaggenomen. Deze poststukken bleken verdovende middelen te bevatten, waaronder in ieder geval amfetamine, cocaïne en XTC ( MDMA ).
Hoewel er geen toxicologisch rapport beschikbaar is, bestaat het vermoeden dat [betrokkene] op 21 november 2019 39,4 gram cocaïne en/of amfetamine, 10 XTC-pillen en 151,1 gram amfetaminepasta van Nederland naar Duitsland heeft vervoerd.
Op 19 december 2019 is [betrokkene] van Nederland naar Duitsland gereden. Hij heeft tijdens die rit drugs vervoerd. Hoewel er in eerste instantie nog geen toxicologisch rapport beschikbaar was, bestaat het vermoeden dat het hierbij onder meer ging om ongeveer 35 gram XTC-pillen, ongeveer 11 gram methamfetamine (Crystal), ongeveer 22 gram cocaïne en ongeveer 70 gram amfetamine-pasta (de gewichten betreffen brutogewichten).
Onderzoek naar op 19 december 2019 bij de post in beslag genomen pillen met het [naam] heeft uitgewezen dat deze pillen MDMA bevatten.
Op 3 januari 2020 heeft een undercover-rechercheur bij de [naam] 1.000 XTC-pillen gekocht met bitcoins. [betrokkene] heeft vervolgens op 10 januari 2020 ongeveer 388 gram XTC-pillen (brutogewicht) vanuit Nederland naar Duitsland vervoerd. Naast de aan de underdercover-rechercheur geadresseerde brief, heeft [betrokkene] tegelijkertijd tien andere brieven vervoerd vanuit Nederland naar Duitsland. Hoewel er geen toxicologisch rapport beschikbaar is, bestaat het vermoeden dat de briefzendingen in totaal ongeveer 881,8 gram XTC-pillen en ongeveer 283,7 gram amfetamine/methamfetamine (Crystal) bevatten (de gewichten betreffen brutogewichten).
De loods van [betrokkene] en de woning van de verdachte
Uit onderzoek bij de Kamer van Koophandel bleek dat op het huisadres van [betrokkene] een bedrijf stond ingeschreven. Op de website van dit bedrijf stond vermeld dat dit bedrijf was gevestigd aan de [adressen] in Rotterdam.
Op de loods gelegen aan de [adressen] te Rotterdam is een camera geplaatst. Uit de beelden bleek dat [betrokkene] bijna dagelijks aanwezig was in de loods en dat hij diverse malen met tasjes en doosjes in en uit de loods liep. Het vermoeden bestond dat [betrokkene] in deze loods voorbereidingshandelingen verrichtte met betrekking tot de verzending van verdovende middelen.
Op 13 februari 2020 is binnengetreden in voornoemde loods te Rotterdam. Tijdens de doorzoeking is tosti-apparatuur aangetroffen (foto’s zie p. 248 en 249), welke apparatuur door Duitse politieambtenaren is herkend als apparatuur welke is gebruikt door het [onderzoeksnaam] bij pseudokopen die de Duitse politieambtenaren hadden verricht. De drugshond sloeg tijdens de doorzoeking onder meer aan op de zwarte kast in de kantoorruimte. Hierin lagen dozen en bakken gevuld met verdovende middelen (foto’s zie p. 253 t/m 263) en een doos met enveloppen die lijken op de enveloppen die zijn gebruikt voor de verkopen door het [onderzoeksnaam] (foto’s zie p. 263 t/m 265). Daarnaast zijn in het pand onder meer de volgende goederen aangetroffen:
- een sticker met een postadres in Sri Lanka (foto zie p. 267);
- een weegschaal (foto zie p. 269);
- diverse telefoons (foto zie p. 271);
- een vacuümapparaat (foto zie p. 272);
- een blauwe vuilniszak met diverse gescheurde bonnetjes, handgeschreven adressen, enveloppen, een kassabon van [naam] , verpakkingsmateriaal en diverse verscheurde etiketten (foto’s zie p. 277 t/m 281).
Tijdens voornoemde doorzoeking zijn pillen met het [naam] aangetroffen en groene pillen met het [naam] .
Op 13 februari 2020 zijn er bij de doorzoeking verdovende middelen en verpakkingsmaterialen zijn aangetroffen. Tevens zijn toen uit een prullenbak papieren snippers in beslag genomen. Deze snippers heeft een verbalisant aan elkaar geplakt tot vijf A4’tjes waarop namen en adressen stonden. Dit betreffen adressen over heel de wereld. Bij een naam en een bijhorend adres, stond een getal met daarachter letters. Die letters, zoals: ge, gsp, ge, gm, x tic, leken een afkorting te zijn. Het gaat hierbij mogelijk om een hoeveelheid drugs die naar de desbetreffende geadresseerde gestuurd moest worden.
Uit onderzoek is gebleken dat [betrokkene] op de volgende data naar de woning gelegen aan het [adressen] is gegaan: 2 december 2019, 6 december 2019, 11 december 2019 en 12 december 2019. Tijdens de observatie van [betrokkene] is op 11 december 2019 waargenomen dat hij die dag meerdere malen bij deze woning naar binnen is gegaan, dat hij die woning binnen is gegaan met een tas en dat het, gelet op de manier waarop hij deze tas tilde, vermoedelijk om een zware tas ging.
Uit de peilbakengegevens van de Citroën blijkt dat dit voertuig ook op 13 januari 2020, 23 januari 2020 en 10 februari 2020 is gestopt/geparkeerd in de directe nabijheid van het perceel gelegen aan het [adressen] .
Op voornoemd adres staat [verdachte] , geboren op [geboortedatum] volgens de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) als enige ingeschreven.
Op 13 februari 2020 is binnengetreden in de woning gelegen aan het [adressen] , welke woning wordt bewoond door de verdachte. In deze woning zijn onder meer twee PGP-telefoons van het merk Aquaris X2, een iPhone en een label/sticker machine in beslag genomen.
Het resultaat van de tap op het IP-adres van de verdachte en het onderzoek naar telefoons van de verdachte
Op 7 februari 2020 is onderzoek verricht naar de data die zijn verkregen naar aanleiding van een tap op het IP-adres van de verdachte. Op de volgende data is TOR-verkeer in de aanwezige data waargenomen: 23, 24, 26, 30 en 31 januari 2020 en 4, 6 en 7 februari 2020.
Het Duitse onderzoeksteam heeft de informatie verstrekt dat de beheerder van het [onderzoeksnaam] -account in de ochtend van 4 februari 2020 actief is geweest. Uit de data van de IP-tap bleek dat de gebruiker van het IP-adres op 4 februari 2020 op diverse momenten gebruik heeft gemaakt van TOR, te weten: van 00:01 uur tot 00:32 uur, van 00:51 uur tot 01:05 uur, van 01:47 uur tot 02:17 uur, van 02:58 uur tot 03:19 uur, van 03:30 uur tot 03:41 uur en van 03:58 uur tot 08:53 uur.
Verder heeft het Duitse onderzoeksteam de informatie verstrekt dat het [onderzoeksnaam] voor haar communicatie gebruik maakte van de versleutelde chatapplicatie Wickr en de versleutelde emaildienst Protonmail. Uit de data van de IP-tap blijkt dat de verdachte gebruik maakte van Wickr en Protonmail.
Ten tijde van het onderzoek zijn er diverse pseudokopen verricht door de Duitse politie via het darkweb bij het [onderzoeksnaam] , waaronder op 4 februari 2020.De betalingen van deze pseudokopen zijn met bitcoins verricht.
Op 13 februari 2020 is in de woning van de verdachte een iPhone in beslag genomen. Een verbalisant heeft de op die telefoon aanwezige bestandmap met afbeeldingen (lmages) bekeken. In deze bestandsmap waren 13 afbeeldingen van een pulverizer/grinder aanwezig en twee afbeeldingen van een chemische structuur. Een van deze chemische structuren komt overeen met de chemische structuur van cocaïne. De andere chemische structuur komt overeen met de chemische structuur van carfentanil. Met deze telefoon is de Wikipediapagina betreffende cocaïne en de Wikipediapagina betreffende carfentanil geraadpleegd. Op laatstgenoemde Wikipediapagina staat het volgende vermeld: Carfentanil wordt soms versneden toegevoegd aan heroïne en andere drugs omdat het goedkoop is en een langere roes geeft, mede doordat Carfentanil een van de krachtigste, zo niet de krachtigste opioïde is.
Op 13 februari 2020 is in de woning van de verdachte een PGP-telefoon van het merk Aquarius in beslag genomen met het IMEI-nummer: [IMEI code] (hierna: * [IMEI code] ).
In deze telefoon waren 450 Encrochat-contacten opgeslagen. Per contact stond een status vermeld. De tekst bij deze status is vermoedelijk door de contactpersoon zelf ingevoerd.
In de telefoon stonden contactpersonen met onder meer de volgende statussen vermeld: “ [contactpersonen] ”, “ [contactpersonen] & [contactpersonen] ”, “ [contactpersonen] : [contactpersonen] ”, “ [contactpersonen] ”, “ [contactpersonen] ”, “ [contactpersonen] ” en “ [contactpersonen] : [contactpersonen] .”
In de PGP-telefoon met het IMEI-nummer * [IMEI code] zijn chatberichten aangetroffen die zijn verstuurd in de periode van 7 februari tot en met 12 februari 2020 waaruit blijkt dat de verdachte tabletteermachines, stempels, kleurstoffen en bindstoffen regelt voor diverse andere personen. Het gaat dan om contacten met een status die verwijst naar drugs, zoals Username [contactpersonen] met status “ [contactpersonen] & [contactpersonen] ”, Username [contactpersonen] met status “ [contactpersonen] ”, Username [contactpersonen] met status “ NL [contactpersonen] ”, Username [contactpersonen] met status “ [contactpersonen] grondstoffen [contactpersonen] ”.
In de telefoon met het IMEI-nummer * [IMEI code] zijn diverse chatberichten aangetroffen die zijn verstuurd in de periode van 7 februari tot en met 12 februari 2020.
Een van deze chatberichten is afkomstig van de contactpersoon met de status: [contactpersonen] : [contactpersonen] (de politie is ambtshalve bekend dat de term [contactpersonen] wordt gebruikt voor methamfetamine). Deze contactpersoon vraagt aan [gebruikersnaam] (de gebruiker van de telefoon met het IMEI-nummer * [IMEI code] ) om “nieuwe [code naam] ”.
In een ander chatbericht zegt de contactpersoon met de status * [contactpersonen] *grondstoffen tegen [gebruikersnaam] dat hij zijn abon (de rechtbank begrijpt: abonnement) wil verlengen.
Ook zijn in de telefoon chatberichten aangetroffen tussen [gebruikersnaam] en [contactpersonen] . Nadat [contactpersonen] aan [gebruikersnaam] kenbaar had gemaakt dat hij ‘intenseape met 3 maanden wil verlengen’, zegt [gebruikersnaam] tegen [contactpersonen] : ”Maat van me verkoop viva 200 bind 450 per doos, kleur 200/per kg en mag 450 per zak 25 kg.”
In diverse chatberichten bespreken [contactpersonen] en [gebruikersnaam] verlengingen van een PGP-abonnement. Nadat [contactpersonen] aan [gebruikersnaam] had gevraagd hoeveel klanten hij zelf heeft, heeft [gebruikersnaam] uiteindelijk gezegd: “…560 in totaal en bij jou 294 opgeschreven…”.
In een ander chatbericht van 8 februari 2020 geeft [contactpersonen] aan dat hij firepelican wil verlengen met 3 mnd (de rechtbank begrijpt: maanden) en dat hij later 525 euro kan overmaken. Als [gebruikersnaam] aan [contactpersonen] vraagt naar de betaling, blijkt dat [contactpersonen] dezelfde dag al heeft betaald en stuurt [contactpersonen] van die betaling een foto naar [gebruikersnaam] . Deze betaling is in euro’s verricht.
Uit de chatberichten die zijn aangetroffen op eerdergenoemde telefoon, blijkt dat de verdachte zich als reseller van abonnementen op Encrochat bezighield met het verlengen van abonnementen en wipen van telefoons en dat hij op verzoek ook PGP-telefoons kon leveren. Uit de chatberichten die tussen de verdachte en [contactpersonen] zijn verstuurd blijkt dat 266 accounts (560-294) in ieder geval van de verdachte zijn. Uit de chatberichten blijkt verder dat de kosten voor een abonnement voor de duur van 3 maanden € 525,00 bedroegen en dat de betalingen daarvoor kennelijk vaak in euro’s plaatsvonden.
In eerdergenoemde PGP-telefoon met het IMEI-nummer:* [IMEI code] zijn tevens chatberichten over bitcoins aangetroffen, welke zijn verstuurd in de periode van 7 februari 2020 tot en met 12 februari 2020. Uit deze berichten blijkt dat de verdachte op verzoek bitcoins inkoopt voor andere mensen, dat hij op verzoek bitcoins verkoopt, dat hij daarvoor “pap” levert en dat hij voor de inkoop en verkoop van bitcoins 5% provisie rekent. Ambtshalve is het bij de politie bekend dat met “pap” contant geld wordt bedoeld.
In de telefoons zijn ook chatberichten aangetroffen tussen [gebruikersnaam] (de verdachte) en [contactpersonen] waarin zij met elkaar spreken over btc (de rechtbank begrijpt: bitcoins). [gebruikersnaam] zegt onder meer tegen [contactpersonen] : “Die kerel die voor 50k btc wilde kopen vraagt of komende vrijdag ok is.” [contactpersonen] stuurt naar [gebruikersnaam] het volgende antwoord: “105%”. Daarnaast stuurt [gebruikersnaam] naar [contactpersonen] het volgende bericht: “Andere [code naam] wil elke maand voor 100k aan btc kopen….”. Ook stuurt [gebruikersnaam] naar [contactpersonen] een soort kasboek waarop bitcoins en verlengingen staan vermeld. Nadat [contactpersonen] aan [gebruikersnaam] had gevraagd of er btc binnen is gekomen en hoeveel “wij” er nu in totaal hebben, heeft [gebruikersnaam] een foto van twee rekeningen (bitcoinwallet) gestuurd en geantwoord: 97,96 bitcoins. Nadat [gebruikersnaam] deze foto had gestuurd, zegt [contactpersonen] tegen [gebruikersnaam] : “we zijn er bijna.”
De chatberichten die zijn aangetroffen op de PGP-telefoon van [betrokkene]
Op 13 februari 2020 is een PGP-telefoon bij [betrokkene] in beslag genomen. In deze telefoon zijn diverse berichten aangetroffen die tussen [contactpersonen] en [contactpersonen] zijn verstuurd.
Op 7 februari 2020 stuurt [contactpersonen] naar [betrokkene] het volgende bericht:
8235 van btc
100gr a 3000€ gegeve verrekend
5235 cash gegeve
13-1-20 2400 voirschot moet ik SSOwinst van krijgen
van de 0,109 875€
10g - 300
100 sp -70
80sp -56
=450 rest pak ik deze winst ff en straks met die 2400 gaan we
ff rekene nog
##################
rest 2400
+50gr c = 1500€
plus die L 1100€
+50gr c =1500
-130 magnetron
-120€ btc gepakt
-30€ label etiket
btc wissel:
[contactpersonen] stuurt daarbij een papier (waarop onder meer bedragen in euro’s staan vermeld).
[contactpersonen] antwoordt dat hij de magnetron vergeet en dat hij nog €130,- bij dat bedrag moet doen. [contactpersonen] antwoordt vervolgens: “kijken morgen wel”.
Op 10 februari 2020 stuurt [contactpersonen] naar [contactpersonen] een afbeelding van een kasboek waarop termen staan vermeld als: 50c, btcopname, etiketlabel, xmr en inkoop_kost.
Op 11 februari 2020 stuurt [contactpersonen] naar [contactpersonen] het bericht: “10c en 30 [naam] ”. Uit onderzoek is gebleken dat het [onderzoeksnaam] [contactpersonen] -tabletten met het [naam] te koop aanbood. Tevens zijn deze tabletten op 13 februari 2020 aangetroffen bij de doorzoeking van de loods van [betrokkene] (zie foto 5, p. 406).
Op 12 februari 2020 spreken [contactpersonen] en [contactpersonen] over de prijs van H. H is een afkorting voor heroïne. [contactpersonen] stuurt die dag naar [contactpersonen] de volgende berichten: “Volgens mij klop de prijs niet van die H” en “Ik doe 100 voor 2000 normaal”. Daarna stuurt [contactpersonen] naar [contactpersonen] de berichten: “18€ per gr klopt nie was 30 toch?” en “Stuur ff foto op die ander dan pas ik aan.” De straatprijs van heroïne is ongeveer 25 euro per gram.
Uit berichten die in de periode van 7 tot en met 12 februari 2020 tussen de verdachte ( [contactpersonen] ) en [betrokkene] ( [contactpersonen] ) zijn verstuurd blijkt het volgende.
Zij hadden in die periode dagelijks meerdere keren contact met elkaar via PGP-telefoons. Zij bespraken samen bestellingen van verdovende middelen die onder andere via Duitsland en naar Australië verstuurd moesten worden. De verdachte verzorgt de etikettering en [betrokkene] komt het (de rechtbank begrijpt: de etiketten) ophalen. Zij bespreken de vraagprijs van goederen (de rechtbank begrijpt: van verdovende middelen) en de wijze waarop hierover met de klant wordt gecommuniceerd, namelijk via Wickr of Proton. De verdachte verstuurt een gezamenlijk financieel overzicht en een print van een kasboek, waarop [betrokkene] aanvullingen geeft. Hieruit blijkt dat zij een gezamenlijke financiële administratie bijhielden. Op basis van de aangetroffen gesprekken, concludeert de politie dat sprake is van een nauwe samenwerking tussen de verdachte en [betrokkene] bij de handel van verdovende middelen via het darkweb.
De chatgesprekken die hebben plaatsgevonden in de periode van maart 2020 tot juli 2020
Tijdens het onderzoek [onderzoeksnaam] zijn chatberichten aangetroffen die zijn verstuurd met encro -telefoons. Uit onderzoek is gebleken dat de verdachte gebruik maakte van de usernaam: [code naam] en dat hij gebruik maakte van het account:
[e-mailadres]. Door een verbalisant zijn de chatberichten bekeken die afkomstig zijn van
[e-mailadres]. Deze berichten zijn verstuurd in de periode van 26 maart 2020 tot en met 16 juni 2020. Op basis van deze berichten, concludeert de verbalisant het volgende:
[code naam] krijgt vele verzoeken voor het verlengen, wipen en overzetten van Encrochat-abonnementen. Daarnaast verkoopt hij ook telefoons met een
Encrochat-abonnement;
- [code naam] houdt zich bezig met de verkoop en inkoop van bitcoins (afgekort als BTC). Personen doen bij hem het verzoek om bitcoins om te ruilen. Het gaat hierbij over bedragen variërend van 10K (de rechtbank begrijpt: € 10.000,00) tot 500K (de rechtbank begrijpt: € 500.000,00). [code naam] zet dit weer uit bij derden. [code naam] geeft aan dat de kosten tussen de 103 en 105 procent zijn;
- [code naam] regelt voor meerdere personen stempels en machines, waaronder een ZP12 en ZP9. Uit de gesprekken blijkt dat deze stempels en machines bedoeld zijn voor de productie van pillen. Over de kosten zegt [code naam] dat er 1000 moet worden aanbetaald en dat de rest van de 1250 bij ophalen/afleveren betaald moet worden;
[code naam] maakt met personen afspraken over het ophalen/overhandigen van goederen, waaronder 'pap'. Uit de gespreken valt op te maken dat met 'pap' geld wordt bedoeld. [code naam] neemt 'pap' in ontvangst en levert dit af.
De chatberichten van [contactpersonen]
Uit onderzoek is gebleken dat [contactpersonen] (hierna: [contactpersonen] ) vermoedelijk de gebruiker is van de accountnaam [code naam] , dat hij zich vermoedelijk bezighield met de handel in verdovende middelen en vuurwapens en dat hij vermoedelijk bitcoins gebruikte bij de handel in verdovende middelen. Op 22 april 2020 is [contactpersonen] voor deze feiten aangehouden en is in zijn woning 60,000,- euro aan contant geld aangetroffen.
Op 6 april 2020 heeft [code naam] twee encrochatberichten naar [code naam] gestuurd met de volgende inhoud: “ik koop die btc van [code naam] ” en “11000 euro dan weet je dat”.
Uit bovenstaande berichten blijkt dat [code naam] , [code naam] op de hoogte brengt dat hij btc (vermoedelijk bitcoins) koopt van [code naam] voor 11.000 euro. Met [code naam] bedoelde [code naam] vermoedelijk [code naam] .
Uit onderzoek is gebleken dat in de periode 2 maart 2020 tot en met 8 maart 2020 encrochatberichten zijn verstuurd tussen [code naam] en [code naam] . Uit die berichten blijkt dat de verdachte via Encrochat diensten verleent bij de handel in bitcoins en dat hij dit doet voor [contactpersonen] .
Het onderzoek naar de site [naam website]
Een verbalisant heeft op 22 februari 2020 onderzoek verricht naar de TOR-website " [naam website] " en hieruit is het volgende gebleken. Deze website wordt gebruikt als een webshop voor verdovende middelen (screenshot homepagina, zie p. 307). Op de homepagina staan - in het Engels - onder meer de volgende middelen vermeld: cocaïne, MDMA , speed (de rechtbank merkt op: speed is de straatnaam voor amfetamine) en XTC-pillen (de rechtbank merkt op: XTC-pillen bevatten doorgaans MDMA ).
Op de " [naam website] " (over ons) pagina van de [naam website] website staat vermeld dat indien mensen vragen hebben over de webpagina of de producten, zij contact kunnen opnemen met het account: " [e-mailadres] ". Indien klanten vragen hebben, is [onderzoeksnaam] dus een contactpersoon voor deze site. De opmaak van de [naam website] site is gebaseerd op OpenCart software. Op de iPhone van de verdachte stonden twee foto’s die op 25 oktober 2019 zijn gemaakt met deze iPhone. Op deze foto’s (p. 311 en 312) is een checkoutpagina te zien zoals deze eruit ziet als deze is gemaakt met OpenCart software. Op deze checkoutpagina waren de volgende betalingsopties beschikbaar: "Bitcoin" en "Cash on Delivery". Uit onderzoek is gebleken dat “Bitcoins” niet een standaard betalingsoptie is als een website wordt gemaakt met OpenCart software. Deze is dus door de maker van de webpagina die te zien is op de foto (p. 311) toegevoegd.
De verklaringen van de verdachte
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat Encrochat veilige communicatie tussen gebruikers aanbiedt en dat er klanten c.q. criminelen zijn die misbruik willen maken van de veilige communicatie.
De verdachte heeft ter terechtzitting van 17 december 2020 het volgende verklaard.
Hij maakt gebruik van protonmail en Wickr. Het telefoonnummer [telefoonnummer] is zijn telefoonnummer. Hij is in de periode van 26 maart 2020 tot en met 26 juni 2020 de gebruiker van het account “ [e-mailadres] ” geweest. Hij had zijn backup met contacten weer teruggezet, nadat hij in februari was aangehouden. Daardoor kon hij met het account [code naam] weer communiceren met zijn oude contacten.
Ten aanzien van feit 1
Nadat hem het proces-verbaal is voorgehouden dat staat vermeld op pagina 449 t/m 452 (met het onderwerp: chatgesprekken PGP-telefoon [verdachte] over stempels, machines en kleurstoffen), heeft de verdachte verklaard dat hij inderdaad mensen heeft doorgestuurd die interesse hadden in machines (de rechtbank begrijpt: tabletteermachines) naar mensen die deze machines verkochten. De mensen die hij heeft doorgestuurd waren inderdaad mensen van wie hij had kunnen vermoeden dat zij handelden in verdovende middelen. Hij regelde dat voor die personen met die chats.
Nadat hem is voorgehouden dat de politie heeft geconcludeerd dat eerdergenoemde chatgesprekken gingen over grondstoffen, kleuren en machines, heeft hij verklaard dat het klopt dat hij daar in heeft bemiddeld. Nadat aan hem is gevraagd of hij in de periode van maart 2020 tot en met juni 2020 heeft gehandeld in tabletteermachines, heeft hij een bevestigend antwoord gegeven en verklaard dat hij mensen heeft doorgestuurd.
Ten aanzien van bitcoins en Encrochat-abonnementen
Over deze onderwerpen heeft verdachte het volgende verklaard. Hij heeft af en toe een bitcoinwissel voor iemand gedaan. Hij ontving daar een marge voor. Hij weet niet hoe die mensen aan die bitcoins kwamen. Hij heeft ook een keer een bitcoinwissel voor [betrokkene] gedaan. Hij heeft bitcoins voor hem omgezet in euro’s. Dit ging om enkele duizenden euro’s. Hij gaf mensen ook advies over bitcoins. Zij stelden hem bijvoorbeeld vragen over de koersontwikkeling van bitcoins.
Een PGP-telefoon kan worden gebruikt om te chatten. Het klopt dat de gemiddelde Nederlander niet chat met een PGP-telefoon. Je kunt via hem een Encrochat-abonnement krijgen. Als mensen problemen hebben met Encrochat dan kunnen zij bij hem terecht. Hij fungeert dan als een soort eerstelijns helpdesk. Nadat aan hem een chatgesprek is voorhouden dat in april 2020 tussen [code naam] en [code naam] heeft plaatsgevonden (p. 566 en p. 567), heeft de verdachte verklaard dat hij dit chatgesprek met het account [code naam] heeft gevoerd, dat [code naam] [contactpersonen] is, dat [contactpersonen] bij hem terecht is gekomen omdat hij bitcoins wilde hebben en dat hij voor € 11.000,- aan bitcoins aan [contactpersonen] heeft verkocht.
Ten aanzien van chatgesprekken met [betrokkene] en de site [naam website]
Over deze onderwerpen heeft de verdachte het volgende verklaard. [betrokkene] heeft hem onder de naam [contactpersonen] opgeslagen in diens telefoon. Hij heeft op verzoek van [betrokkene] dingen aangepast op de site [naam website] . Op de site heeft hij een bitcoin-betaalmodule toegevoegd. Dit zal eind 2019 zijn gebeurd. Op de site heeft hij ook een prijs aangepast. Ook heeft hij 1 of 2 keer een bestelling aan [betrokkene] doorgegeven die op die site was gedaan. Hij wist dat [betrokkene] drugs verhandelde. [betrokkene] wilde hem via die site mee laten delen in de winst. Het ging om de helft van de opbrengst van de site. Het is heel stom van hem geweest om [betrokkene] te helpen bij de site [naam website] omdat op die site drugs werden verkocht.
Het chatbericht dat hij op 11 februari 2020 naar [betrokkene] heeft gestuurd met de inhoud: “10c en 30 [naam] ” (p. 424), had betrekking op een bestelling die via de site [naam website] was gedaan van 10 gram cocaïne en 30 pillen met het [naam] logo. Hij heeft deze bestelling doorgegeven aan [betrokkene] .
Nadat de verdachte enkele berichten zijn voorgehouden die tussen hem en [betrokkene] zijn verstuurd over de prijs van H (zie p. 445/446), heeft de verdachte verklaard dat deze berichten inderdaad gingen over het feit dat [betrokkene] wilde dat hij de prijs van heroïne zou aanpassen en dat hij dit ook heeft gedaan.
3.4.3Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feiten 3 primair en 3 subsidiair
Uit het eerdergenoemde Duitse politieonderzoek is gebleken dat het [onderzoeksnaam] via diverse marktplaatsen en via de site [naam website] op het darkweb harddrugs te koop aanbood en dat die sites alleen benaderbaar waren via het TOR-netwerk. Uit dit Duitse onderzoek is verder gebleken dat [betrokkene] verdovende middelen die via deze sites waren besteld bij het [onderzoeksnaam] , met de auto van Nederland naar Duitsland heeft vervoerd en deze harddrugs vervolgens via diverse Duitse postkantoren heeft verstuurd naar personen die een bestelling hadden geplaatst bij het [onderzoeksnaam] .
Gelet op deze modus operandi, in combinatie met de hiervoor vermelde processen-verbaal betreffende de autoritten die [betrokkene] van Nederland naar Duitsland en België heeft gemaakt en de inhoud van de onderschepte poststukken, concludeert de rechtbank dat [betrokkene] in de periode van 4 oktober 2019 tot en met 3 januari 2020 harddrugs vanaf Nederland naar België en Duitsland heeft getransporteerd, waaronder cocaïne, MDMA , methamfetamine en amfetamine en dat het daarbij ging om een hoeveelheid harddrugs van 1.000 tot 1.500 gram. Door aldus te handelen, heeft [betrokkene] zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van deze harddrugs.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niets te maken heeft gehad met de drugsactiviteiten van het [onderzoeksnaam] , waaronder dus voornoemde drugsexporten.
De rechtbank heeft geconstateerd dat er echter diverse aanwijzingen in het dossier aanwezig zijn dat de verdachte wel activiteiten voor het [onderzoeksnaam] heeft verricht. De rechtbank wijst daarbij op de omstandigheid dat met het IP-adres van de verdachte op 4 februari 2020 diverse malen verbinding is gemaakt met het TOR-netwerk, terwijl er op die dag door het Duitse onderzoeksteam een pseudokoop bij het [onderzoeksnaam] is verricht en de verkoop sites waarop het [onderzoeksnaam] actief was alleen konden worden benaderd via het TOR-netwerk. Daarnaast maakte de verdachte, net als [onderzoeksnaam] , gebruik van de versleutelde chatapplicatie Wickr en de versleutelde e-maildienst [e-mailadres] . Ten slotte heeft de verdachte toegegeven dat hij activiteiten heeft verricht voor de site [naam website] , waarop diverse soorten harddrugs te koop werden aangeboden. Het [onderzoeksnaam] is op deze website onder het kopje “ [naam website] ” opgenomen als contactpersoon. Gelet hierop concludeert de rechtbank dat [naam website] een van de sites is waarop het [onderzoeksnaam] harddrugs te koop aanbood. Aangezien de verdachte activiteiten voor deze site heeft verricht, heeft hij aldus activiteiten voor het [onderzoeksnaam] verricht.
Gelet op voornoemde omstandigheden, gaat de rechtbank voorbij aan de verklaring van de verdachte dat hij niets te maken heeft gehad met de activiteiten van het [onderzoeksnaam] en concludeert zij dat de verdachte wel degelijk betrokken is geweest bij de drugsactiviteiten van het [onderzoeksnaam] .
De vragen die de rechtbank moet beantwoorden is of deze activiteiten ook hebben bestaan uit het leveren van een bijdrage aan eerdergenoemde drugsexporten van [betrokkene] en of deze bijdrage van voldoende gewicht is geweest om hem als medepleger van deze drugsexporten aan te kunnen merken.
De raadsman stelt dat de verdachte hoogstens als medeplichtige bij de handel in drugs betrokken is geweest. Dat de verdachte slechts een kleine rol heeft gehad bij de harddrugshandel van [betrokkene] en het [onderzoeksnaam] acht de rechtbank ongeloofwaardig, gelet op de omstandigheid dat [betrokkene] de verdachte 50% van de opbrengst gunde van de site [naam website] en de verdachte dus kennelijk als een gelijkwaardige partner beschouwde, de vele bezoekjes die [betrokkene] in de periode van december 2019 tot en met februari 2020 aan het huisadres van de verdachte heeft gebracht en gelet op de telefoongesprekken die in de periode van 7 februari tot en met 12 februari 2020 tussen hem ( [contactpersonen] ) en [betrokkene] ( [contactpersonen] ) hebben plaatsgevonden en die zijn aangetroffen op een PGP-telefoon van [betrokkene] . Hieruit blijkt dat de verdachte intensief contact met [betrokkene] onderhield en dat zij met elkaar over allerlei aspecten van de handel in harddrugs met elkaar spraken, zoals bestellingen van verdovende middelen die naar het buitenland moesten worden verstuurd, prijzen van harddrugs en de wijze waarop er met klanten gecommuniceerd moest worden en dat zij een gezamenlijke financiële administratie bijhielden. In dat kader heeft de verdachte op 7 februari 2020 een overzicht naar [betrokkene] gestuurd waarin onder meer het volgende stond vermeld: “100gr a 3000€”, “13-1-20 2400 voirschot moet ik 550winst van krijgen”, “10g – 300”, “+50gr c = 1500€” (de rechtbank begrijpt c is cocaïne) en “plus die L 1100€” (de rechtbank begrijpt: L is LSD). Gelet op de bedragen, gewichten en termen die worden gebruikt in dit overzicht en de aanvullingen die [betrokkene] daarop heeft gegeven, concludeert de rechtbank dat de verdachte en [betrokkene] een gezamenlijke financiële administratie bijhielden betreffende hun handel in harddrugs.
Gelet op de drugsgerelateerde gesprekken die de verdachte en [betrokkene] hebben gevoerd, [betrokkene] de verdachte kennelijk als gelijkwaardige partner beschouwde door hem 50% van de opbrengst van de site [naam website] te gunnen en zij een gezamenlijk financiële administratie bijhielden betreffende de handel in harddrugs, concludeert de rechtbank dat tussen de verdachte en [betrokkene] sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met betrekking tot de handel in drugs, waaronder de export van harddrugs.
De rechtbank acht derhalve bewezen dat de verdachte zich tezamen en in vereniging met [betrokkene] schuldig heeft gemaakt aan de export van harddrugs.
De officier van justitie heeft gerequireerd tot een bewezenverklaring van de gehele tenlastegelegde periode, te weten van 1 oktober 2017 tot en met 12 februari 2020.
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte in ieder geval vanaf oktober 2019 betrokken was bij de drugsactiviteiten van het [onderzoeksnaam] en samenwerkte met [betrokkene] . Zij baseert deze conclusie op de volgende feiten en omstandigheden.
De verdachte heeft toegegeven dat hij eind 2019 activiteiten heeft verricht voor de site [naam website] , waaronder het toevoegen van de betaalmodule met bitcoins. Dit betreft een van de sites waarop het [onderzoeksnaam] harddrugs te koop aanbood. Op de iPhone van de verdachte zijn foto’s aangetroffen van een betaalpagina welke zijn gemaakt in oktober 2019. Deze betaalpagina was, net als de site [naam website] , gemaakt met OpenCart software. Op deze betaalpagina kon, net als op de site [naam website] , worden betaald met bitcoins.
Gelet op deze omstandigheden, concludeert de rechtbank dat de verdachte voornoemde betaalpagina kennelijk heeft gebruikt als voorbeeld voor het toevoegen van de betaalmodule bitcoins aan de site [naam website] . Aangezien de foto’s van eerdergenoemde betaalpagina in oktober 2019 zijn gemaakt, concludeert de rechtbank dat de verdachte zich in oktober 2019 al bezighield met deze site en hij aldus in oktober 2019 betrokken was bij de drugsactiviteiten van het [onderzoeksnaam] . Aangezien de verdachte heeft verklaard op verzoek van [betrokkene] activiteiten te zijn gaan verrichten voor de site [naam website] , concludeert de rechtbank dat de verdachte in ieder geval vanaf oktober 2019 samenwerkte met [betrokkene] inzake de handel in drugs.
Gelet op de bezoeken die [betrokkene] in de periode van december 2019 tot en met 10 februari 2020 aan de woning van de verdachte heeft gebracht en de drugsgerelateerde gesprekken die de verdachte met [betrokkene] in de periode van 7 februari 2020 tot en met 12 februari 2020 heeft gevoerd, acht de rechtbank bewezen dat deze samenwerking in ieder geval tot en met 12 februari 2020 heeft bestaan.
Concluderend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich in de periode van 1 oktober 2019 tot en met 12 februari 2020 tezamen en in vereniging met [betrokkene] schuldig heeft gemaakt aan het meermalen opzettelijk buiten het grondgebied brengen van harddrugs.
3.4.4Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 2 eerste cumulatief/alternatief en tweede cumulatief/alternatief
Kort samengevat, wordt de verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het witwassen van een geldbedrag van 139.500,- euro en/of 97,6 bitcoins, althans enig geldbedrag en/of een hoeveelheid bitcoins. Het verschil tussen de twee witwasvarianten die aan de verdachte ten laste zijn gelegd, is dat bij de ene variant sprake moet zijn geweest van een verbergings- of verhullingshandeling met betrekking tot het witwasvoorwerp in kwestie (feit 2 eerste cumulatief/alternatief) en dat bij de andere variant van een dergelijke handeling geen sprake hoeft te zijn geweest (feit 2 tweede cumulatief/alternatief). Om tot een bewezenverklaring van een van de beide tenlastegelegde witwasvarianten te kunnen komen, dient in ieder geval te worden bewezen dat het tenlastegelegde witwasvoorwerp in kwestie geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
In zijn arrest van 18 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2352 heeft de Hoge Raad zijn eerdere rechtspraak over het bestanddeel “afkomstig is uit enig misdrijf”, zoals dat voorkomt in de witwasbepalingen (art. 420bis e.v. Sr), als volgt samengevat: “… Dat een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf", kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is daarbij aan het openbaar ministerie bewijs aan te dragen van dergelijke feiten en omstandigheden.
(…)
Indien de door het openbaar ministerie aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
(….)
Indien een dergelijke verklaring uitblijft, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn overwegingen omtrent het bewijs.”
3.4.4.1 Het medeplegen van witwassen van 139.500,- euro, althans enig geldbedrag
De rechtbank heeft bewezen geacht dat de verdachte in de periode van februari 2020 tot en met juli 2020 aan anderen inlichtingen en middelen heeft verschaft die bedoeld waren om opiumdelicten voor te bereiden of te bevorderen, waaronder (verlengingen van) abonnementen op Encrochat (zie de bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1).
Uit de gesprekken die de verdachte in februari 2020 heeft gevoerd over Encrochat-abonnementen, concludeert de rechtbank dat de verdachte gemiddeld € 525,- in rekening bracht voor het afsluiten/verlengen van een dergelijk abonnement (zie chatgesprek met [contactpersonen] ), dat hij in ieder geval 266 van deze abonnementen voor anderen heeft geregeld (zie chatgesprek met [contactpersonen] ) en dat de betaling voor deze dienst kennelijk in euro’s werd verricht (zie chatgesprek met [contactpersonen] ).
Gelet op het voornoemde, concludeert de rechtbank dat de verdachte € 139.650,- (€ 525,- x 266) heeft ontvangen voor het afsluiten ofwel verlengen van abonnementen op Encrochat voor anderen en dat hij dit bedrag aldus voorhanden heeft gehad.
Om tot een bewezenverklaring van witwassen van dit geldbedrag te kunnen komen, dient te worden bewezen dat dit geldbedrag geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
De rechtbank overweegt dat op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband kan worden gelegd tussen dit geldbedrag en een of meer bepaalde misdrijven. Dat dit geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is, kan niettemin bewezen worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat dit geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is.
In dit kader acht de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Een gemiddelde consument koopt een mobiele telefoon om daarmee te kunnen bellen, foto’s te kunnen maken en te kunnen internetten. Een gemiddelde consument zal geen PGP-telefoon aanschaffen met een Encrochat-abonnement omdat een PGP-telefoon duur is en slechts een beperkte functionaliteit heeft. Met dergelijke telefoons kunnen geen foto’s worden gemaakt of worden gebeld. Omdat de meeste functies van een dergelijke telefoon onklaar zijn gemaakt, kan met een dergelijke telefoon eigenlijk uitsluitend nog berichten worden verzonden en ontvangen. Het is een feit van algemene bekendheid dat criminelen vaak gebruik maken van een PGP-telefoon met een Encrochat-abonnement om anoniem te blijven en door middel van versleutelde berichten veilig met elkaar te kunnen communiceren over criminele activiteiten. De hiermee verstuurde berichten konden namelijk lange tijd niet worden onderschept door de politie.
Daarnaast hadden enkele personen met wie de verdachte heeft gesproken over Encrochat-abonnement een status die erop duidt dat zij mogelijk met criminele activiteiten hun geld verdienden. De rechtbank wijst daarbij op de statussen: “ [contactpersonen] : [contactpersonen] * [code naam] * [contactpersonen] ” en “* [code naam] *grondstoffen”.
Bovengenoemde feiten en omstandigheden, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank het vermoeden dat de personen voor wie de verdachte een (verlenging van een) abonnement op Encrochat heeft geregeld, hun geld verdienden met criminele activiteiten, dat zij de verdachte voor deze dienst hebben betaald met de opbrengsten van deze criminele activiteiten en dat eerdergenoemd geldbedrag aldus een illegale herkomst heeft.
Gelet hierop, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat dit geldbedrag geen illegale herkomst heeft. Gelet op het ontbreken van een aannemelijke verklaring van de verdachte voor een legale herkomst van voormeld geldbedrag, in combinatie met bovengenoemde feiten en omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat dit geldbedrag geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - uit enig misdrijf afkomstig is.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geldbedrag geheel of gedeeltelijk een illegale herkomst had.
Bij beantwoording van deze vraag acht de rechtbank van belang dat de verdachte kennelijk zelf op de hoogte was van het feit dat Encrochat wordt gebruikt door criminelen/voor criminele activiteiten. De rechtbank leidt dit af uit de omstandigheid dat hij bij de politie heeft verklaard dat er klanten c.q. criminelen zijn die misbruik willen maken van de veilige communicatie van Encrochat en hij bovendien zelf ook gebruik heeft gemaakt van Encrochat voor zijn eigen criminele activiteiten. De rechtbank wijst in dit kader op de bewijsoverwegingen van feiten 1 en 3 primair. Daarnaast acht de rechtbank bij beantwoording van deze vraag de statussen van enkele personen voor wie hij een abonnement op Encrochat heeft geregeld van belang. Reeds gelet op de status van deze personen had bij de verdachte het vermoeden moeten bestaan dat zij mogelijk met criminele activiteiten hun geld verdienden.
Gelet op voornoemde omstandigheden, concludeert de rechtbank dat de verdachte in ieder geval redelijkerwijs had moeten vermoeden dat dit geldbedrag geheel of gedeeltelijk een illegale herkomst had.
Op basis van voornoemde, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte een geldbedrag van 139.600,- euro voorhanden heeft gehad, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geldbedrag geheel of gedeeltelijk een illegale herkomst had.
Gelet op het aantal (verlengingen van) Encrochat abonnementen die de verdachte heeft geregeld voor anderen, concludeert de rechtbank dat dit geldbedrag afkomstig was uit meerdere misdrijven en dat de verdachte van dit witwasfeit een gewoonte heeft gemaakt.
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting acht de rechtbank niet bewezen dat de verdachte dit geldbedrag tezamen en in vereniging met anderen heeft witgewassen en dat de verdachte de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing van dit geldbedrag heeft verborgen of verhuld.
Concluderend acht de rechtbank bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van 139.600,- euro en dat hij hiervan een gewoonte heeft gemaakt (feit 2 tweede cumulatief/alternatief).
3.4.4.2 Het medeplegen van witwassen van 97,6 bitcoins, althans een hoeveelheid bitcoins
Op basis van de hiervoor weergegeven chatgesprekken die de verdachte met [contactpersonen] heeft gevoerd over bitcoins, concludeert de rechtbank dat hij op 6 februari 2020 samen met [contactpersonen] 97,6 bitcoins voorhanden had.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat deze bitcoins niet van hem waren, maar dat hij deze slechts beheerde voor [contactpersonen] . De rechtbank acht dit ongeloofwaardig omdat de verdachte een balansoverzicht met deze 97,6 bitcoins naar [contactpersonen] had gestuurd, nadat [contactpersonen] aan hem had gevraagd hoeveel bitcoins “wij” hebben en [contactpersonen] , nadat de verdachte dit balansoverzicht had gestuurd, tegen de verdachte heeft gezegd: “We zijn er bijna”. Uit deze berichten, blijkt naar het oordeel van de rechtbank onmiskenbaar dat [contactpersonen] en de verdachte op 6 februari 2020 samen 97,6 bitcoins voorhanden hadden.
Om tot een bewezenverklaring van het witwassen van deze bitcoins te kunnen komen, dient te worden bewezen dat deze bitcoins geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
In dit kader acht de rechtbank het volgende van belang.
Uit de hiervoor vermelde bewijsoverwegingen blijkt dat de verdachte betrokken is geweest bij de internationale drugshandel van het [onderzoeksnaam] , dat de harddrugsbestellingen bij het [onderzoeksnaam] met bitcoins konden worden afgerekend en dat de verdachte in ieder geval 50% van de opbrengst heeft opgestreken van een van de websites waarop het [onderzoeksnaam] harddrugs verkocht. Gelet op de omstandigheid dat de harddrugsbestellingen met bitcoins konden worden afgerekend, concludeert de rechtbank dat de opbrengst die de verdachte heeft vergaard met drugshandel waarschijnlijk bestond uit bitcoins.
Aangezien de verdachte echter samen met [contactpersonen] eerdergenoemde 97,6 bitcoins voorhanden had, ligt het niet voor de hand dat de verdachte zijn eigen drugsopbrengst heeft gestort in de bitcoinwallet die hij samen met [contactpersonen] voorhanden had. Om die reden laat de rechtbank de drugsopbrengst van de verdachte, buiten beschouwing bij haar oordeel over deze specifieke bitcoins.
Uit eerdergenoemde chatgesprekken die de verdachte en [contactpersonen] hebben gevoerd over bitcoins, concludeert de rechtbank dat zij zich samen bezighielden met bitcoinwissels.
Uit de gesprekken die de verdachte als [code naam] heeft gevoerd over bitcoin(wissels), concludeert de rechtbank dat 3 tot 5% in rekening werd gebracht voor deze bitcoinwissels. Gelet op deze hoge wisselcommissie, in combinatie met de omstandigheid dat de verdachte en [contactpersonen] in eerdergenoemde chatgesprekken spreken over het omzetten van bedragen van tienduizenden euro’s in bitcoins en de verdachte heeft toegegeven dat hij voor [contactpersonen] € 11.000,- in bitcoins heeft omgezet, concludeert de rechtbank dat zij veel hebben verdiend met deze bitcoinwissels. Deze bitcoinwissels bestonden uit het omruilen van cash geld voor bitcoins en het omruilen van bitcoins voor cash geld. Met deze bitcoinwissels hebben zij aldus ook een grote hoeveelheid bitcoins verkregen. De rechtbank gaat ervan uit dat zij deze bitcoins hebben gestort in eerdergenoemde bitcoinwallet.
Voor het bewijs of deze bitcoins zijn witgewassen, kan gebruik worden gemaakt van zogeheten witwastypologiëen. Het gaat hierbij om min of meer objectieve kenmerken, die naar de ervaring leert, duiden op het witwassen van opbrengsten van misdrijven. Aan deze kenmerken kan een vermoeden van witwassen worden ontleend. Door de Financial Intelligence Unit zijn witwastypologieen geformuleerd voor de handel in cryptovaluta.
De bitcoinhandel die de verdachte en [contactpersonen] samen hadden, voldoet aan meerdere witwastypologiëen. De rechtbank wijst in dit kader op het volgende. Zij zijn niet bij de Kamer van Koophandel en de Belastingdienst bekend voor het zijn van wisselinstelling. Zij schermen hun eigen identiteit af voor hun klanten door gebruik te maken van Encrochat. De omvang van de aangekochte bitcoins is niet aannemelijk in relatie tot particulier gebruik.
Zij rekenen in contanten met hun klanten af. Zij brengen een ongewoon hoog percentage wisselcommissie aan klanten in rekening, namelijk 3 tot 5%. Dit is een ongewoon hoog percentage omdat een reguliere cryptocurrency exchanger maximaal een wisselcommissie van 1% hanteert. Dat hun klanten akkoord gingen met een dergelijk hoog percentage roept de vraag op waarom zij van hun diensten gebruik maakten. Als deze klanten niets te verbergen hadden, dan had het, gelet op deze hoge commissie, toch meer voor de hand gelegen dat zij via een reguliere handelaar van virtuele valuta bitcoins hadden omgewisseld. Een legale economische verklaring waarop de klanten toch op deze wijze hun bitcoins in- en verkochten, is dan ook niet aannemelijk geworden.
De omstandigheid dat de bitcoinhandel van de verdachte en [contactpersonen] voldoet aan diverse witwastypologieen, rechtvaardigt het vermoeden dat de verdachte en [contactpersonen] de bitcoins die zij daardoor hebben verkregen, hebben witgewassen. Onder deze omstandigheden mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat deze bitcoins geen illegale herkomst hadden. De verdachte heeft een dergelijke verklaring niet gegeven. Gelet op het ontbreken van een aannemelijke verklaring van de verdachte voor een legale herkomst van voormeld geldbedrag, in combinatie met bovengenoemde feiten en omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat de bitcoins die zij hebben verkregen door hun bitcoinhandel geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - uit enig misdrijf afkomstig is.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze bitcoins een illegale herkomst hadden.
Bij beantwoording van deze vraag acht de rechtbank het volgende belang.
Het is een feit van algemene bekendheid dat bitcoins worden gebruikt in het criminele circuit, waaronder voor de drugshandel. De drugs die werd verkocht door het [onderzoeksnaam] , kon ook worden afgerekend met bitcoins en de verdachte heeft zelf een bitcoinbetaal module toegevoegd aan een van de websites waarop het [onderzoeksnaam] harddrugs te koop aanbood. Uit deze omstandigheden leidt de rechtbank af dat de verdachte zelf ook wist dat bitcoins worden gebruikt in het criminele circuit. Daarnaast heeft de verdachte een bitcoinwissel verricht voor een persoon waarvan de rechtbank eerder heeft geconcludeerd dat hij zich bezighield met drugshandel, namelijk [betrokkene] en heeft de verdachte een bitcoinwissel verricht voor een persoon van wie het vermoeden bestaat dat hij zich bezighield met criminele activiteiten en bij wie thuis een groot bedrag aan cash geld is aangetroffen.
Gelet op voornoemde omstandigheden concludeert de rechtbank dat de verdachte in ieder geval redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de bitcoins een illegale herkomst hadden.
Op basis van voornoemde, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte tezamen en in vereniging met [contactpersonen] 97,6 bitcoins voorhanden heeft gehad, terwijl de verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat deze bitcoins op zijn minst gedeeltelijk een illegale herkomst hadden. Zij hebben de illegale herkomst van deze bitcoins verhuld door deze bitcoins voor anderen om te ruilen in cash geld. De rechtbank acht bewezen dat de verdachte en [contactpersonen] van dit witwasfeit een gewoonte hebben gemaakt gelet op het feit dat zij een vaste werkwijze hadden die onder meer blijkt uit de vaste wisselcommissie die zij hanteerden en zij, gelet op het hoge aantal bitcoins dat zij gezamenlijk beheerden, zeer waarschijnlijk een groot aantal bitcoinwissels hebben verricht, doch in ieder geval voldoende om van een gewoonte te spreken.
Concluderend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het witwassen van 97,6 bitcoins en dat hij hiervan een gewoonte heeft gemaakt (feit 2 eerste cumulatief/alternatief).