ECLI:NL:RBDHA:2021:4237

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 april 2021
Publicatiedatum
26 april 2021
Zaaknummer
NL21.4922 en NL21.4923
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardige bekering tot het christendom en risico bij terugkeer naar Iran

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 april 2021 uitspraak gedaan in het beroep van twee Iraanse asielzoekers, eiser en eiseres, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hadden aangevraagd. De aanvragen werden door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat de bekering van eiseres tot het christendom niet geloofwaardig werd geacht. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eisers over hun bekering te vaag en algemeen waren, en dat zij niet voldoende inzichtelijk hadden gemaakt wat hun persoonlijke beleving van het geloof was. De rechtbank concludeerde dat eisers niet aannemelijk hadden gemaakt dat zij bij terugkeer naar Iran een reëel risico op vervolging zouden lopen, omdat zij niet in de negatieve belangstelling van de Iraanse autoriteiten stonden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de Staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de aanvragen ongegrond waren. De uitspraak benadrukt het belang van concrete en persoonlijke verklaringen in asielprocedures, vooral wanneer het gaat om geloofsafval en de gevolgen daarvan in het land van herkomst.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL21.4922 en NL21.4923

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer: [V-nummer 1]

[eiseres], eiseres, V-nummer: [V-nummer 2]
mede namens hun minderjarige kinderen
[kind 1], geboren op [geboortedag 1] 2016, Iraanse nationaliteit
[kind 2], geboren op [geboortedag 2] 2021, Iraanse nationaliteit
(gemachtigde: mr. M.M.J. van Zantvoort),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.J. Hofstra).

ProcesverloopBij besluiten van 29 maart 2021 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.

Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 april 2021. Eisers en hun gemachtigde waren aanwezig. Ter zitting zijn verder K. Sultani, als tolk, en de heer [A] en de heer [B] , als toehoorders, verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eisers hebben de Iraanse nationaliteit. Eiser is geboren op [geboortedag 3] 1987 en eiseres op [geboortedag 4] 1989. Aan haar asielaanvraag heeft eiseres ten grondslag gelegd dat zij zich in Iran heeft bekeerd tot het christendom. Haar streng islamitische vader is hier achter gekomen, waardoor het gezin problemen heeft gekregen en is gevlucht. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in 2017/2018 hier te lande kennis heeft gemaakt met het christendom via eiseres. Na vier weken is hij bekeerd tot het christendom. Bij terugkeer vrezen eisers problemen met de streng religieuze familie van eiseres en de Iraanse autoriteiten.
2. Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eisers geloofwaardig geacht. Ook de afwending van de islam door eisers wordt geloofwaardig geacht. Volgens verweerder hebben eisers echter vaag, algemeen en summier verklaard over hun bekering tot het christendom. Zij hebben hun persoonlijke beleving niet inzichtelijk kunnen maken. Verweerder heeft de bekering dan ook ongeloofwaardig geacht. Dat geldt ook voor de gestelde problemen van eisers als gevolg van de bekering.
Wat vinden eisers en verweerder in beroep?
3. Eisers vinden dat verweerder ten onrechte de bekering tot het christendom ongeloofwaardig acht. Verweerder verwacht het onmogelijke van eisers en gaat eraan voorbij dat ze wel degelijk duidelijk en uitgebreid hebben verklaard waarom ze zich hebben verdiept in een nieuwe religie, waarom het zo belangrijk voor hen is en wat ze hebben gevonden in het christendom. Verder zijn brieven, rapporten en artikelen overgelegd ter onderbouwing van hun bekering. Verweerder heeft tevens de uit de bekering voortvloeiende problemen ten onrechte ongeloofwaardig geacht.
Met betrekking tot de afwending van de islam en hun bekering stelt verweerder ten onrechte dat eisers dit verborgen kunnen houden in Iran. Dit is in strijd met het recht op vrije geloofsbeleving en uit het algemeen ambtsbericht Iran van februari 2021 blijkt dat je al gevaar kunt lopen als je als afvallige wordt gezien. Eisers vrezen bij terugkeer naar Iran een reëel risico te lopen op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. Daarbij is tevens van belang dat eiser in Nederland deel heeft genomen aan een demonstratie en dit is via zijn schoonvader bekend geworden bij de Iraanse autoriteiten.
4. Verweerder heeft gemotiveerd op de beroepsgronden gereageerd.
5. Op de specifieke argumenten van partijen gaat de rechtbank hierna in, voor zover dat nodig is.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
De bekering tot christendom van eiseres
6.1
Verweerder heeft niet ten onrechte gesteld dat eiseres onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt waarom zij zich in Iran is gaan verdiepen in het christendom. Daarbij heeft verweerder kunnen betrekken dat eiseres niet duidelijk heeft gemaakt waarom het, nadat zij al op 19 jarige leeftijd afstand had genomen van de islam, voor haar zo belangrijk was om zich te verdiepen in een andere religie. De algemene verklaring dat eiseres goede dingen over het christendom hoorde van haar vriendin, op zoek was naar liefde vanwege haar verleden en dat zij in de voetstappen van haar schepper wilde staan, heeft verweerder hiertoe onvoldoende kunnen achten. Eiseres heeft nagelaten om inzichtelijk te maken wat haar op dat moment precies aansprak in het christendom en waarom dit voor haar persoonlijk zo belangrijk was. Daarbij heeft eiseres ook niet inzichtelijk kunnen maken waarom zij, ondanks de grote risico’s die dit met zich meebracht, toch een huiskerk bezocht. De verklaring dat ze wilde weten wat daar werd gedaan en wat voor gevoel je daarbij kreeg en dat ze dapper was, is onvoldoende om inzichtelijk te maken waarom zij dit risico heeft genomen. Daarbij wordt niet ingezien dat zij alleen op het woord van haar vriendin vertrouwde dat er voorzorgsmaatregelen door de kerk waren genomen en dat ze wel kon gaan, terwijl deze vriendin zelf niet in Iran was, maar in Duitsland. Van eiseres mocht worden verwacht dat zij meer inzicht kan geven in de persoonlijke afweging die eraan ten grondslag heeft gelegen om zich na het afwenden van de islam toch weer in een religie te verdiepen en een huiskerk te bezoeken in Iran. Dat eiseres hier niet in is geslaagd, doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van haar bekering.
6.2
Eiseres is er niet in geslaagd om aannemelijk te maken wat haar persoonlijk aanspreekt in het christendom. Zo heeft zij onder meer verklaard dat de liefde van God haar aansprak, dat God barmhartig is en zondes vergeeft en dat haar geest genezen is. Als haar vervolgens wordt gevraagd waarom haar dit persoonlijk zo aansprak, verklaart eiseres dat zij op zoek was naar God door alle pesterijen door haar vader en verloofde en dat dit een God is waarvan ze altijd dacht dat hij bestond. Verweerder heeft kunnen stellen dat de verklaringen die eiseres heeft afgelegd op dit punt algemeen en niet concreet zijn. Dit geldt eveneens voor de verklaringen dat eiseres zich christen voelde en daardoor veranderingen heeft doorgemaakt. Als eiseres wordt gevraagd hoe zij merkte dat ze veranderde, verklaart eiseres dat ze controle had over haar woede, dat ze geen wraakgevoelens meer had, ze leerde vergeven en mensen liefdevol bejegende en dat ze tot God bad om zwakke punten te verbeteren. Hieruit blijkt niet hoe de gestelde veranderingen zijn toe te schrijven aan haar bekering. Ook de verklaring dat eiseres evangeliseert, omdat dit haar plicht is voor de verlossing van eenieder en dat zij de verandering in zichzelf wil doorgeven aan anderen, geeft geen inzicht waarom het voor haar persoonlijk belangrijk is om te evangeliseren.
De bekering tot het christendom van eiser
6.3
Verweerder heeft niet ten onrechte gesteld dat eiser geen overtuigende verklaringen heeft afgelegd over zijn eigen ervaringen en persoonlijke beleving over zijn bekering tot het christendom. Zo stelt eiser in Nederland te zijn bekeerd, nadat hij vier weken met eiseres de kerk bezocht, maar heeft hij niet inzichtelijk gemaakt hoe dit proces precies tot stand is gekomen en wat de reden is dat hij in zo’n korte tijd een nieuw geloof heeft aangenomen. Dit terwijl eiser heeft verklaard dat hij in Iran niet open stond om het geloof te ontdekken, ondanks dat eiseres hier wel mee bezig was. Dat eiser een goed gevoel kreeg in de kerk, dat dingen hem bekend voorkwamen en dat hij de aanwezigheid van God voelde, heeft verweerder niet ten onrechte vaag en algemeen kunnen vinden. Ook over zijn eigen ervaringen en beleving van het christendom heeft eiser niet concreet kunnen verklaren wat hem persoonlijk aansprak of wat zo belangrijk voor hem was. De verklaringen dat hij door de verhalen van de bijbel de behoefte voelde om te bekennen dat hij een zondaar was en dat hij verlossing heeft gevonden in het christendom, heeft verweerder eveneens als algemeen aan kunnen merken. Over de persoonlijke betekenis van het christendom heeft eiser verklaard dat hij vrede, rust en vergeving kon vinden in de religie, dat hij degenen die hem schade hadden toegebracht kon vergeven, dat hij zijn rust terug kon vinden en dat het gevoel van eenzaamheid wegging. Hieruit blijkt echter niet hoe de gestelde veranderingen zijn toe te schrijven aan zijn bekering. Verweerder heeft doorgevraagd waarom deze begrippen voor hem zo belangrijk zijn, maar de rechtbank volgt verweerder in de stelling dat eiser dit niet concreet heeft kunnen maken en onvoldoende inzicht heeft kunnen geven in zijn persoonlijke beleving. Ook de verklaringen dat eiser evangeliseert omdat God dat tegen hem heeft gezegd en omdat het een verplichting voor hem is, geven geen inzicht in zijn persoonlijke beleving van het christendom.
6.4.
Nu eisers middels hun verklaringen er niet in zijn geslaagd inzichtelijk te maken wat hun persoonlijke beleving is van het christendom en zij vervallen in algemene verklaringen over God, heeft verweerder tot de conclusie kunnen komen dat zij niet aannemelijk hebben gemaakt te zijn bekeerd. Dat eisers wel kennis hebben van het christendom en activiteiten verrichten, maakt dit oordeel niet anders, omdat zij daarmee niet alsnog inzichtelijk hebben gemaakt dat er sprake is van een diep gewortelde innerlijke overtuiging om zich te bekeren. Dit geldt ook voor de overgelegde stukken in beroep, zoals onder meer de brief van 13 april 2021 van de Protestantse Kerk, het rapport van Stichting Gave van 14 april 2021 en de brieven van de kerk in Hengelo. Deze stukken kunnen dienen ter onderbouwing van de bekering, maar nu de verklaringen van eisers onvoldoende diepgang vertonen en geen blijk geven van een innerlijke overtuiging heeft verweerder de gestelde bekering niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Hierdoor kunnen deze stukken de bekering niet alsnog aannemelijk maken. [1] Ten aanzien van de stelling van eisers dat hen meer tijd had moeten worden gegund om in het bezit te geraken van voormelde rapportages is van belang dat eisers deze stukken alsnog in beroep hebben kunnen overleggen en verweerder hierop ter zitting inhoudelijk heeft kunnen reageren. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt hierdoor in hun belangen te zijn geschaad.
Problemen bij terugkeer en reëel risico als bedoeld in artikel 3 van het EVRM [2]
7.1
Nu de verklaringen van eisers over de bekering niet geloofwaardig zijn bevonden, heeft verweerder de gestelde problemen bij terugkeer als gevolg van de bekering eveneens niet geloofwaardig kunnen achten. Daarbij heeft verweerder kunnen betrekken dat eisers zonder problemen legaal zijn uitgereisd, terwijl er aangifte tegen hen zou zijn gedaan en zij zich bij de rechtbank hadden moeten melden. Hieruit blijkt niet dat eisers in de negatieve belangstelling staan van de Iraanse autoriteiten. Dat eisers hebben verklaard dat ene Adel hen bij de uitreis zou hebben geholpen maakt dit niet anders, nu uit de verklaringen van eisers niet blijkt dat ze weten wat en of hij concreet iets heeft gedaan om ervoor te zorgen dat zij geen problemen zouden ondervinden op het vliegveld en hier ook verder niet naar hebben gevraagd. De in beroep overgelegde vertaalde berichten van deze Adel maken dat evenmin inzichtelijk.
7.2
Ten aanzien van de gestelde vrees bij terugkeer voor de familie van eiseres vanwege hun afvalligheid van de islam is van belang dat eisers deze vrees eerst in de zienswijze hebben aangevoerd. Eisers hebben noch in het nader gehoor noch in de correcties en aanvullingen aangegeven dat zij vanwege de afwending van de islam te vrezen hebben voor vervolging. Daarbij komt dat eiser zich al sinds zijn 12e/13e jaar en eiseres sinds haar 19e jaar heeft afgewend van de islam zonder enige problemen daarvan te ondervinden. Hierdoor is niet aannemelijk geworden dat zij bij terugkeer vanuit een diepgewortelde overtuiging hun afwending actief willen gaan uiten en is daarmee evenmin aannemelijk geworden dat zij tot de risicogroep behoren. [3] De door eisers aangehaalde Europese arresten en uitspraak van de rechtbank doen hier niet aan af. Zelfs als eisers bij terugkeer openlijk zouden willen laten zien dat zij de islam niet meer praktiseren, dan is nog niet aannemelijk gemaakt dat zij door de familie van eiseres of anderen als afvalligen zullen worden gezien, nu uit het algemeen ambtsbericht blijkt dat het ook in Iran mogelijk is om niet-praktiserend moslim te zijn.
7.3
De stelling dat eisers bij terugkeer problemen zullen ondervinden van de Iraanse autoriteiten omdat zij al jaren hier te lande zijn en asiel hebben aangevraagd, heeft verweerder evenmin hoeven volgen. Daarbij is van belang dat uit het algemeen ambtsbericht van februari 2021weliswaar blijkt dat men na lang verblijf in het buitenland kan worden ondervraagd, maar niet blijkt dat deze ondervraging specifiek ziet op het geloof. Vermeld wordt dat alleen als het asielmotief bekend is geworden bij de Iraanse autoriteiten, mogelijk gevraagd kan worden om de afvalligheid te bewijzen. Nu in het geval van eisers niet aannemelijk is geworden dat de Iraanse autoriteiten op de hoogte zijn van hun asielmotief heeft verweerder er van uit kunnen gaan dat zij niet op deze manier zullen worden ondervraagd. Verder is niet aannemelijk gemaakt dat de Iraanse autoriteiten op de hoogte zijn van het feit dat eiser in Nederland heeft deelgenomen aan een demonstratie. Nu de bekering niet geloofwaardig is geacht, is ook ongeloofwaardig dat de schoonvader van eiser een aanklacht tegen hem zou hebben ingediend. Niet is gebleken dat eiser in de negatieve belangstelling staat van de Iraanse autoriteiten. Verweerder heeft dan ook terecht en voldoende gemotiveerd gesteld dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat ze bij terugkeer naar Iran een gegronde vrees hebben voor vervolging dan wel te vrezen hebben voor schending van artikel 3 EVRM.
Herhalen zienswijze
8. Eisers hebben verder verzocht de zienswijzen als letterlijk herhaald en ingelast te beschouwen. Verweerder heeft in de bestreden besluiten op die zienswijzen gereageerd. Voor zover eisers in beroep niet hebben aangegeven waarom de reactie van verweerder tekortschiet, kan de beroepsgrond al hierom niet slagen.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid vanmr. A.E. Maas, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijv. de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 31 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2059.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Zie paragraaf C7/14.3.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000.