ECLI:NL:RBDHA:2021:4050

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 april 2021
Publicatiedatum
22 april 2021
Zaaknummer
NL21.2860
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure inzake niet tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft eiser, met V-nummer [V-nummer], beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn opvolgende aanvraag van 30 november 2018. Eiser had eerder, op 22 oktober 2019, beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen, wat op 19 december 2019 door de rechtbank Haarlem gegrond werd verklaard. De staatssecretaris werd opgedragen om uiterlijk op 13 februari 2020 een beslissing te nemen. Echter, de staatssecretaris heeft nagelaten om aan deze uitspraak te voldoen, wat heeft geleid tot een tweede beroep door eiser op 25 februari 2021. Op 9 april 2021 heeft de staatssecretaris alsnog op de aanvraag beslist, waarna eiser het beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat, ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, de rechtbank kan veroordelen in de proceskosten indien het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift. In dit geval is de staatssecretaris aan eiser tegemoetgekomen, en eiser heeft ter zake van het beroep rechtsbijstand ontvangen van een derde. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen en de kosten vastgesteld op € 267,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft geoordeeld dat het gewicht van de zaak licht is, aangezien het enkel gaat om het niet tijdig nemen van een besluit.

De rechtbank heeft de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 267,-. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Dutrieux, rechter, in aanwezigheid van mr. D.M. Biermann, griffier, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld binnen zes weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.2860

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. F. Khodajoo-Aziz Maleki),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Op 22 oktober 2019 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen van verweerder op zijn opvolgende aanvraag van 30 november 2018.
In de uitspraak van 19 december 2019 van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem (NL19.25293), is het beroep wegens het niet tijdig beslissen gegrond verklaard en is verweerder opgedragen om uiterlijk op 13 februari 2020 een beslissing te nemen.
Eiser heeft vervolgens, nadat verweerder heeft nagelaten gevolg te geven aan deze uitspraak, op 25 februari 2021 een tweede beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen van verweerder op zijn aanvraag.
Bij besluit van 9 april 2021 heeft verweerder alsnog op de aanvraag beslist.
Eiser heeft vervolgens het beroep ingetrokken en heeft daarbij verzocht verweerder te
veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
Op verzoek van de rechtbank om een reactie hierop, heeft verweerder meegedeeld bereid te
zijn de proceskosten te vergoeden.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, op verzoek van de indiener, dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van die
wet.
3. Verweerder is aan eiser tegemoetgekomen als bedoeld in artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb. Aan eiser is ter zake van het beroep door een derde beroepsmatig rechtsbijstand verleend, bestaande uit het indienen van een beroepschrift.
4. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank ziet aanleiding
verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het
beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit
proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 267,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per
punt van € 534,- en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank acht het gewicht van deze zaak
licht omdat het geding uitsluitend ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van 267,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Dutrieux, rechter, in aanwezigheid van mr. D.M. Biermann, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.