ECLI:NL:RBDHA:2021:4050
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure inzake niet tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft eiser, met V-nummer [V-nummer], beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn opvolgende aanvraag van 30 november 2018. Eiser had eerder, op 22 oktober 2019, beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen, wat op 19 december 2019 door de rechtbank Haarlem gegrond werd verklaard. De staatssecretaris werd opgedragen om uiterlijk op 13 februari 2020 een beslissing te nemen. Echter, de staatssecretaris heeft nagelaten om aan deze uitspraak te voldoen, wat heeft geleid tot een tweede beroep door eiser op 25 februari 2021. Op 9 april 2021 heeft de staatssecretaris alsnog op de aanvraag beslist, waarna eiser het beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat, ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, de rechtbank kan veroordelen in de proceskosten indien het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift. In dit geval is de staatssecretaris aan eiser tegemoetgekomen, en eiser heeft ter zake van het beroep rechtsbijstand ontvangen van een derde. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen en de kosten vastgesteld op € 267,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft geoordeeld dat het gewicht van de zaak licht is, aangezien het enkel gaat om het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank heeft de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 267,-. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Dutrieux, rechter, in aanwezigheid van mr. D.M. Biermann, griffier, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld binnen zes weken na bekendmaking.