ECLI:NL:RBDHA:2021:4043
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag rechtsbijstandstoevoeging wegens onvoldoende financieel belang in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 23 april 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor rechtsbijstand. Eiser had een toevoeging aangevraagd voor het instellen van hoger beroep tegen een strafrechtelijk vonnis, waarbij hij een geldboete van € 450,- was opgelegd. De Raad voor Rechtsbijstand had de aanvraag afgewezen op grond van het feit dat het financieel belang van eiser minder was dan de grens van € 500,-. Eiser was het niet eens met deze beslissing en stelde dat het hoger beroep niet redelijkerwijs aan hemzelf kon worden overgelaten, en dat hij recht had op een toevoeging op basis van artikel 6 van het EVRM.
De rechtbank oordeelde dat eiser onvoldoende financieel belang had voor een toevoeging, aangezien het financieel belang zich beperkte tot de aangevochten boete van € 450,-. De rechtbank stelde vast dat de kosten van rechtsbijstand niet meegeteld konden worden bij het financieel belang, omdat deze kosten geen onderdeel uitmaakten van de strafzaak. Eiser had ook geen zwaarwegende belangen of persoonlijke omstandigheden aangevoerd die een toevoeging zouden rechtvaardigen. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.