ECLI:NL:RBDHA:2021:401

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 januari 2021
Publicatiedatum
25 januari 2021
Zaaknummer
C-09-582749-HA ZA 19-1135
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Auteursrechtelijke geschil over inwerpzuilen voor ondergrondse vuilcontainers

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, vorderde IPV Delft, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.J. Deinum, dat VConsyst, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Russchen, zou worden veroordeeld tot nakoming van de Royaltyovereenkomst. De zaak draait om auteursrechtelijke bescherming van de Zoetermeerzuil, een inwerpzuil voor ondergrondse vuilcontainers, die door IPV Delft is ontworpen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Royaltyovereenkomst tussen partijen geldt en dat deze wordt beheerst door Nederlands recht. IPV Delft stelde dat VConsyst inbreuk maakte op haar auteursrechten door de M71 en M73 inwerpzuilen te vermarkten buiten de Benelux. De rechtbank oordeelde dat de M71 en M73 geen inbreuk maken op het auteursrecht van IPV Delft op de Zoetermeerzuil, omdat de totaalindrukken van de ontwerpen wezenlijk van elkaar verschillen. De rechtbank wees de vorderingen van IPV Delft af en veroordeelde haar in de proceskosten van VConsyst, die zijn begroot op € 19.492. Dit vonnis is uitgesproken op 20 januari 2021.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/582749 / HA ZA 19-1135
Vonnis van 20 januari 2021
in de zaak van
I.P.V. DELFT, INGENIEURSBUREAU VOOR PRODUCTVORMGEVING B.V., te Delft
eiseres,
advocaat mr. H.J. Deinum te Den Haag,
tegen
VCONSYST PARTICIPATIES B.V.,te Genemuiden, gemeente Zwartewaterland gedaagde,
Advocaat mr. M. Russchen te Amersfoort.
Partijen zullen hierna IPV Delft en VConsyst genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 22 oktober 2019, met producties 1 t/m 14;
  • de conclusie van antwoord van 29 januari 2020, met producties 1 t/m 12;
  • het tussenvonnis, waarin een comparitie van partijen is gelast;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 28 oktober 2020, die vanwege de beperkende maatregelen als gevolg van het Covid-19 virus via een videoverbinding is gehouden, en de daarin genoemde stukken. te weten:
  • de akte vermeerdering en vermindering van eis;
  • de schriftelijke pleitnotitie van IPV Delft van 28 oktober 2020;
  • de antwoordakte van VConsyst.
1.2.
Het proces-verbaal van de comparitie van partijen is opgemaakt buiten aanwezigheid van partijen, die in de gelegenheid zijn gesteld daar opmerkingen van feitelijke aard over te maken. Deze opmerkingen van partijen, gemaakt bij brieven van 7 december 2020 behoren tot de processtukken.
1.3.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
IPV Delft houdt zich bezig met het ontwerpen en realiseren van infrastructuur, verlichting en voorzieningen voor de openbare ruimte.
2.2.
VConsyst houdt zich bezig met de ontwikkeling en productie van
ondergrondse afvalsystemen.
2.3.
In 2001 heeft [A] (hierna: [A] ), bestuurder en aandeelhouder van IPV Delft, ten behoeve van een aanbestedingsprocedure in Zoetermeer een inwerpzuil voor een ondergrondse afvalcontainer ontworpen (hierna: ‘de Zoetermeerzuil’).
2.4.
Op 10 september 2001 heeft [A] het hieronder afgebeelde Benelux-modelrecht van de Zoetermeerzuil gedeponeerd onder inschrijfnummer 33796-01.
2.5.
In 2007 is de gemeente Amstelveen een aanbestedingsprocedure gestart met een uitvraag naar ondergrondse inwerpzuilen. VConsyst heeft de aanbesteding gewonnen. Zij heeft een inwerpzuil ontworpen, die zij onder de naam M71 op de markt brengt.
2.6.
Op 1 oktober 2007 hebben IPV Delft en VConsyst een Royaltyovereenkomst voor onbepaalde duur gesloten. De considerans vermeldt onder meer het volgende:
“- ipv Delft heeft in opdracht van de Gemeente Zoetermeer een serie inwerpzuilen ontworpen (de zgn. "Zoetermeerzuil");
- ipv Delft heeft het auteursrecht op dit ontwerp en heeft het ontwerp ook via een Benelux modeldepot beschermd (depotnr: 33796-01).
- In opdracht van de gemeente Amstelveen is een inwerpzuil ontworpen welke gelijkenissen vertoont met de "Zoetermeerzuil". Deze inwerpzuil wordt aangeduid als "Amstelveenzuil". De Amstelveenzuil wordt door vconsyst in de markt gezet onder de naam Metro® M71.
- VConsyst heeft reeds een aantal van deze Amstelveenzuilen aan de Gemeente Amstelveen geleverd en geplaatst.
- VConsyst heeft aan ipv Delft te kennen gegeven de Amstelveenzuil verder te willen exploiteren in die zin, dat deze ook wordt verkocht en geleverd aan derden (buiten Amstelveen);
- Partijen zijn daarbij overeengekomen, dat ipv Delft recht heeft op royalties bij verkoop van de Amstelveenzuil. De afspraken dienaangaande hebben Partijen neergelegd in onderhavige overeenkomst.”
2.7.
Voor zover van belang luidt de Royaltyovereenkomst, waarin IPV Delft is aangeduid als ‘de ontwerper’ en VConsyst als ‘de leverancier’, als volgt:
“1.1 De ontwerper verleent aan de leverancier toestemming om het ontwerp van de Amstelveenzuil te exploiteren, dit door middel van het te (laten) vervaardigen en te verkopen van producten op basis van het ontwerp. Een afbeelding van de Amstelveenzuil is als bijlage 1 bij deze overeenkomst gevoegd en maakt daarvan deel uit.
1.2
De toestemming is geografisch beperkt tot de Benelux. In overleg kan onder vergelijkbare voorwaarden een overeenkomst voor buiten de Benelux gesloten worden.
(…)
2.2
Het is de leverancier niet toegestaan om zonder de schriftelijke toestemming van de ontwerper wijzigingen in het ontwerp aan te brengen. Het aangegeven materiaalgebruik en de schaal/afmetingen van het ontwerp worden in deze zin uitdrukkelijk tot het ontwerp gerekend. IPV Delft zal haar toestemming voor wijzigingen niet op onredelijke gronden onthouden.
(…)
2.4
De leverancier zal de in dit artikel bedoelde rechten van de ontwerper op geen enkele wijze betwisten.
(…)
3.1
De leverancier zal de ontwerper per verkocht product een royalty van 45,- euro exclusief BTW vergoeden. Dit minimum wordt jaarlijks, voor het eerst op 1 oktober 2008 geïndexeerd volgens het indexcijfer: consumentenprijsindex (CPI) alle huishoudens.
3.2
De leverancier zal royalty's dienen af te dragen over alle (exclusief binnen het grondgebied gemeente Amstelveen te plaatsen) door hem geproduceerde/verhandelde producten, ongeacht of er in het de licentie betreffende gebied bescherming van intellectuele eigendom kan worden ingeroepen.
3.3
Over producten die aan de Gemeente Amstelveen worden geleverd behoeven geen royalty's te warden afgedragen, een en ander voor zover de levering van de betreffende producten onder de overeenkomst tussen de Gemeente Amstelveen en ipv Delft valt.
(…)
4.1
Leverancier zal binnen drie weken na elke jaarswisseling aan de ontwerper een deugdelijk onderbouwde en overzichtelijke afrekening doen toekomen waarin de relevante aantallen van de verkochte producten en de bedragen m.b.t. de voor dat kwartaal aan de ontwerper toekomende royalty's zullen zijn opgenomen.
(…)
4.3
De ontwerper heeft het recht de opgave en afrekening van de leverancier te doen controleren door een registeraccountant. Het resultaat van dit onderzoek is voor beide partijen bindend. De kosten van deze controle zullen voor rekening van de ontwerper komen, tenzij de uitkomst van de controle door de accountant meer dan 4 % of euro 500,- afwijkt van de opgave en de afrekening door de leverancier. In dat geval zullen de kosten door de leverancier warden gedragen.”
Bijlage 1 bij de Royaltyovereenkomst is een afbeelding van de M71, die in de overeenkomst wordt aangeduid als ‘de Amstelveenzuil’.
Bijlage 2 bij de Royaltyovereenkomst is een afbeelding van de Zoetermeerzuil:
2.8.
In 2016-2017 heeft VConsyst de M71 doorontwikkeld naar de M73, die hieronder staat afgebeeld:
2.9.
VConsyst heeft de M71 en de M73 vermarkt in Frankrijk en in Noorwegen.
2.10.
In 2015 en 2016 heeft IPV Delft VConsyst gesommeerd om de verkoop van de M71 en M73 buiten de Benelux te staken en opgave te doen van de verkopen buiten de Benelux.
2.11.
VConsyst heeft betwist royalty’s verschuldigd te zijn voor verkopen van de M71 en M73 buiten de Benelux. Zij heeft de Royaltyovereenkomst bij brief van 19 februari 2016 vernietigd wegens dwaling en, voor zover nodig, opgezegd.
2.12.
Op 13 december 2018 heeft IPV Delft aan VConsyst laten weten dat de exclusieve
exploitatierechten met betrekking tot het ontwerp door [A] zijn overgedragen aan IPV Delft en heeft zij VConsyst opnieuw gesommeerd de exploitatie buiten de Benelux te staken en opgave te doen.

3.Het geschil in de hoofdzaak

3.1.
IPV Delft vordert – na wijziging van eis en verkort weergegeven – bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
primair
A. VConsyst te veroordelen tot nakoming van de afspraken uit hoofde van de Royaltyovereenkomst;
B. VConsyst te gebieden binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis een schriftelijk overzicht aan de advocaat van IPV Delft over te leggen waarin de volgende informatie is opgenomen:
a. hoeveel inwerpzuilen M71 dan wel M73 zij heeft geproduceerd, althans laten produceren en de verkochte en geleverde hoeveelheid M71 en M73 in de Benelux;
b. de partijen aan wie de inwerpzuilen heeft geleverd;
c. waar de inwerpzuilen geproduceerd zijn,
d. alles voorzien van de relevante onderliggende stukken verband houdende met inkopen, verkopen en productie,
op verbeurte van een dwangsom van € 10.000 per dag of gedeelte van de dag dat in strijd wordt gehandeld met dit bevel en/of in strijd met de waarheid wordt verklaard;
C. VConsyst te gebieden binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis schriftelijk overzicht aan de advocaat van IPV Delft over te leggen waarin de onder B. genoemde informatie is opgenomen, op verbeurte van een dwangsom;
D. VConsyst te veroordelen tot betaling van de verschuldigde royaltybijdrage, gebaseerd is op de onder B en C te verstrekken opgave;
E. VConsyst te gebieden met onmiddellijke ingang buiten de Benelux het vervaardigen, aanbieden, in de handel brengen, verkopen, leveren, verhuren, invoeren, uitvoeren, tentoonstellen, gebruiken of in voorraad hebben van de inwerpzuilen te staken en gestaakt te houden op verbeurte van een dwangsom van € 2.500 per inwerpzuil of € 10.000 per dag of gedeelte van de dag dat in strijd wordt gehandeld met dit bevel;
subsidiairindien sprake is van een rechtsgeldige vernietiging op grond van dwaling:
F. VConsyst te gebieden met onmiddellijke ingang iedere inbreuk op bestaande en toekomstige model- en auteursrechten van IPV Delft - waaronder maar niet uitsluitend het verhandelen van kopieën van de M71 dan wel de M73 - te staken en gestaakt te houden op verbeurte van een dwangsom van € 2.500 per inbreukmakend product of € 10.000 per dag of gedeelte van de dag dat in strijd wordt gehandeld met dit bevel;
G. VConsyst te gebieden binnen veertien dagen na heden een schriftelijk overzicht aan de advocaat van IPV Delft over te leggen waarin de onder B. sub a. t/m c. opgesomde informatie is opgenomen, op verbeurte van een dwangsom van
€ 10.000 per dag of gedeelte van de dag dat in strijd wordt gehandeld met dit bevel en/of in strijd met de waarheid wordt verklaard;
primair als subsidiair
H. VConsyst te veroordelen in de kosten van deze procedure ex artikel 1019h Rv en volgens het liquidatietarief indien de zaak als een gewone civiele zaak zal worden behandeld;
M. VConsyst te veroordelen in de nakosten.
3.2.
IPV Delft vordert primair nakoming van de Royaltyovereenkomst. Subsidiair beroept zij zich op het Benelux-model en roept zij auteursrechtelijke bescherming van de Zoetermeerzuil in.

4.De beoordeling

Bevoegdheid

4.1.
De rechtbank is op grond van artikel 26 Brussel I bis-Vo [1] (internationaal) en artikel 110 Rv [2] (relatief) bevoegd om van de vorderingen tegen VConsyst kennis te nemen, nu VConsyst in de procedure is verschenen en die bevoegdheid niet heeft betwist. Het Beneluxmodel is niet relevant voor de bevoegdheid in deze zaak over het vermarkten van de M71 en M73 buiten de Benelux, in Frankrijk en Noorwegen.
De primaire vorderingen A t/m E
4.2.
Niet in geschil is dat de Royaltyovereenkomst wordt beheerst door Nederlands recht. Bij de beoordeling van de op deze overeenkomst gegronde vorderingen, gaat de rechtbank veronderstellenderwijs ervan uit dat de Royaltyovereenkomst geldt tussen partijen.
4.3.
Bij de uitleg van de Royaltyovereenkomst komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen van deze overeenkomst mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, waarbij mede van belang kan zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht. [3]
4.4.
Niet ter discussie staat dat VConsyst in de Benelux geen M71 en M73-zuilen heeft vermarkt, afgezien van de in Amstelveen geplaatste M71-zuilen waarover partijen hebben afgerekend en waar deze zaak niet over gaat. De vermarkting van M71- en M73-zuilen in Frankrijk en Noorwegen valt buiten de territoriale reikwijdte van de Royaltyovereenkomst. Het betoog van IPV Delft komt erop neer dat de Royaltyovereenkomst buiten de Benelux kan worden toegepast, nu geen uitvoering is gegeven aan artikel 1.2 van die overeenkomst. Artikel 1.2 Royaltyovereenkomst regelt echter alleen dat partijen nieuwe, vergelijkbare afspraken kunnen maken voor buiten de Benelux. Het enkele achterwege blijven van een nieuwe vergelijkbare overeenkomst voor buiten de Benelux, is geen grond voor de door IPV Delft boogde toepassing van de Royaltyovereenkomst in Frankrijk en Noorwegen. Voor zover IPV Delft met haar vordering A mede het oog heeft op artikel 1.2 van de Royaltyovereenkomst, geldt dat deze bepaling geen verplichting inhoudt. Er is dus geen sprake van enige tekortkoming.
4.5.
De vorderingen A tot en met E moeten dus worden afgewezen. Aan bespreking van de overige geschilpunten met betrekking tot de Royaltyovereenkomst, zoals het beroep op dwaling van VConsyst en de vraag of rechtsgeldig is opgezegd, wordt niet toegekomen.
De subsidiaire vorderingen F en G
4.6.
De rechtbank volgt IPV Delft niet in haar betoog dat VConsyst haar recht om verweer te voeren tegen deze vorderingen heeft prijsgegeven in de Royaltyovereenkomst, omdat VConsyst daarmee (a) heeft erkend dat IPV Delft auteursrecht houdt op de Zoetermeerzuil en dat de M71 daarop inbreuk maakt en (b) in artikel 2.4 afstand heeft gedaan van haar recht om dit te betwisten. Als dit zo zou zijn – wat onbesproken kan blijven – geldt dit alleen voor het territorium waarop de Royaltyovereenkomst ziet en dus niet voor Frankrijk en Noorwegen.
4.7.
Uit artikel 5 lid 1 van de Berner Conventie [4] volgt dat de vraag of IPV Delft een geldig auteursrecht heeft op de Zoetermeerzuil en de vraag of VConsyst daar inbreuk op maakt in Frankrijk en Noorwegen, worden beheerst door het recht van het land voor welk grondgebied de bescherming wordt ingeroepen. Het geschil daarover wordt dus beheerst door Frans en Noors recht. Vanwege de harmonisatie van het auteursrechtelijke werkbegrip en het inbreukbegrip, [5] zal ingeval van de vaststelling dat naar Nederlands recht sprake is van een auteursrechtelijk beschermd werk en een inbreuk daarop, in Frankrijk, dat eveneens deel uitmaakt van de EU [6] , sprake zijn van een auteursrechtelijk beschermd werk en inbreuk daarop. Dat geldt ook voor Noorwegen, dat deel uitmaakt van de EER [7] .
4.8.
Om voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking te komen, is vereist dat een werk een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt. Het werk moet een eigen intellectuele schepping van de maker zijn, die de persoonlijkheid van de maker weerspiegelt, en tot uiting komt door de vrije creatieve keuzes van de maker bij de totstandkoming van het werk. [8] Elementen van het werk die louter een technisch effect dienen of te zeer het resultaat zijn van een door technische uitgangspunten beperkte keuze, zijn van bescherming uitgesloten. [9]
4.9.
De Zoetermeerzuil moest voldoen aan de, in de Europese aanbesteding door de gemeente Zoetermeer gestelde technische en functionele eisen. Anders dan VConsyst betoogt, betekent dit niet dat de vormgeving van de Zoetermeerzuil louter en alleen technisch en functioneel bepaald is. De verschillende vormgeving van inwerpzuilen van ondergrondse vuilcontainers – die naar hun aard altijd aan allerhande technische en functionele eisen moeten voldoen – laat ook zien dat de technische en functionele eisen die gelden voor dergelijke zuilen ruimte laten voor uiteenlopende keuzes voor de vormgeving van dergelijke zuilen.
4.10.
IPV Delft stelt dat de naar boven toe toelopende vorm van de Zoetermeerzuil, met een gebogen voor en achter vlak kenmerkend zijn voor de Zoetermeerzuil. Naar het oordeel van de rechtbank bepalen deze kenmerken mede de totaalindruk van de Zoetermeerzuil, die voorts wordt bepaald door de volgende elementen:
  • de toepassing van de naar boven toe toelopende vorm vanaf de grond,
  • het zijaanzicht van de zuil in de vorm van een driehoek met gebogen zijden heeft,
  • een forse vierkante uitsnede in de bovenkant van de inwerpzuil, met daarin het hijsmechanisme,
  • de hoog uitstekende zijkanten aan beide zijden van de uitsnede met een platte bovenkant.
4.11.
De onder 4.10 bedoelde kenmerken vormen de weerslag van vrije creatieve keuzes bij de totstandkoming van de Zoetermeerzuil. Deze kenmerkende elementen zijn niet dermate triviaal of banaal dat daaraan een persoonlijk stempel ontbreekt. Volgens IPV Delft week de Zoetermeerzuil ten tijde van het ontwerpen daarvan, in 2001, af van het toen bestaande vormgevingserfgoed, dat alleen rechthoekige en ‘huisvormige’ inwerpzuilen kende. VConsyst heeft dit niet gemotiveerd betwist. Namens haar is ter zitting verklaard dat de Zoetermeerzuil de eerste inwerpzuil was met een naar boven toe toelopende vorm, met een gebogen voor- en achtervlak. Als uitgangspunt moet dus worden aangehouden dat toen de Zoetermeerzuil werd ontworpen, deze een eigen intellectuele schepping van de maker vormde ten opzichte van het toen bestaande vormgevingserfgoed. De rechtbank concludeert dat de Zoetermeerzuil een auteursrechtelijk beschermd werk is.
4.12.
Bij beantwoording van de vraag of de M71 en de M73 inbreuk maken op het auteursrecht op de Zoetermeerzuil, moeten de totaalindrukken van deze inwerpzuilen met elkaar worden vergeleken. Daarbij zijn de auteursrechtelijk beschermde elementen bepalend. De rechtbank laat daarom de vorm van het hijsmechanisme (voor zover relevant: een platte, verticaal geplaatste plaat met een gat erin of een knop met twee ‘ribbels’) als technisch bepaald buiten beschouwing.
4.13.
Vergelijking van de totaalindrukken van de Zoetermeerzuil en de M71 leidt tot de volgende overeenkomsten en verschillen:
Overeenkomsten:
  • de toepassing van een naar boven toe toelopende vorm,
  • de platte bovenkant van de zijkanten.
Verschillen:
  • de naar boven toe afgebogen vorm wordt bij de Zoetermeerzuil vanaf de grond toegepast en bij de M71 alleen in de bovenste helft van de zuil; de zijkanten van de onderste helft van de M71 staan loodrecht op de vloerplaat,
  • het zijaanzicht van de Zoetermeerzuil heeft daardoor de vorm van een driehoek met gebogen zijden, terwijl het zijaanzicht van de M71 de vorm van een vijfhoek heeft,
  • de Zoetermeerzuil heeft een forse vierkante uitsnede in de bovenkant van de inwerpzuil, met daarin het hijsmechanisme, terwijl het hijsmechanisme van de M71 veel meer ‘bovenop’ de M71 staat, op een iets lager geplaatst smal plateau,
  • de zijkanten met de platte bovenkant van de Zoetermeerzuil zijn hoog ten opzichte van de diepe vierkante uitsnede met het hijsmechanisme en de zijkanten van de M71 steken maar een klein beetje uit boven het plateau met het hijsmechanisme,
  • de laadklep waar de vuilnis wordt ingeworpen is anders vormgegeven, waarbij de bolle vorm van de laadklep van de M71 in het oog springt.
4.14.
Vergelijking van de totaalindrukken van de Zoetermeerzuil en de M73 leidt tot de volgende overeenkomsten en verschillen:
Overeenkomsten:
- de toepassing van een naar boven toe toelopende vorm.
Verschillen:
  • de naar boven toe afgebogen vorm wordt bij de Zoetermeerzuil vanaf de grond toegepast en bij de M73 alleen in de bovenste helft van de zuil; de zijkanten van de onderste helft van de M71 staan loodrecht op de vloerplaat,
  • het zijaanzicht van de Zoetermeerzuil heeft de vorm van een driehoek met gebogen zijden, terwijl het zijaanzicht van de M73 de vorm van een vijfhoek heeft,
  • de Zoetermeerzuil heeft een forse vierkante uitsnede in de bovenkant van de inwerpzuil, met daarin het hijsmechanisme, terwijl het hijsmechanisme van de M73 veel meer ‘bovenop’ de M73 staat, op de afgeronde bovenkant van de M73,
  • de Zoetermeerzuil heeft een diepe vierkante uitsnede met daarin het hijsmechanisme en daaronder de laadklep, geflankeerd door hoog uitstekende zijkanten, terwijl de vorm van de M73 meer doorloopt en het hijsmechanisme is vastgemaakt aan de afgeronde bovenkant van de inwerpzuil;
  • de laadklep waar het vuilnis wordt ingeworpen is anders vormgegeven, waarbij de bolle vorm van de laadklep van de M73 in het oog springt.
4.15.
Gezien de onder 4.13 en 4.14 genoemde verschillen, die bij vergelijking tezamen genomen leiden tot een afwijkende totaalindruk ten opzichte van de Zoetermeerzuil, maken de M71 en de M73 geen inbreuk op het auteursrecht op de Zoetermeerzuil. De belangrijkste overeenkomst is gelegen in de toepassing van een naar boven toe toelopende vorm. IPV Delft legt hier ook veel nadruk op in haar betoog. Dat is echter maar één van de elementen die de auteursrechtelijk beschermde totaalindruk van de Zoetermeerzuil bepalen.
4.16.
Deze hiervoor gaande beoordeling naar Nederlands recht bepaalt het lot van de subsidiaire vorderingen, nu moet worden aangenomen dat in Frankrijk en Noorwegen geen andere maatstaven worden aangelegd dan naar Nederlands recht (zie r.o. 4.7). Ook de subsidiaire vorderingen worden dus afgewezen. De rechtbank komt niet toe aan beoordeling van de overige geschilpunten, zoals het geschil over de vraag of [A] zijn auteursrecht op de Zoetermeerzuil al dan niet heeft overdragen aan IPV Delft.
4.17.
IPV Delft wordt veroordeeld in de door VConsyst gevorderde proceskosten ex artikel 1019h Rv. De rechtbank deelt niet het standpunt van IPV Delft dat 50% van de kosten dient te worden toegerekend aan het geschil over de nakoming van de Royaltyovereenkomst. De primaire vorderingen, die neerkomen op handhaving van de Royaltyovereenkomst, waarin een licentie is verleend aan VConsyst, vallen binnen het bereik van artikel 1019h Rv.
Dit is een normale zaak in de zin van de Indicatietarieven in IE-zaken [10] , waarvoor een maximum tarief geldt van € 17.500. De rechtbank bepaalt de advocatenkosten van VConsyst op dit bedrag, dat naar het oordeel van de rechtbank redelijk en evenredig is. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat niet valt in te zien waarom mr. Russchen niet ervoor zou kunnen kiezen de zaak in gezamenlijkheid met VD&P Juristen te behandelen en dat bepaling van de advocatenkosten op dit maximumbedrag feitelijk neerkomt op een forse matiging van de door VConsyst opgevoerde kosten. De andere opmerkingen van IPV Delft leiden niet tot matiging onder het maximum tarief van € 17.500. De rechtbank gaat daaraan voorbij. Opgeteld met het griffierecht (€ 1.992), komt het totaal van de proceskostenveroordeling daarmee op € 19.492.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt IPV Delft in de proceskosten van VConsyst, die tot aan deze uitspraak zijn begroot op € 19.492;
5.3.
verklaart de onder 5.2 bedoelde veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Alwin en in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2021.

Voetnoten

1.Verordening (EU) 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, inwerkingtreding: 9-1-2013, PB EU 2012, L 351/1 (de herschikte EEX-Vo).
2.Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
3.HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158 (Haviltex).
4.Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst van 9 september 1886 (aangevuld en herzien), Trb. 2006, 158.
5.Verg. HvJ EU 16 juli 2009, C-5/08, ECLI:EU:C:2009:465, (Infopaq I) en HvJ EU 1 december 2011, C-145/10, ECLI:EU:C:2011:798; IER 2012, 16, (Eva-Maria Painer v. Standard Verlags GmbH c.s.).
6.Europese Unie.
7.Europese Economische Ruimte. Zie artikel 65 EER-Verdrag in samenhang met Protocol 28 en Annex XVII bij dat verdrag
8.Verg. HvJ EU 16 juli 2009, ECLI:EU:2009: nr. C-5/08, LJN BJ3749 (Infopaq I) en HvJ EU 1 december 2011, ECLI:EU:C:2011:798 (Painer).
9.Verg. HvJ EU 22 december 2010, ECLU:EU:2010: BP0405 (BSA) en HR 16 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU8940 (Kecofa/Lancôme).
10.Indicatietarieven in IE-zaken, versie 1 april 2017.