4.4.1Het conflict in Syrië
4.4.1.1 De bewijsmiddelen
In het dossier bevinden zich een kennisdocument met de titel ‘Van Opstand naar Jihad’ en een kennisdocument met de titel ‘Harakat Ahrar al-Sham al-Islamiyya’. In deze documenten, die zijn opgesteld door [auteur kennisdocumenten] en zijn uitgebracht door de Dienst Landelijke Recherche, wordt ingegaan op het conflict in Syrië, de betrokkenen bij dit conflict en de organisatie Ahrar al-Sham. Beide documenten zijn gebaseerd op openbare bronnen zoals rapportages van mensenrechtenorganisaties, nieuwsberichten en social media. De rechtbank stelt op basis van deze kennisdocumenten en voormelde open bronnen het volgende vast.
In het voorjaar van 2011 begon de opstand in Syrië met protesten om hervormingen af te dwingen bij het regime van president Assad. Het regime probeerde de roep om hervormingen met grof geweld de kop in te drukken, maar dit bracht het verzet niet tot een einde. Al kort na het begin van het protest werd het optreden van het regime van president Assad door een groot deel van de wereldgemeenschap scherp veroordeeld. Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties Ban Ki-moon stelde in de zomer van 2011 vast dat president Assad alle legitimiteit had verloren. Westerse staten drongen aan op zijn aftreden en vaardigden sancties uit tegen zijn regime.
Aan het eind van 2011 begon de oppositie zich in reactie op de gewelddadigheden van het regime gewapenderhand te verzetten. Hierbij werden wraakacties uitgevoerd tegen regeringstroepen en werden wijken in grote steden en gebieden op het platteland veroverd. Het Syrische bewind trad hiertegen met nog hardere hand op. Bij luchtaanvallen die werden uitgevoerd door de Syrische luchtmacht, vielen veel burgerslachtoffers. Mensenrechtenschendingen vonden plaats aan de kant van de regeringstroepen en paramilitaire milities, maar ook aan de kant van de gewapende opposities. In 2013 en 2015 zouden door het Syrische regime chemische aanvallen zijn ingezet met een groot aantal slachtoffers tot gevolg. In de laatste maanden van 2013 en de eerste maanden van 2014 leek het Syrische regime aanvallen met zogenoemde ‘barrel bombs’ te hebben uitgevoerd. Ook in de loop van 2014 en in de eerste helft van 2015 kostten luchtaanvallen en aanvallen met ‘barrel bombs’ door het Syrisch regime in diverse delen van Syrië vele levens, met name van burgers.
De gewapende opposities maakten zich onder meer schuldig aan standrechtelijke executies, kidnapping en marteling van gevangengenomen regeringssoldaten, leden van de pro-Assad milities en personen die als informant van het Assad regime werden aangemerkt. Diverse strijdgroepen zouden zich schuldig hebben gemaakt aan het illegaal vasthouden van een groot aantal gedetineerden, aan marteling en executies.
In december 2015 werd het aantal personen dat in Syrië zelf op de vlucht was, geschat op 6,6 miljoen en het aantal personen dat het land was ontvlucht op 4,3 miljoen. Zo’n 13,5 miljoen inwoners hadden humanitaire hulp nodig. Het aantal doden lag in november 2015 rond de 250.000. Diverse malen werd onderhandeld over een vredesplan. In 2015 kwamen diverse partijen in Riyad samen voor vredesoverleg, waarbij een overeenkomst werd getekend. Door de Verenigde Naties werd meermalen een wapenstilstand geëist.
Naarmate de strijd in Syrië vorderde, nam de invloed van jihadistische groepen steeds meer toe. Islamisme werd de hoofdstroming van de verzetsbeweging. Het doel van deze strijdgroepen was niet alleen het ten val brengen van het regime van Assad, maar tevens de vestiging van een streng islamitische staat op het grondgebied van Syrië, waar de door hen voorgestane versie van de sharia zou worden geïmplementeerd.
Een van die jihadistische groepen betrof Kata’ib Ahrar al-Sham. Deze organisatie werd in november 2011 opgericht uit verschillende brigades die met name in het noorden van Syrië actief waren. Later werd de organisatie omgedoopt tot Harakat Ahrar al-Sham al-Islamiyya. De verkorte aanduiding van de naam van de organisatie, die de rechtbank in dit vonnis zal hanteren, is Ahrar al-Sham. Blijkens de eerste audio-boodschap van de organisatie was het doel het omverwerpen van het regime van Assad en het vestigen van een Islamitische Staat. Daarnaast omschreef het de opstand in Syrië als een jihad tegen een Iraans sjiitisch plot om een sjiitische staat te vestigen van Iran, via Irak naar Libanon en Palestina. De leden van de brigades werden omschreven als jihadi-salafisten. De kennis van het maken van bommen zouden zij hebben opgedaan bij ‘broeders, mujahedin uit Irak en Afghanistan’, zo stelde een van de strijders van de organisatie.
Ahrar al-Sham was in 2012 een van de snelst groeiende strijdgroepen in Idlib, maar de aanwezigheid breidde zich uit naar Latakiya, Aleppo en Hama.
Op 21 december 2012 kondigde Ahrar al-Sham de oprichting van een nieuwe overkoepelende strijdgroep aan, al-Jabhat al-islamiyya al-suriyya, het Syrisch Islamitisch Front (SIF) genaamd. Deze overkoepelende strijdgroep bestond uit elf brigades die met name opereerden in de grote steden en/of het platteland van de provincie Idlib en het platteland van Aleppo en vier brigades die actief waren in Damascus en omgeving. Het doel van het SIF kwam overeen met het individuele doel van Ahrar al-Sham. Ook het SIF hing de salafistische ideologie aan. In 2013 voegde het SIF zich samen met het Syrisch Islamitisch Liberations front (SILF) tot al-Jabhat al-Islimiyya (JI). Ahrar al-Sham bleef deel uitmaken van dit samenwerkingsverband.
Ahrar al-Sham bestond in de ten laste gelegde periode uit verschillende brigades. Deze waren op hun beurt weer onderverdeeld in compagnieën.De beweging maakte meerdere stadia door onder leiding van meerdere leiders. De organisatie zou de beschikking hebben over onder meer bomauto’s, mijnen, explosieven en andere wapens.
In 2014 en 2015 beschikte de organisatie over bestuurlijke aanwezigheid in veroverde gebieden in Syrië. Zo werd in 2014 de Islamic Commission for the Liberated Areas opgezet in Idlib, die in 2015 functioneerde onder de High Judicial Council van Jays al-Fateh en zorg droeg voor politiebureaus en rechtbanken in meerdere plaatsen in de provincie. Die rechtbanken behandelden meer dan 5000 zaken, waaronder straf- en civiele zaken. In 2015 werd Call of Guidance opgericht, die zorgde voor onder meer rechterlijke autoriteiten, waaronder religieuze rechtbanken in Idlib. In 2015 werd Hay’at Idarat al-Khidamat opgericht, waarmee werd gezorgd voor de coördinatie van activiteiten van dienstverlenende instanties in noordelijk bezet gebied.
Ahrar al-Sham voerde bovendien meermalen militaire operaties uit. Daarbij werd samengewerkt met verschillende strijdgroepen (onder meer in het samenwerkingsverband SIF en JI). Enkele van deze groeperingen betreffen Jabhat al-Nusra (in elk geval in de periode van 2012 tot en met 2015), Islamitische Staat in Irak en de Levant (in elk geval in de periode van 2012 tot en met 2013) en Jund al-Aqsa (vanaf 2014). Jabhat al-Nusra wordt internationaal aangemerkt als een terroristische organisatie en staat als zodanig sinds 30 mei 2013 respectievelijk 29 mei 2014 vermeld op de VN Sanctielijst en de EU Sanctielijst. Bij de slag om de al-Ghab vlakte in 2015 waren naast Ahrar al-Sham ook andere strijdgroepen betrokken, waaronder facties van het Vrije Syrische Leger (VSL).Meer specifiek betrof dit de ‘First Coastal Division’ en de ‘13th Division’ van het VSL.
De militaire operaties zagen zowel op het regime van Assad als op de Alawitische en sjiitische burgerbevolking. Zo was Ahrar al-Sham in augustus 2013 betrokken bij een offensief in de provincie Latakia, waarbij meer dan tien Alawitische dorpen werden bezet en 67 ongewapende Alawitische burgers werden gedood. Van deze burgers kon Human Rights Watch vaststellen dat zij ongewapend waren toen zij gedood werden. Op 4 augustus 2013 vielen 190 burgerdoden, allen Alawitisch. In 2015 werden verschillende sjiitische enclaves aangevallen door onder meer Ahrar al-Sham, waarbij 1200 raketten werden afgevuurd en zestig doden vielen.
Bij verschillende militaire operaties werden door de organisatie en/of het samenwerkingsverband waarin werd geopereerd diverse schendingen van mensenrechten en het oorlogsrecht begaan, zoals het opzettelijk doden van Alawitische burgers, het uitvoeren van standrechtelijke executies, ontvoering en gijzeling van burgers, belegering van sjiitische enclaves ter uithongering, marteling, rekrutering van kinderen, bedreiging en censuur.Alawieten en Sjiieten werden in verklaringen van Ahrar al-Sham vaak – naar de rechtbank begrijpt – minachtend weggezet als
nusairien
rafida. Aan het Assad regime werd vaak gerefereerd als Alawieten.
Ahrar al-Sham was ook betrokken bij de belegering van de sjiitische enclaves in het noorden van de provincie Aleppo. Nubul en al-Zahra waren sinds begin 2013 door de belegering van basisbehoeften en humanitaire hulp verstoken. In februari 2016 vallen deze plaatsen weer in handen van het Syrische leger.
In 2015 was het hoofd buitenlandse politieke relaties van Ahrar al-Sham aanwezig bij de onderhandelingen voor vrede in Riyad. Daar ondertekende hij de zogenoemde Riyad-verklaring, waarin werd onderschreven dat de Syrische crisis een politieke oplossing vergt in overeenstemming met internationale verdragen en garanties.Dit resulteerde in opschudding binnen de eigen gelederen en een afwijzing van de verklaring door hoge leiders binnen de organisatie in Turkije en Syrië. Zo wees het plaatsvervangend hoofd van de organisatie de Riyad-verklaring af en deelde hij mee dat een politieke oplossing niet tot de mogelijkheden behoorde en dat het nu aankomt op ‘
the sound of the bullet – jihad on the path of God’.In de zomer van 2016 waren er binnen Ahrar al-Sham twee ideologische stromingen, een gematigde stroming onder leiding van onder meer Abu Azzam al-Ansari en Abu Ezzeddine, en een stroming die de militaire banden met Jabhat al-Nusra aanhaalde.
4.4.1.2 Het oordeel en de overwegingen
De rechtbank komt op basis van voormelde stukken tot het volgende oordeel met betrekking tot het conflict in Syrië, voor zover van belang voor de beoordeling van de tenlastelegging.
Vanaf het najaar van 2011 zijn gewapende oppositiegroeperingen zich gaan verzetten tegen het regime van Assad. Sommige van deze groeperingen waren jihadistisch-salafistisch en hadden (mede) tot doel het vestigen van een streng islamitische staat. Er waren veelvuldiggrootschalige militaire operaties tussen de betrokken partijen, waarbij gebruik werd gemaakt van militaire wapens en voertuigen als tanks en artillerie. Het aantal dodelijke slachtoffers stond eind 2015 op meer dan 250.000 personen en 4,3 miljoen personen waren Syrië en Irak ontvlucht. Een zeer aanzienlijk aantal personen had humanitaire hulp nodig en diverse steden en dorpen in Syrië en Irak waren vernield. Ook werd er onderhandeld over een vredesplan en was de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties betrokken.
Ahrar al-Sham is een van de verzetsgroepen en bestaat sinds november 2011. De organisatie bestaat uit verschillende brigades, die op hun beurt weer onderverdeeld zijn in compagnieën. De organisatie heeft één leider. De organisatie is jihadistisch-salafistisch en het doel van deze organisatie is het omverwerpen van het regime van Assad en het vestigen van een Islamitische Staat. Ahrar al-Sham was in 2012 actief in Idlib, Latakiya, Aleppo en Hama. Vanaf 2012 opereerde Ahrar al-Sham in diverse samenwerkingsverbanden en overkoepelende strijdgroepen, waarmee werd geopereerd in de grote steden en/of het platteland van de provincie Idlib, het platteland van Aleppo en Damascus en het latere Al-Jabhat al-Islimiyya. In 2014 en 2015 beschikte de organisatie over bestuurlijke aanwezigheid in veroverde gebieden in Syrië.
In 2015 ondertekende de leider van Ahrar al-Sham de Riyad-verklaring voor vrede, hetgeen resulteerde in opschudding binnen de eigen gelederen en een afwijzing van de verklaring door hoge leiders binnen de organisatie in Turkije en Syrië. In 2016 ontstond een subgroep binnen de organisatie en liepen diverse brigades over naar een andere organisatie, waarna Ahrar al-Sham uiteindelijk de controle verloor over meerdere plaatsen in de provincie Idlib.
Ahrar al-Sham sprak minachtend over religieuze minderheden, de Alawieten en de Sjiieten en aan het regime van Assad werd vaak gerefereerd als Alawieten.
De organisatie had de beschikking over onder meer bomauto’s, mijnen, explosieven en andere wapens. Ahrar al-Sham voerde meermalen militaire operaties uit, waarbij werd samengewerkt met verschillende strijdgroepen. Meerdere van deze organisaties zijn jihadistisch-salafistisch en bovendien aangemerkt als terroristische organisatie. Zo staat Jabhat al-Nusra als zodanig vermeld op de VN Sanctielijst en de EU Sanctielijst.
Bij verschillende militaire operaties werden door de organisatie en/of het samenwerkingsverband waarin werd geopereerd diverse schendingen van mensenrechten en het oorlogsrecht begaan, zoals het opzettelijk doden van Alawitische burgers, het uitvoeren van standrechtelijke executies, ontvoering en gijzeling van burgers, belegering van sjiitische enclaves ter uithongering, marteling, rekrutering van kinderen, bedreiging en censuur. Dat gebeurde zowel vóór 2015 als gedurende 2015.
4.4.2De gedragingen van de verdachte
4.4.2.1 De bewijsmiddelen
De start van het onderzoek tegen de verdachte naar aanleiding van ontvangen stukken uit Duitsland
Het onderzoek tegen de verdachte is aangevangen in Duitsland, waar de verdachte op 11 november 2015 het land binnenkwam met het aanvragen van asiel als doel.De Duitse politie heeft geverbaliseerd dat in 2016 getuige [naam getuige 2] contact met hen opnam. [naam getuige 2] verklaarde dat hij samen met de verdachte in een asielzoekerscentrum in [plaatsnaam] (de rechtbank begrijpt: in Duitsland) heeft verbleven, dat hij door de verdachte kennis heeft genomen van een YouTube-video en dat de verdachte het volgende telefoonnummer gebruikt: [telefoonnummer]. De verdenking is gerezen dat de verdachte in Syrië betrokken is geweest bij gevechtshandelingen.Tegen de verdachte is vervolgens in Nederland een strafrechtelijk onderzoek gestart nadat op 7 oktober 2019 de Nederlandse politie informatie ontving dat de verdachte door Duitsland was gesignaleerd en dat hij zich op dat moment in een Nederlands asielzoekerscentrum bevond.
Nederlands onderzoek aan de YouTube video (video 1)
De Nederlandse politie heeft de video (hierna: video 1) op 9 oktober 2019 veiliggesteld van de website YouTube en heeft vastgesteld dat die op 26 april 2015 is geplaatst door een gebruiker met de naam
‘[naam YouTube gebruiker 1]’. De titel van de video is
‘Ahrar Al-Sham - Liwa Al-Adiyat - slag om de Al-Ghab vlakte (Sahl Al-Ghab). Liwa al Adiyat is volgens het Institute for the Study of War een brigade die actief is in Hama en Latakia. De video betreft een compilatie van verschillende aan elkaar gemonteerde beelden, waarop het volgende is te zien. In de eerste seconde is een schermvullend logo te zien, dat verder in kleiner formaat in de rechterbovenhoek te zien is. Dit is het logo van Ahrar al-Sham met daaronder de toevoeging
‘Liwa al Adiyat’. Vanaf minuut 2:01 bestaat het beeld uit groene en zwarte tinten en zijn acht of meer gewapende mannen in beeld.Deze mannen vieren de overwinning op de op de grond liggende overleden personen.
Tussen minuut 2:00 en 2:13 wordt door een man gezegd:
‘Allah is groter en glorie is voor Allah. Dit is spijtig in het dorp Al-Ziyarah. Deze zijn de karkassen van al-Assad. Wij vroegen hun de vrede maar ze wilden niet.
Dit is het einde van de Al-Shabiha. De honden. Allah is groter en de glorie is voor Allah.’
In minuut 3:08 drukt een met een machinegeweer gewapend persoon met zijn voet op een van de stoffelijke overschotten. Deze persoon is al vanaf minuut 2:01 prominent in beeld en spreekt regelmatig in de richting van de camera. Hij draagt een tactisch vest waarmee extra munitie meegedragen kan worden. Tussen minuut 2:05 en 2:08 is te zien dat deze persoon een schoppende beweging maakt richting een op de grond liggend stoffelijk overschot.
Tussen minuut 2:17 en 2:24 wordt door voormelde persoon gezegd:
‘(zingt enthousiaste liederen) wij hebben de glorie “Ziyarah” en hebben wij de Gargar [opmerking tolk: dit is de plaats Qarqur in dialect gesproken] en Frecha [opmerking tolk: dit is de plaats Frikeh in dialect gesproken] omsingeld.’
Tussen minuut 2:25 en 2:32 wordt door deze persoon gezegd:
‘Allah is groter en glorie is voor Allah. Hier liggen de lichamen van doden van al-Assad in dorp “Ziyarah”. Allah is groter en glorie is voor Allah. Hier liggen de Al-shabiha.’
Tussen minuut 2:32 en 2:39 wordt gezegd door deze persoon:
‘Dit is het einde van de honden. Wij zijn de leeuwen van onze heer Mohammed.’
Tussen minuut 2:57 en 3:27 wordt door deze persoon gezegd:
‘In de naam van God de barmhartige, de genadeloze. Allah is groter en de glorie voor Allah. Hier liggen de lichamen van doden van al-Assad in dorp “Ziyarah”. Allah is groter en de glorie voor Allah. (verwijzend naar zijn kameraden). Zij zijn helden. De helden van “Ziyarah”[niet hoorbaar]. Hier zijn de lichamen van de Al-shabiha (drukt met zijn voet op een lichaam op de grond ligt). Allah is groter en de glorie voor Allah.’
Tussen minuut 03:27 en 3:50 wordt door deze persoon gezegd, terwijl hij zich tot de camera richt en wijst naar een op de grond liggend lichaam:
‘In de naam van God de barmhartige, de genadeloze. Allah is groter en de glorie voor Allah. Hier zijn de shabiha van al-Assad. Ze [shabiha] werden gearresteerd tijdens hun terugkeer uit het dorp Al-Qatwiya [fonetisch] vlakbij plaats Al-Mashik [fonetisch, niet-hoorbaar] en werden gearresteerd en gedood. Zij zijn zeven…zeven karkassen. Allah is groter en de glorie voor Allah. Allah is groter en de glorie voor Allah. Deze is één van de honden.’
Tussen minuut 4:02 en 4:31 wordt door deze persoon (onder meer) gezegd:
‘(…schoppend met zijn been) en deze is één van de Honden [zijn naam] [naam 1].’Hierop vraagt een onbekende stem:
‘Is hij Alawiet?’
Waarna wordt geantwoord:
‘Ja drie alawieten.’
Tussen 03.18 en 03.20 is te zien dat spugende bewegingen worden gemaakt naar een van de lichamen op de grond.
De verdenking ziet erop dat de verdachte op de videobeelden is te zien.
De slag om Sahl al-Ghab
De politie heeft onderzoek verricht naar de slag om Sahl al-Ghab in combinatie met de plaats Ziyara, waarnaar in de video wordt verwezen. Daaruit is gebleken dat op 22 april 2015 Ahrar al-Sham en andere strijdgroepen een slag om de bevrijding van Sahl al-Ghab hebben aangekondigd. Het doel van de slag zou onder andere de troepen van Assad in de plaatsen al-Qahira en Ziyara zijn. Op 25 april 2015 hebben Ahrar al-Sham en enkele andere strijdgroepen vijf dorpen en enkele checkpoints in het noordelijk deel van de al-Ghab vlakte veroverd ten zuiden van de stad Jisr al-Sughr. Op 25 en 26 april 2015 zijn via Twitter berichten verspreid waaruit blijkt dat
‘de [functie] van Liwa’al-‘Aadiyat in de beweging Ahrar al-Sham’[naam B], gewond is geraakt bij de slag om Sahl al-Ghab. Uit een video van de televisiezender al-Jazeera die is geüpload op 27 april 2015, blijkt dat de plaats al-Ziyara, gelegen in het betreffende gebied, is veroverd op het regime.
Uit het in het dossier opgenomen rapport van het SCM blijkt met betrekking tot de slag om Sahl al-Ghab onder meer dat alle troepen en brigades die onder Ahrar al-Sham in het al-Ghab gebied vielen, zoals de al-Adiyat brigade, deelnamen aan de slag om Sahl al-Ghab. Die troepen en brigades hebben de controleposten van de regeringstroepen in (onder meer) al-Ziyarah met artillerie bestookt en onder controle gekregen.
Gezichtsvergelijkend onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) naar video 1
Er is een vergelijkend onderzoek verricht naar het gezicht van een persoon die te zien is in video 1 en het gezicht van de verdachte, waarvan foto’s zijn gemaakt door het NFI. Wat betreft de video gaat het om de persoon die in of omstreeks minuut 3:08 met het been een beweging maakt in de richting van het lichaam van een overleden persoon dat op de grond ligt. Het NFI heeft geconcludeerd dat de bevindingen van het onderzoek waarschijnlijker (ordegrote bewijskracht 10-100) zijn als de persoon in de video dezelfde is als de persoon op de foto’s dan wanneer het iemand anders is met vergelijkbare algemene gezichtskenmerken.
De verklaring van getuige [naam getuige 2]
De getuige [naam getuige 2] is op 3 februari 2021 door de Nederlandse rechter-commissaris als getuige gehoord. [Naam getuige 2] heeft verklaard dat hij de verdachte in november 2015 als een van zijn kamergenoten in het asielzoekerscentrum in Duitsland heeft leren kennen. Verder heeft [naam getuige 2] verklaard dat de verdachte hem in januari 2016 met een Turks telefoonnummer, via WhatsApp, een YouTube-link naar een video heeft gestuurd. Op die video zag [naam getuige 2] dat er op mensen werd getrapt en gespuugd.
Internetonderzoek naar (familie van) de verdachte
De politie heeft op het internet een onderzoek van open bronnen verricht naar de verdachte en zijn familie. Tijdens dat onderzoek werden video’s aangetroffen die betrekking hadden op de dood van [naam C] (een neef van de verdachte), [naam D] (een broer van de verdachte) en [naam E] ([naam F], een broer van de verdachte). Met betrekking tot [naam E] bleek dat hij [functie] van Ahrar al-Sham en dat hij de martelaarsdood stierf, net als zijn neef [naam C] die [functie] van Ahrar al Sham werd genoemd. Zij kwamen om bij een bombardement op de leiding van Ahrar al-Sham op 9 september 2014 in Idlib. De verdachte heeft ook verklaard dat twee van zijn broers, [naam D] en [naam E], tijdens een bombardement zijn overleden. Verder bleek dat [naam G], [functie] van Ahrar al-Sham, eveneens bij voornoemd bombardement was overleden.
Een zoektocht op Twitter op de zoektermen
‘[naam G] [naam F][naam C]’heeft geleid naar een tweet van 26 september 2015 die was gepost door het Twitter-account
[naam Twitter-account 1]. De tweet bestond uit een foto met daarop drie grafstenen en de tekst:
‘[naam G] [naam F]. [naam E] [naam C] Moge Allah jullie genadig zijn en jullie in Zijn wijde paradijzen opnemen’. De tekst op de grafstenen verwees bij alle drie naar een martelaarsdood op 9 september 2014. De namen van deze drie personen komen overeen met de tweet en met de namen van respectievelijk de neef, broer en neef van de verdachte.
Op het Twitter-account [naam Twitter-account 1] is een profielfoto geplaatst van [naam E], de broer van de verdachte. Ook zijn op dit account meermalen foto’s gepost of geretweet van [naam E]. In een tweet van 11 januari 2016 was dezelfde foto als de profielfoto van Twitter-account [naam Twitter-account 1] gepost, die [naam F] zijn
‘dierbare broer’noemt.
Het account [naam Twitter-account 1] schreef of deelde verschillende tweets over Ahrar Al Sham of brigades ervan. Op 26 september 2015 deelde het account de volgende tweet van het Twitter-account
‘[naam Twitter-account 2]’:
‘Groeten van al-Qassam brigades aan Harkat Ahrar al-Sham al-Islamiyya’. Een andere tweet luidde:
‘Ahrar al-Sham bataljons, [naam F], Moge Allah hem en de martelaren accepteren’.
Op 10 oktober 2015 plaatste het account [naam Twitter-account 1] een tweet met een foto van [naam D] , de andere in 2011 overleden broer van de verdachte. Het daarbij geplaatste bericht luidde:
‘De martelaar [naam D], datum martelaarsdood 6-10-2011’. De man op de foto werd door [naam Twitter-account 1]
‘dierbare’genoemd.
Via het Facebook-profiel met de naam [naam Facebook-account 1], een alternatieve spelling van de naam [naam H], de naam van een andere broer van de verdachte, is de politie gestuit op twee foto’s van de verdachte in camouflagekleding. Op één van die foto’s was een reactie achtergelaten door een profiel met de naam [naam Facebook-account 2]. Op dat profiel was een aantal foto’s te zien van gewapende personen, waaronder een foto van een persoon die de verbalisant herkende als de verdachte, gekleed in camouflagekleding. In het bijschrift wordt gesteld
‘De broeders en ik, [naam I], [naam J], en [naam K] moge Allah hem genezen’.
Tevens werden op dit profiel twee andere foto’s aangetroffen waarop de verbalisant de verdachte herkende. Bij de eerste foto staat het bijschrift
‘[naam J] en [naam I] moge Allah jullie beschermen’. Bij de tweede foto staat het bijschrift
‘De leukste neef moge Allah jou beschermen’. Op de tweede foto heeft een profiel met de naam
‘[naam Facebook-account 3]’gereageerd, op welk profiel eveneens foto’s werden aangetroffen waarop de verbalisant de verdachte herkende. Bij een derde foto op dit profiel staat het bijschrift
‘De dierbare #[naam I]. Ik zweer op Allah dat ik je erg mis’.
Op het profiel dat op een van deze foto’s reageerde, is wederom een foto aangetroffen waarop de verbalisant de verdachte herkende, gekleed in camouflagekleding met andere personen.
Na een zoekslag op Facebook op de naam
‘martelaar [naam K]’stuitte de politie op een Facebook-profiel met daarop een foto met daarop [naam K], met het bijschrift
‘Mijn broer de martelaar [naam K]’. Eveneens was op dit profiel een video te vinden waarop verschillende foto’s als een soort slideshow voorbij komen, welke video op 22 mei 2017 is geplaatst. Op vrijwel alle foto’s wordt [naam K] herkend. Op een van de foto’s met daarop twee mannen worden [naam K] (die een wapen bij zich draagt) en de verdachte herkend (figuur 4, p. 569). In de video is ook een foto te zien van een vlag met daarop het logo van Ahrar Al-Sham (figuur 5, p. 570).
De verbalisant zag in enkele video’s telkens een (selectie van) dezelfde mannen in beeld. Op een foto zag hij een man die een geweer op zijn buik bij zich draagt, welke persoon hij herkent als de verdachte (figuur 9, p. 574).
De verdachte heeft zichzelf ter terechtzitting herkend als de hiervoor genoemde figuur 4.De rechtbank neemt op deze foto waar dat de persoon met het wapen en de verdachte gekleed zijn in camouflagekleding.
De verdachte heeft zichzelf ook herkend als de hiervoor genoemde figuur 9.
De rechtbank neemt op deze foto waar dat vier mannen zijn afgebeeld, die allen camouflagekleding dragen en een wapen bij zich dragen.
Onderzoek naar connectie tussen het Turkse telefoonnummer [telefoonnummer], het Twitter-account [naam Twitter-account 3] en het Facebook-profiel ‘[naam Facebook-account 4]’
Door de politie is onderzoek verricht naar het telefoonnummer dat volgens de getuige [naam getuige 2] gebruikt wordt door de verdachte en een Twitter- en Facebook-profiel.
Door Twitter zijn de gebruikersgegevens verstrekt van het profiel dat is gekoppeld aan het hiervoor al genoemde Twitter-account [naam Twitter-account 1]. Hierin staat dat bij het aanmaken van dit account op 20 mei 2015 het telefoonnummer [telefoonnummer] aan dit account werd gekoppeld.
Na te zijn gevraagd om de gebruikersgegevens te verstrekken van accounts die zijn gekoppeld aan het telefoonnummer [telefoonnummer], verstrekte Facebook de gebruikersgegevens van één Facebook-profiel. Dit Facebook-profiel is aangemaakt op 8 juni 2016 en heeft als profielnaam
‘[naam Facebook-account 4]’.
De inhoud van het Twitter-account [naam Twitter-account 1] is onderzocht. Naast hetgeen hiervoor als is weergegeven, bleek dat door het account meerdere foto’s zijn gedeeld van de leiders van Ahrar al-Sham en in een begeleidende tweet bij een foto personen
‘Onze dierbare beweging en haar nieuwe leiders’werden genoemd. Verder heeft het account tweets gepost waarin een documentaire over de leiders van Ahrar al-Sham werd genoemd. Daarbij werd onder meer de naam Abu Yahya al-Hamwi, de persoon die volgens Reuters in september 2015 werd gekozen als leider van Ahrar al-Sham, genoemd. Ook heeft het account meermalen gevraagd om het tonen van voornoemde documentaire.
Op 6 januari 2016 heeft het account een tweet gepost met een foto met daarbij de tekst:
‘[naam L]
De geduldige en beschaafde moedjahid voor wie de slagvelden getuigen.
Moge Allah jou beschermen, succes schenken, en jouw pad verlichten.
#Liwa al-Adiyat’
In voornoemde tekst wordt de hashtag
‘Liwa al-Adiyat’genoemd, te weten het bataljon van Ahrar al-Sham dat tevens voorkomt in de titel van video 1.
Na een zoekslag op internet op
‘[naam L]’en
‘Liwa al-Adiyat’is de politie gestuit op een Twitter-account met de naam
‘[naam Twitter-account 4]’, met in de Twitter-bio de aanduiding
‘de commandant van Liwa al-Adiyat’. Op die pagina stond een achtergrondfoto waarop de middelste persoon werd herkend als [naam E], de broer van de verdachte.
Op 23 mei 2015 heeft het account twee tweets gepost waarin
‘Jaysh al-Fatah’wordt genoemd, wat een losse alliantie van gewapende rebellengroepen in Syrië zou zijn. Volgens een Amerikaanse denktank bestaat Jaysh al-Fatah uit een aantal groeperingen, waaronder Ahrar al-Sham en Jabhat al-Nusra. Het account refereert in positieve bewoordingen aan Jaysh al-Fatah.
Onderzoek naar het Instagram-account ‘[naam Instagram-account 1’ en herkenning van de verdachte op foto’s op dat account en op andere Facebook-profielen
De politie is tijdens het onderzoek gestuit op het Twitter-account
‘[naam Twitter-account 6]’. Op 21 februari 2016 was daarop een screenshot geplaatst van een foto die door het Instagram-account
‘[naam Instagram-account 1]op Instagram was geplaatst (figuur 1, p. 578). De verbalisant herkende daarop de verdachte. Op dat Instagram-account was dezelfde foto te zien. Op de profielfoto van het Instagram-account stonden twee mannen (figuur 3, p. 579). De man rechts op de foto herkende de verbalisant als [naam E], de overleden broer van de verdachte, ook wel bekend onder de bijnaam
‘[naam F]. De man links op de foto herkende de verbalisant als Zahran Alloush, de voormalig leider van Jaysh al-Islam, die zou zijn omgekomen bij een luchtaanval toen Alloush een vergadering had met leden van Ahrar al-Sham. Volgens een Amerikaanse denktank is Jaysh al-lslam (Leger van de Islam) een Syrische oppositiegroep die als doel heeft het afzetten van het Assad-regime.
Op het Instagram-account waren onder meer foto’s te zien die volgens de politie een relatie hebben met Ahrar al-Sham:
Op een foto (figuur 5, p. 580), die op 8 maart 2016 op het Instagram-account is geplaatst, herkende de verbalisant de verdachte. Dit is dezelfde foto die was geplaatst op het Facebook-profiel ‘[naam Facebook-account 3]’, met het bijschrift
‘De dierbare #[naam I]. Ik zweer op Allah dat ik je erg mis’. Onder de op Instagram geplaatste foto reageerde ene ‘‘[naam Instagram-account 3]’.
Op een foto (figuur 6, p. 581), die op 7 maart 2016 op het Instagram-account is geplaatst, herkende de verbalisant de man links op de foto als de verdachte.
Op een foto (figuur 7, p. 582), die op 20 februari 2016 op het Instagram-account is geplaatst, herkende de verbalisant de man op de foto als de verdachte.
Op 11 februari 2016 was een foto (figuur 8, p. 583) op het Instagram-account geplaatst waarop een man in camouflagekleding is te zien. De verbalisant herkende deze man als de man die hij ook op andere foto’s in dit onderzoek heeft gezien (figuur 9, p. 584), onder meer op een foto waarop hij staat afgebeeld met [naam E]. Deze foto’s trof hij op Twitter aan en in tweets werd de man
‘[naam S]’genoemd. Na een zoekslag op Twitter op laatstgenoemde naam, trof de verbalisant een tweet met een foto (figuur 10) aan, waarop die [naam S] staat afgebeeld met een wapen en wordt omringd door overledenen die bebloed op de grond liggen. Bij de foto staat de tekst:
‘#Ahrar_al-Sham racen naar de hemel
Want vandaag reist [naam S], met Gods wil, naar de hemel
[naam F].. uw kameraden houden zich aan de belofte’.
In de tweet wordt gerefereerd aan Ahrar al-Sham en [naam F].
Op het Instagram-account is op 6 januari 2016 een foto geplaatst (figuur 16, p. 588) van een jongen die een vlag met het logo van Ahrar al-Sham vasthoudt.
Vastgesteld werd dat de Instagram-accounts
‘[naam Instagram-account 1]’en
‘[naam Instagram-account 2]’elkaar over en weer volgen op Instagram. Op het account
‘[naam Instagram-account 2]’was op 27 augustus 2015 een foto geplaatst met vier personen bij een motorfiets. Daarop heeft de verbalisant de verdachte herkend (als de derde man van links). De persoon helemaal links op de foto heeft de verbalisant herkend als een persoon die hij in het onderzoek (figuur 3, p. 561) op een andere foto had gezien (zie figuur 19, derde man van rechts, p. 590). Zoals uit eerder onderzoek blijkt, staat deze persoon een aantal keer met de verdachte op de foto en wordt hij
‘[naam J]’genoemd. Deze persoon is bovendien te zien op de profielfoto van het Instagram-account
‘[naam Instagram-account 2]’(figuur 20, p. 591). Op die profielfoto is hij afgebeeld met achter hem een vlag van Ahrar al-Sham. Het logo op de vlag werd gebruikt van eind 2012 tot begin 2016 (figuur 21, p. 591).
Na een zoekslag op Facebook op de naam
‘[naam I]’trof de verbalisant op het Facebook-profiel van
‘[naam Facebook-account 6]’een foto van een man met een kind, welke foto op 27 december 2015 op dat profiel was geplaatst (figuur 22, p. 592). Het bericht bij de foto luidt:
‘[naam I] met [naam N], de zoon van martelaar [naam O], moge Allah hem accepteren’. De verbalisant heeft de man op de foto herkend als de verdachte.
Uit de database van het Violations Documentation Center in Syria bleek dat [naam O] op 17 augustus 2013 is omgekomen in een beschieting. Zijn bijnaam was [naam T], hij was lid van de Abdullah Ibn al-Mubarak Brigade van Ahrar al-Sham en [functie] van dat bataljon.
Op het Facebook-profiel was nog een andere foto geplaatst (figuur 25, p. 595). Daarop heeft de verbalisant de verdachte (derde van links), [naam K] en [naam J] herkend
(rechtbank: dit is dezelfde foto als de hiervoor genoemde figuur 9 op p. 574, waarop de verdachte zichzelf heeft herkend).
Op het Facebook-profiel was op 26 juni 2016 een afbeelding geplaatst van een vlag met het logo van Ahrar al-Sham (figuur 26, p. 595).
Na het zoeken op de naam [naam I] op Facebook, trof de verbalisant een post van 17 april 2020 waarin het Facebook-profiel van
‘[naam Facebook-account 5]’de naam [naam I] noemt. Op de profielfoto (figuur 27, p. 596) van dat profiel heeft de verbalisant [naam J] herkend. Op dit Facebook-profiel was op 15 april 2020 een foto geplaatst met personen met bivakmutsen in camouflagekleding (figuur 28, p. 597). Zij droegen een vlag met het logo van Ahrar al-Sham. Tevens zijn op dit Facebook-profiel meerdere foto’s te vinden van gevechtsvoertuigen, tanks en personen in camouflagepakken die in de laadbak van pick-ups zitten. Op één van de foto’s was een vlag aan een vlaggenmast te zien met daarop het logo van Ahrar al-Sham.
De verdachte heeft zichzelf ter terechtzitting herkend op de hiervoor genoemde foto (figuur 6, p. 581), die op 7 maart 2016 op het Instagram-account [naam Instagram-account 1] was geplaatst.
Door de politie zijn foto’s van de verdachte vergeleken met foto’s die zijn aangetroffen op Instagram en Facebook. Daarbij is gekeken naar drie uiterlijke kenmerken die de verbalisant bij de verdachte heeft gezien:
- een wratachtige moedervlek onder de rechter neusvleugel;
- een egale moedervlek aan de rechterkant van het voorhoofd;
- een kruin of litteken in de haargrens.
Bij het onderzoek zijn de volgende foto’s van de verdachte betrokken:
- een foto van de verdachte uit de strafrechtketendatabank (hierna: SKDB) van 22 oktober 2019 (figuur 1 / referentiefoto 1, p. 2);
- een foto van de verdachte afkomstig uit Duitsland uit het ‘Bewijs van inschrijving als asielzoeker’, die is gemaakt in december 2015 (figuur 3 / referentiefoto 2, p. 4).
Op figuur 2 (p. 3)
(rechtbank: een bewerking van figuur 1)zijn de wratachtige moedervlek onder de rechter neusvleugel (in rood) en de moedervlek op de rechterkant van het voorhoofd (in blauw) weergegeven. De wratachtige moedervlek ligt, vergeleken met de moedervlek op het voorhoofd, iets meer naar het midden van het gezicht. Als een lijn wordt getrokken tussen beide moedervlekken, loopt deze lijn enigszins schuin naar het midden van het gezicht.
Op figuur 4 (p. 5)
(rechtbank: een bewerking van referentiefoto 2)is de kruin/het litteken oranje gemarkeerd. Tijdens het verhoor van 28 en 29 oktober 2020 zag de verbalisant bij de verdachte hetzelfde Y-vormige litteken dat op referentiefoto 2 is te zien.
Op het Instagram-account [naam Instagram-account 1 was een foto geplaatst op 7 maart 2016 (figuur 5, p. 7)
(rechtbank: dit is dezelfde foto als de hiervoor genoemde foto die op 7 maart 2016 op het Instagram-account ‘[naam Instagram-account 1]’ was geplaatst (figuur 6, p. 581), op welke foto de verdachte zichzelf ter terechtzitting heeft herkend). Daarop zag de verbalisant een man met dezelfde uiterlijke kenmerken als de verdachte, maar in spiegelbeeld vanwege het selfie-camerastandpunt. Op figuur 6 (p. 8)
(rechtbank: een bewerking van figuur 5)is te zien dat de man onder zijn rechter neusvleugel een wratachtige moedervlek heeft (in rood) en dat de man op de rechterkant van zijn voorhoofd een moedervlek heeft (in blauw). Als een lijn wordt getrokken tussen beide moedervlekken, loopt deze lijn enigszins schuin naar het midden van het gezicht. Ook heeft de man bij zijn haargrens een kruin of litteken (in oranje).
Zowel op voornoemde referentiefoto’s 1 en 2 als op figuur 6 (p. 8) komen de drie uiterlijke kenmerken overeen, zowel in vorm als relatieve ligging.
Op hetzelfde Instagram-account stonden nog twee foto’s (figuren 7 en 8, p. 9 en 10) waarop de verbalisant de persoon van figuur 6 (p. 8) herkende. Naast overeenkomsten in uiterlijke kenmerken, droeg de persoon in figuren 7 en 8 (p. 9 en 10) dezelfde hoodie en jas als de persoon van figuur 6 (p. 8).
De naam [naam Instagram-account 1 wordt tevens gebruikt door het Twitter-account
‘[naam Twitter-account 5]’. Aan dit Twitter-account is het telefoonnummer [telefoonnummer] gekoppeld.
Op het Facebook-profiel van
‘[naam Facebook-account 6]’is op 23 april 2017 een foto geplaatst waarop vier gewapende mannen in camouflagekleding staan afgebeeld (figuur 13, p. 15)
(rechtbank: deze foto is hetzelfde als de hiervoor genoemde foto, figuur 9 op p. 574). Tijdens zijn verhoor heeft de verdachte bekend dat hij de tweede man van rechts is. Deze man heeft een automatisch vuurwapen en draagt camouflagekleding en een ‘ops vest’.
Op het Facebook-profiel van
‘[naam Facebook-account 5]’is op 16 december 2020 foto 1 geplaatst. De man op deze foto vertoont volgens de politie dezelfde uiterlijke kenmerken als de verdachte. Die foto is vergeleken met foto’s van de verdachte. Bij die vergelijking is gekeken naar:
- een moedervlek onder de rechter neusvleugel;
- een moedervlek op het voorhoofd;
- een litteken ter hoogte van zijn haargrens.
Foto 1 is vergeleken met de navolgende foto’s van de verdachte:
- een foto van de verdachte uit de SKDB van 22 oktober 2019;
- een foto van de verdachte afkomstig uit Duitsland uit het ‘Bewijs van inschrijving als asielzoeker’, die is gemaakt in december 2015.
Geconcludeerd wordt door de politie dat voornoemde drie kenmerken op de foto’s overeenkomen, zowel in vorm als in relatieve ligging.
Op Facebook werden onder deze foto 1 in elf reacties
‘[naam I]’genoemd. In vrijwel alle reacties onder de foto wordt aan Allah gevraagd om
‘het gevangenschap’van hem
‘te beëindigen’. De rechtbank constateert dat de verdachte in Nederland was gedetineerd op het moment van plaatsing van deze foto.
Op hetzelfde Facebook-profiel werd op 25 oktober 2020 foto 2 geplaatst. De man links op foto 2 vertoont dezelfde uiterlijke kenmerken als de verdachte. Bij vergelijking van foto 2 met voornoemde twee foto’s van de verdachte, is op foto 2 een wratachtige moedervlek onder de rechter neusvleugel te zien. Ook heeft de man dezelfde baardgroei als de verdachte.
De man rechts op foto 2 is door de politie herkend als [naam P]. [naam P] staat rechts naast de verdachte op de foto van vier gewapende mannen in camouflagekleding, waarop de verdachte zichzelf heeft aangewezen
(rechtbank: deze foto was ook geplaatst op het Facebook-profiel van ‘[naam Facebook-account 6]’, zie de hiervoor genoemde figuur 13, p. 15). Op Facebook werden in elf reacties onder deze foto
‘[naam I]’genoemd. In vrijwel alle reacties onder de foto wordt aan Allah gevraagd om
‘het gevangenschap’van hem
‘te beëindigen’. Zoals hiervoor al vastgesteld, was de verdachte gedetineerd in Nederland op het moment van plaatsing van deze foto.
Onderzoek naar de inhoud van het Twitter-account [naam Twitter-account 5]
Er is onderzoek verricht naar de inhoud van het aangetroffen Twitter-account met de naam [naam Twitter-account 5]. Op de achtergrond van het account is een foto te zien, waarop de overleden broer van de verdachte genaamd [naam E] is te zien. Uit de gevorderde gebruikersgegevens is gebleken dat aan het account het telefoonnummer [telefoonnummer] is gekoppeld. Op het account werd als profielfoto een logo gebruikt met de tekst
‘Ahrar al-Sham bataljons’. Dit logo werd ook meermalen getweet door dit account, onder meer ook meerdere keren met een vuurwapen op de achtergrond.
Verder is door het account het volgende bericht getweet, waarin de gebruiker de martelaren van Ahrar al-Sham ‘goedhartigen’ noemt:
‘Aan hen die stierven en na wie een deel van het leven stierf, mogen jullie in het paradijs goed leven
o jullie #goedhartigen.
Martelaren ten gevolge van verraad
Martelaren van Ahrar al-Sham
Jund al-Af'a
Verraadt onze moedjahidien’
Ook is een tweet met een foto van [naam M] aangetroffen. Op een ander Twitter-account was de politie deze foto al tegengekomen. Op die pagina staat in de bio
‘De brigades zullen terugkeren, als God het wil (Ahrar al-Sham brigades)’. Op de achtergrond van deze pagina stond een foto waarin een deel van het Liwa al-Adiyat-logo wordt gebruikt, hetzelfde logo als is te zien in video 1. Na een zoekslag op het internet op de naam [naam M] werd een tweet aangetroffen met een foto van een overleden man die lijkt op [naam M]. In het bijschrift bij die tweet wordt genoemd dat de [functie] van
‘#AhrarAlSham’s#LiwaAlAdiyat’is omgekomen in Latakia. In tweets refereert [naam Twitter-account 5] in positieve bewoordingen (goedhartige en moedjahidien) aan deze [naam M].
Ook tweette [naam Twitter-account 5] een foto van [naam Q], waarvan het de politie ambtshalve bekend is dat daarmee [naam R] wordt bedoeld, wat de [functie] van Ahrar al-Sham in de
‘Hama sector’zou zijn. In een artikel wordt gesteld dat hij is gedood door de groepering Jund al-Aqsa, een strijdgroep die voornamelijk actief is in Hama en Idlib. In enkele tweets refereert [naam Twitter-account 5] aan Jund al-Aqsa en probeert hen angst in te boezemen.
De tweede aangetroffen video op YouTube (video 2)
Op 18 januari 2021 trof de politie op het YouTube-kanaal
‘[naam YouTube kanaal 1]’– een kanaal waarop verschillende video’s te zien zijn van de slag om de Al-Ghab vlakte – een YouTube-video aan, getiteld:
‘Suqour Al-Jabal Brigade (tolk: Berg Haviken Brigade) arresteert een soldaat van de huurlingen van het regime in de regio van Al-Ghab vlakte’. De video was geüpload op 30 april 2015.
Op de video zijn meerdere personen te zien en horen, waaronder een gearresteerde man (persoon B) en een man met baard die een geweer in zijn hand houdt, die staat naast de gearresteerde man (persoon D). De gearresteerde persoon wordt gevraagd naar zijn naam en nummer. De personen die de gearresteerde man omringen, kijken telkens in de camera. De eigenaar van het YouTube-kanaal voegde in de omschrijving de volgende tekst toe:
‘Suqour Al-Jabal Brigade [tolk: Berg Haviken Brigade] arresteerde een soldaat van de huurlingen van het regime in de regio van Al-Ghab vlakte. Hij zat ondergedoken in één van de huizen van het dorp Zayzun na de strijd om de Al-Ghab vlakte te bevrijden.’
Daarnaast had de eigenaar van het YouTube-kanaal onderaan de video de volgende reactie toegevoegd:
‘#Westelijk_platteland _ van Hama
# Al-Ghab_vlakte
Suqour Al-Jabal Brigade [tolk: Berg Haviken Brigade] arresteert een soldaat van Mashik controlepost. Een huurling van het regime die zich had verstopt in één van de huizen van het dorp Zayzun na de strijd om de Al-Ghab vlakte te bevrijden. Het bleek dat de soldaat afkomstig is uit Al Rai gebied in de provincie van Aleppo.
# [naam YouTube kanaal 1.’
In de video worden door een persoon (de gespreksvoerder die buiten beeld is; persoon A) dezelfde plaatsen als hiervoor genoemd:
‘De revolutionaire brigades in de regio van Al-Ghab vlakte hebben een soldaat van het regime gearresteerd. Hij diende bij de controleposten van het regime in de stad Al Ziyarah. Deze soldaat vluchtte na de veldslagen die plaatsvonden in de regio van Al-Ghab vlakte, specifiek in de stad Al Ziyarah.’
Op de vraag van persoon A waar hij heeft gediend, antwoordde de gearresteerde man:
‘in Mashik’.
De verbalisant heeft geconstateerd dat er wat betreft de genoemde locaties veel overeenkomsten zijn met de plaatsen die worden genoemd in video 1:
- In beide video’s wordt gerefereerd aan de
- In beide video’s wordt gerefereerd aan de plaats Al Ziyarah. In video 2 zou de persoon die is gevangengenomen volgens persoon A zijn gevlucht na de
- In beide video’s wordt gerefereerd aan het plaatsje Mashik. In video 2 wordt het genoemd door de gevangene als de plaats waar hij diende. In video 1 wordt het genoemd als de plaats waar de zeven gedode personen vlakbij werden gearresteerd:
Video 1 is geüpload op 26 april 2015 en video 2 op 30 april 2015. Uit het moment van uploaden en de overeenkomsten in de genoemde plaatsen in beide video’s concludeert de politie dat ze betrekking hebben op de slag om de Al-Ghab vlakte in april 2015.
In de titel van video 2 wordt
‘Liwa Suqour al Jabal’wordt genoemd. Volgens het project
‘Militant Leadership Monitor’van The Jamestown Foundation is dit een prominente Syrische gewapende oppositiegroep die vecht tegen de overheid van al-Assad en zijn medestanders en de Islamitische Staat. Volgens de nieuwsorganisatie Radio Free Europe/Radio Liberty schaart Liwa Suqour al Jabal zichzelf onder de paraplu van het Vrije Syrische Leger. In een video van 23 april 2015 wordt door de commandanten van Ahrar al Sham en Liwa Suqour al Jabal de strijd om de Al-Ghab vlakte aangekondigd.
Na vergelijking van een still uit video 2 en foto’s van de verdachte, heeft de verbalisant persoon D op de video herkend als de verdachte. De verbalisant heeft de verdachte op de ene foto (een foto van de verdachte uit de SKDB van 22 oktober 2019) herkend aan de wratachtige moedervlek onder de rechter neusvleugel en een egale moedervlek op de rechterwang, ter hoogte van zijn neusvleugel. De relatieve ligging van beide moedervlekken komt ook grofweg overeen. Verder heeft de verbalisant na vergelijking van een still uit video 2 en een uitsnede van een foto (figuur 7) de verdachte herkend aan de haardracht en baardgroei, die op de still en de foto overeenkomen
(rechtbank: de rechter foto in figuur 7 is een uitsnede van de foto op p. 574 zoals die hiervoor meermalen is genoemd, waarop – zoals eerder genoemd – de verdachte zichzelf heeft herkend).
Ten slotte heeft de verbalisant twee personen op video 1 en video 2 vergeleken die op uiterlijke kenmerken overeenkomen. Beide personen hebben even lang haar dat op een zelfde manier krult. Beide personen hebben een dikke baard van dezelfde lengte met korte stoppels bij de snor.
Beide personen dragen een zogenoemd ‘ops vest’ van een vergelijkbaar type en zij dragen dat op dezelfde manier. De vorm van de vesten komt overeen, beide vesten hebben een V-hals en een brede band bij de schouder. Ter hoogte van de buik is ruimte voor vier magazijnen. Die magazijnen hebben een kenmerkende banaanvorm. Op beide vesten zitten ter hoogte van de borst twee zakken, die kunnen worden afgesloten met een stuk stof. De rechter borstzakken van beide vesten lijken op een identieke manier te zijn gesloten, want het zichtbare deel van het klittenband op beide rechter borstzakken is vrijwel identiek. Ten slotte dragen beide personen een geweer van het type Chinese Kalashnikov AK 56 / AK 56-1.
Het NFI heeft op 3 maart 2021 een rapport uitgebracht naar aanleiding van de vraag (kort samengevat) of de hiervoor genoemde persoon D die op video 2 naast de gearresteerde man staat, dezelfde persoon is als de persoon waarvan op 12 maart 2020 vergelijkingsopnamen zijn gemaakt door het NFI. Bij het onderzoek heeft het NFI gebruik gemaakt van twee hypothesen:
1. De persoon afgebeeld in de betwiste beelden is de verdachte;
2. De persoon afgebeeld in de betwiste beelden is iemand anders dan de verdachte, maar heeft wel vergelijkbare algemene gezichtskenmerken.
Het NFI heeft geconcludeerd dat er overeenkomsten zijn waar te nemen, wat betreft vorm en positie, in de vorm van de vlekjes op de rechterwang en net onder de neusvleugel, die sterk identificerend zijn. Ook zijn er overeenkomsten waargenomen in de haarlijn, de vorm van de ogen, neus en mond. Die zijn zwak identificerend, maar dragen gezamenlijk wel bij aan een hogere bewijskracht. Geconcludeerd wordt dat de bevindingen van het onderzoek zeer veel waarschijnlijker (ordegrootte bewijskracht 10.000-1.000.000) zijn als hypothese 1 waar is dan wanneer hypothese 2 waar is.
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij in 2015 naar Duitsland is gegaan. Hij verbleef daar in een asielzoekerscentrum op een kamer, onder meer samen met [naam getuige 2].
Verder heeft de verdachte verklaard dat zijn gebied in Syrië de al Ghab vlakte is en dat waar hij woonde, zijn gebied, 99% van Ahrar al-Sham en het Vrije Syrische Leger was. De verdachte heeft verklaard dat Liwa al Adiyat een brigade is die werkzaam is in Hama en dat die brigade Ahrar al-Sham ondersteunt.
Ten slotte heeft de verdachte met betrekking tot video 2 verklaard dat Suqour al Jabal onderdeel is van het Vrije Syrische Leger.
4.4.2.2 Het oordeel en de overwegingen
De rechtbank oordeelt op basis van voormelde bewijsmiddelen het volgende omtrent de rol van de verdachte.
Video’s 1 en 2 zijn gemaakt bij de slag Sahl al-Ghab
De rechtbank is allereerst van oordeel dat video 1 en video 2 zijn gemaakt in de context van de slag om Sahl al-Ghab in Syrië.
De slag om Sahl al-Ghab in Syrië werd op 22 april 2015 door Ahrar al-Sham en andere strijdgroepen aangekondigd. Alle troepen en brigades die onder Ahrar al-Sham in het al-Ghab gebied vielen – waaronder de Liwa al-Adiyat brigade – namen deel aan die slag en die troepen hebben de plaats al-Ziyarah onder controle gekregen.
In de titel van video 1 wordt zowel verwezen naar Ahrar al-Sham en Liwa Al-Adiyat als naar de slag om de vlakte van Al Ghab, Sahl Al-Ghab. In die video is bovendien het logo van Ahrar al-Sham te zien en daarbij wordt ook ‘Liwa al Adiyat’ vermeld. Deze video is op 26 april 2015 op YouTube geplaatst.
In de titel van video 2 is opgenomen dat de Suqour al-Jabal een soldaat arresteert van de huurlingen van het regime in de regio van de Al-Ghab vlakte. Suqour al-Jabal schaart zichzelf onder het Vrije Syrische Leger, wat de verdachte in zijn verhoor bij de politie ook heeft bevestigd. Deze video is op 30 april 2015 op YouTube geplaatst.
In beide video’s wordt tot slot gerefereerd aan de slag om Sahl Al-Ghab en aan de plaatsen al-Ziyarah en Mashik.
De rechtbank gaat er dan ook op basis van de titels, de inhoud van de video’s en het moment van plaatsen op YouTube van die video’s van uit dat die betrekking hebben op de slag om Sahl Al-Ghab in april 2015. De video’s moeten dan ook in de context worden bezien van de door Ahrar al-Sham aangekondigde en daadwerkelijk door Ahrar al-Sham (in een samenwerkingsverband) gevoerde slag om Sahl al-Ghab.
Video 1 laat gewapende personen zien die gezamenlijk de overwinning vieren op overledenen
De rechtbank stelt ten tweede vast dat video 1 meerdere personen laat zien die – al liederen zingend – de overwinning vieren op de op de grond liggende overleden personen. De stelling van de verdediging dat mogelijk sprake is van enscenering, is op geen enkele wijze onderbouwd en de rechtbank ziet ook overigens geen enkele aanleiding om er aan te twijfelen dat de op de grond liggende personen daadwerkelijk zijn overleden. De gewapende mannen noemen de overledenen de karkassen van al-Assad,
Shabihavan Assad en honden. Ook wordt gezegd dat het gaat om Alawieten. Door meerdere van die gewapende personen wordt tegen de overledenen geschopt, er wordt op een lichaam gespuugd en één persoon plaatst zijn voet op een lichaam van een overledene. Door de gewapende mannen wordt onder meer in de richting van de camera gesproken. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de beelden een nauwe en bewuste samenwerking tussen de personen worden afgeleid aangezien zij – naast elkaar staande – gezamenlijk op voormelde wijze de overwinning vieren.
Video 2 laat de personen zien die gezamenlijk een gevangene ondervragen
De rechtbank stelt ten derde vast dat video 2 de ondervraging laat zien van een gevangene. Deze gevangene wordt omringd door meerdere personen en direct naast hem staat een persoon met een wapen. Hij wordt onder meer gevraagd naar zijn naam en wordt herkenbaar in beeld gebracht.
De verdachte heeft op sociale media foto’s en berichten geplaatst die in relatie staan tot Ahrar al-Sham en Liwa al-Adiyat
De verdachte heeft samen met getuige [naam getuige 2] in een asielzoekerscentrum in Duitsland verbleven. Nadat de verdachte daar was vertrokken heeft hij met het nummer [telefoonnummer] een link naar video 1 naar die [naam getuige 2] gestuurd. Dat nummer is gekoppeld aan het Twitter-account [naam Twitter-account 1], het Twitter-account [naam Twitter-account 5] en het Facebook-account [naam Facebook-account 4].
Het Twitter-account [naam Twitter-account 1] heeft als profielfoto de foto van [naam E], de overleden broer van de verdachte. Op dit profiel zijn ook foto’s van die broer geplaatst of geretweet en de gebruiker van dit account noemde [naam F] (de rechtbank begrijpt, zie hiervoor: [naam E]) zijn ‘dierbare broer’. Ook is een foto geplaatst van de andere overleden broer van de verdachte, genaamd [naam D], die ‘dierbare’ wordt genoemd. De tekst bij de foto verwijst naar een martelaarsdood in 2011. Verder worden door de gebruiker van dit account berichten geplaatst over Ahrar al-Sham of brigades ervan, onder meer berichten die positief spreken over Ahrar al-Sham en haar leiders, en worden foto’s geplaatst van die leiders. Ook wordt in een bericht de hashtag #Liwa al-Adiyat gebruikt. Ten slotte heeft de gebruiker van dit Twitter-account op 26 september 2015 een foto geplaatst met daarop drie grafstenen en de tekst:
‘[naam G] [naam F]. [naam E] [naam C] Moge Allah jullie genadig zijn en jullie in Zijn wijde paradijzen opnemen’. Deze tekst verwijst naar de martelaarsdood op 9 september 2014 van twee neven en een broer van de verdachte.
Op het Twitter-account [naam Twitter-account 5] is als achtergrondfoto de overleden broer [naam E] te zien. De profielfoto toont een logo met de tekst ‘Ahrar al-Sham bataljons’. Door dit account werd dit logo meermalen getweet. Verder is op dit account een achtergrondfoto geplaatst waarin een deel van het logo van Liwa al-Adiyat te zien is. Ook is door dit account een bericht geplaatst over [naam M], de [functie] van Ahrar al-Sham’s Liwa al-Adiyat die is omgekomen in Latakia, waarbij over die [naam M] in positieve bewoordingen (goedhartige en moedjahidien) wordt bericht.
Op het Instagramaccount [naam Instagram-account 1] is een foto geplaatst van [naam E], de overleden boer van de verdachte, ook wel bekend onder de bijnaam
‘[naam F]’. Verder zijn op dit account meerdere foto’s in relatie tot Ahrar al-Sham te zien, onder meer foto’s waarop de verdachte is herkend. Op een op 8 maart 2016 geplaatste foto is de verdachte herkend. Deze foto is ook door het Facebook-profiel [naam Facebook-account 3] geplaatst, met het bijschrift
‘De dierbare #[naam I]. Ik zweer op Allah dat ik je erg mis’.
Op het Facebook-profiel van [naam Facebook-account 2] zijn verschillende foto’s aangetroffen, waarop de verdachte is herkend en waarbij in bijschriften wordt verwezen naar de naam [naam I]. Ook is een foto aangetroffen van de verdachte, waarbij de reactie
‘De dierbare #[naam I] (…)’is geplaatst. Op dat Facebook-profiel is ook een foto geplaatst van een man met een kind, waarbij de man is herkend als de verdachte. Het bericht luidt:
‘[naam I] met [naam N], de zoon van martelaar [naam O], moge Allah hem accepteren’.
Op het Facebook-profiel van ‘[naam Facebook-account 2]’ was een foto geplaatst waarop de verdachte (gekleed in camouflagekleding) is herkend en waarbij in het bijschrift staat vermeld
‘De broeders en ik, [naam I], [naam J], en [naam K] moge Allah hem genezen’.
Op het Facebook-profiel van ‘[naam Facebook-account 3]’ zijn foto’s aangetroffen waarop de verdachte is herkend. Bij één van die foto’s staat het bijschrift
‘De dierbare #[naam I]. Ik zweer op Allah dat ik je erg mis’. Deze foto is ook terug te vinden op het instagram-account [naam Instagram-account 1].
Op het Facebook-profiel van ‘martelaar [naam K]’ is een foto, als onderdeel van een video, te zien van [naam K] (gewapend) en een man die wordt herkend als de verdachte. De verdachte heeft verklaard dat hij dit inderdaad is. De verdachte is gekleed in camouflagekleding. In deze video is het logo van Ahrar al-Sham te zien. Op een andere foto is de verdachte herkend. Hij staat gewapend op die foto (figuur 4, p. 569).
Gelet op het vorenstaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het telefoonnummer [telefoonnummer] en het Twitter-account [naam Twitter-account 1], het Twitter-account [naam Twitter-account 1], het Instagram-account [naam Instagram-account 1] en het Facebook-account [naam Facebook-account 4] bij de verdachte in gebruik waren en dat met [naam I] de verdachte wordt bedoeld. Bij dit alles past naar het oordeel van de rechtbank dat op het Facebook-profiel van [naam Facebook-account 5] in oktober en december 2020 foto’s zijn geplaatst waarop de verdachte is herkend, dat in reacties op die foto’s
‘[naam I]’is genoemd en dat aan Allah wordt gevraagd om
‘het gevangenschap’van hem
‘te beëindigen’.Vaststaat dat de verdachte op dat moment in Nederland was gedetineerd. Dit sterkt de rechtbank in haar overtuiging dat met [naam I] de verdachte wordt bedoeld.
Anders dan de verdediging heeft de rechtbank geen enkele reden om te twijfelen aan de inhoud van de verklaring van [naam getuige 2], voor zover deze wordt gebezigd voor het bewijs. Immers, de verklaring van [naam getuige 2] dat de verdachte het is geweest die hem via het nummer [telefoonnummer] een link naar video 1 heeft gestuurd wordt ondersteund door ander bewijs, te weten de hiervoor opgenomen bevindingen met betrekking tot de social media-accounts van de verdachte en anderen die leiden naar de verdachte. Daar komt bij dat een telefoonnummer een objectief gegeven is, terwijl de rechtbank geen enkele aanwijzing heeft dat [naam getuige 2] dat nummer anders dan via de verdachte heeft verkregen.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte met zijn social media-accounts foto’s en berichten heeft geplaatst die in relatie staan tot zijn overleden broer [naam E], een voormalig [functie] van Ahrar al-Sham die op 9 september 2014 tijdens een bombardement is overleden, en Ahrar al-Sham en Liwa al-Adiyat.
De verdachte is te zien op de video’s 1 en 2
Op video 2 is te zien dat een gevangengenomen soldaat van het regime van Assad wordt ondervraagd. Op grond van de inhoud en conclusies in het NFI-rapport met betrekking tot video 2 alsmede de herkenning door een verbalisant, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte te zien is op video 2, te weten de gewapende persoon die staat direct naast de gevangene (genoemd persoon D).
Op grond van de beschreven overeenkomsten tussen de video’s 1 en 2 wat betreft de daarin genoemde plaatsen, de wapens en het ops vest met een identiek zichtbaar gedeelte van het klittenband op beide rechter borstzakken, de context waarin video 1 is gemaakt en de inhoud en de conclusies van het NFI-rapport met betrekking tot video 1, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte eveneens is te zien op video 1, te weten de gewapende persoon die op die video op minuut 3:08 met zijn voet stapt op een stoffelijk overschot en die tussen minuut 2:17 en 3:50 (zoals beschreven in de feitelijke vaststellingen in paragraaf 4.4.2.1) meermalen het woord voerde.
De rechtbank gaat daarmee voorbij aan de – overigens niet nader onderbouwde – stelling van de verdediging dat niet de verdachte maar een familielid van de verdachte op de video’s te zien is.
Dat zou dan immers een familielid moeten zijn die niet alleen heel erg op de verdachte lijkt maar ook nog op precies dezelfde plekken op zijn gezicht/voorhoofd een wratachtige moedervlek en een egale moedervlek heeft en een litteken in de haargrens. Dit acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk.
De verdachte was in de periode van maart 2015 tot en met 10 november 2015 in Syrië
Uit de vaststelling dat de verdachte op video 1 en video 2 is te zien, welke video’s zijn gemaakt in de context van de slag Al-Ghab, volgt dat de verdachte gedurende die slag aanwezig was in Al-Ziyarah. De verdachte is op 11 november 2015 Duitsland binnen gekomen, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat hij tot die tijd in Syrië verbleef.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de verdachte in de ten laste gelegde periode van maart 2015 tot en met 10 november 2015 in Syrië verbleef in het gebied Al-Ziyarah en Hama.
De verdachte was in de periode van maart 2015 tot en met 10 november 2015 betrokken bij Ahrar al-Sham
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat de verdachte in deze periode betrokken was bij Ahrar al-Sham. Deze vaststelling volgt rechtstreeks uit de voorgaande vaststellingen, in onderling verband en samenhang bezien. Met betrekking tot de omstandigheid dat video 2 blijkens de titel en de bijschriften ziet op het Vrije Syrische Leger, merkt de rechtbank op dat dit – anders dan gesteld door de verdediging – geen contra-indicatie is voor betrokkenheid van de verdachte bij Ahrar al-Sham. Het Vrije Syrische Leger en Ahrar al-Sham werkten immers samen tijdens de slag om Sahl Al-Ghab in een coalitieverband.