ECLI:NL:RBDHA:2021:3969

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 april 2021
Publicatiedatum
20 april 2021
Zaaknummer
NL21.3546
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van minderjarige Marokkaan wegens ongeloofwaardige identiteit en veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 april 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een minderjarige eiser van Marokkaanse nationaliteit. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel afgewezen, omdat deze als kennelijk ongegrond werd beschouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van eiser ongeloofwaardig was, aangezien hij in Nederland en Italië verschillende achternamen en leeftijden had opgegeven. Eiser had onvoldoende inspanning getoond om documenten te verkrijgen die zijn identiteit konden bevestigen. De rechtbank oordeelde dat Marokko als veilig land van herkomst kan worden beschouwd en dat eiser niet had aangetoond dat hij daar geen bescherming kon krijgen. Eiser voerde aan dat zijn minderjarigheid, culturele achtergrond en slaapproblemen onvoldoende waren meegewogen door de staatssecretaris, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende rekening was gehouden met deze factoren tijdens de hoorzittingen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de afwijzing van de asielaanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.3546

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M. Demirtas),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: K. Nuninga).

ProcesverloopBij besluit van 8 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Verder heeft verweerder aan eiser geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd dan wel uitstel van vertrek verleend.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL21.3547, plaatsgevonden op 8 april 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen meneer Z. Hamidi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedag] 2003.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
identiteit, nationaliteit en herkomst;
regelmatige mishandeling in de vorm van dagelijks schoppen en uitschelden;
misbruik door de buurman.
Verweerder heeft de nationaliteit en herkomst van eiser evenals het misbruik door de buurman geloofwaardig geacht. De identiteit van eiser heeft verweerder niet geloofwaardig geacht, omdat eiser in Nederland en Italië verschillende achternamen en leeftijden heeft opgegeven. Volgens verweerder heeft eiser onvoldoende inspanning getoond om aan documenten te komen en dat is aan eiser toe te rekenen. De stelling van eiser dat hij dagelijks werd geschopt en uitgescholden heeft verweerder niet geloofwaardig geacht. Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat de verklaringen van eiser inconsistent, summier en niet specifiek zijn. Verweerder stelt zich op het standpunt dat Marokko kan worden beschouwd als een veilig land van herkomst en dat eiser er niet in is geslaagd om aannemelijk te maken dat Marokko ten aanzien van eiser de verdragsverplichtingen niet nakomt. Eiser heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat hij ten aanzien van het misbruik door de buurman niet de bescherming van de autoriteiten kan inroepen. Het beroep op te verwachten problemen vanwege het niet willen vervullen van de dienstplicht is door verweerder prematuur bevonden, nu eiser niet de dienstplichtige leeftijd heeft en niet is opgeroepen. Daarnaast is niet gebleken van onoverkomelijke gewetensbezwaren.
3. Eiser voert aan dat ten onrechte wordt getwijfeld aan de achternaam van eiser, terwijl verweerder wel uitgaat van de minderjarigheid van eiser. Eiser beroept zich daarbij op een rapport van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ). [1] Eiser voert verder aan dat verweerder tijdens het nader gehoor en in het bestreden besluit onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn minderjarigheid, opleidingsniveau, culturele achtergrond en slaapproblemen. Eiser heeft daarbij verwezen naar een schrijven van Defence for Children dat kortgezegd ziet op de geloofwaardigheidsbeoordeling van minderjarige asielzoekers. Volgens eiser kan Marokko niet worden gezien als een veilig land van herkomst en zal terugkeer naar Marokko strijd opleveren met het bepaalde in artikel 3 EVRM. Ten slotte voert eiser aan dat verweerder ten onrechte geen onderzoek heeft gedaan naar adequate opvang in Marokko terwijl verweerder, gezien het arrest TQ van 14 januari 2021 van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) (ECLI:EU:C:2021:9) hiertoe verplicht is.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
5. De rechtbank stelt met verweerder vast dat eiser onder verschillende namen staat geregistreerd. Enerzijds staat eiser in Italië geregistreerd met de achternamen ‘El Safi’ en ‘Essafi’ en anderzijds heeft eiser in Nederland de naam ‘Mofid’ opgegeven. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uit worden gegaan van de juistheid van de registratie in Italië. Het is aan eiser om deze twijfel weg te nemen en eiser is hierin niet geslaagd. Het rapport van de ACVZ maakt voorgaande niet anders, mede nu het advies met name betrekking heeft op de twijfel rondom de leeftijdsregistratie van jonge asielzoekers. In de situatie van eiser is verweerder, op grond van de schouw, uitgegaan van zijn minderjarigheid en de geboortedatum van [geboortedag] 2003. Verweerder heeft de gestelde identiteit van eiser dan ook terecht ongeloofwaardig geacht.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in de geloofwaardigheidsbeoordeling voldoende rekening heeft gehouden met de minderjarigheid van eiser evenals zijn opleidingsniveau, culturele achtergrond en slaapproblemen. Zo heeft verweerder tijdens de gehoren het taalgebruik aangepast door korte en simpele vragen te stellen en vragen te herhalen (pagina 14 van het eerste gehoor en pagina 12 van het nader gehoor). Daarnaast heeft verweerder meerdere keren aan eiser gevraagd of hij de vragen begreep en of hij pauze wilde houden (pagina 3 en 9 van het nader gehoor). Verweerder heeft in dit kader ook getoetst of de toepassing van de beleidsregels ten aanzien van eiser een onevenredig nadeel zouden opleveren (pagina 4 van het bestreden besluit). De geciteerde tekst uit het ongedateerde en algemene rapport van Defence For Children maakt het voorgaande niet anders.
7. Niet in geschil is dat Marokko in het algemeen een veilig land van herkomst is. Dit betekent dat er een algemeen rechtsvermoeden bestaat dat vreemdelingen uit Marokko geen bescherming nodig hebben. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat Marokko voor hem geen veilig land is en dat de autoriteiten van Marokko hem geen bescherming kunnen of willen bieden. Hierin is eiser niet geslaagd.
De stelling van eiser dat hij dagelijks werd geschopt en uitgescholden heeft verweerder niet geloofwaardig hoeven achten, nu niet valt in te zien waarom hij dit pas heeft benoemd in de correcties en aanvullingen op het nader gehoor. Daarbij is van belang dat eiser tijdens het nader gehoor meerdere keren in de gelegenheid is gesteld om hierover te vertellen (pagina 8, 9 en 12 van het nader gehoor). Ook is de enkele verklaring dat hij dagelijks werd geschopt en geslagen niet ten onrechte summier en niet specifiek bevonden. Zo heeft eiser niet verklaard door wie, op welk moment en waar deze mishandelingen plaats zouden hebben gevonden. Ten aanzien van het door verweerder geloofwaardig geachte misbruik door de buurman is van belang dat niet is gebleken dat eiser geen mogelijkheid had om hiertegen de bescherming van de autoriteiten van Marokko in te roepen. Niet is gebleken dat eiser aangifte heeft gedaan of dit niet zou hebben kunnen doen. De eerst in de zienswijze ingenomen stelling dat eiser door dit misbruik door de omgeving als homoseksueel werd bestempeld en niet zou zijn geholpen door de politie, heeft verweerder niet hoeven volgen. Ook hier geldt dat eiser deze punten niet in de gehoren naar voren heeft gebracht, terwijl hij daartoe ruimschoots de gelegenheid heeft gehad.
Verweerder heeft gelet hierop Marokko een veilig land van herkomst voor eiser kunnen achten.
8. Het beroep van eiser op het niet willen vervullen van de militaire dienst in Marokko heeft verweerder terecht prematuur en toekomstig onzeker geacht, nu eiser geen oproep heeft ontvangen en nog niet de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt.
9. Het beroep van eiser op het arrest TQ met betrekking tot het verrichten van onderzoek naar adequate opvang in het land van herkomst kan niet slagen nu, zoals verweerder ook ter zitting heeft aangegeven, het bestreden besluit geen terugkeerbesluit omvat. Om deze reden is dit arrest (nog) niet van toepassing op eiser.
10. Eiser heeft verzocht de zienswijze als herhaald en ingelast te beschouwen. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder in het bestreden besluit gemotiveerd ingegaan op hetgeen eiser in de zienswijze heeft aangevoerd. Voor zover hij in beroep niet heeft geconcretiseerd op welke punten de motivering van het bestreden besluit ontoereikend is, kan de enkele herhaling van de zienswijze in beroep niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Voor dit oordeel vindt de rechtbank steun in vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), onder meer in de uitspraak van 4 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2169), rechtsoverweging 4. De rechtbank gaat daarom aan dit verzoek voorbij.
11. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
12. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid vanmr. D.M. Biermann, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.‘Nadeel van de twijfel. Leeftijdsbepaling amv’s en leeftijdsregistratie minderjarige in EU-lidstaat van eerder verblijf’, Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken, 11 november 2020, pagina 25.