In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een werknemer, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), alsook de werkgeefster KwikFit Nederland B.V. Eiser had een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd, maar de werkgeefster kreeg een loonsanctie opgelegd door verweerder, die stelde dat de werkgeefster onvoldoende re-integratie-inspanningen had verricht. Eiser was sinds 22 mei 2017 uitgevallen en de loonsanctie hield in dat de werkgeefster het loon van eiser moest doorbetalen tot 6 juni 2020. Na bezwaar van de werkgeefster werd het primaire besluit herroepen, wat eiser in beroep aanvoerde. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet aannemelijk kon maken dat het primaire besluit voor het einde van de wachttijd was verzonden, aangezien het besluit niet aangetekend was verstuurd en er geen verzendadministratie beschikbaar was. Hierdoor werd de loonsanctie terecht herroepen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.