ECLI:NL:RBDHA:2021:3707
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsdocument op basis van schijnhuwelijk en verblijf bij kinderen
Op 3 mei 2019 heeft eiser, een Albanese nationaliteit bezittende man, een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument EU/EER, gericht op verblijf bij zijn partner, die de Griekse nationaliteit heeft. De aanvraag werd op 24 januari 2020 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, met als argument dat er aanwijzingen waren voor een schijnhuwelijk. Eiser en zijn partner, die twee dochters heeft, zijn op 9 april 2019 in Griekenland getrouwd. De rechtbank heeft op 6 april 2021 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van eiser ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris terecht had vastgesteld dat er sprake was van een schijnhuwelijk, aangezien de verklaringen van eiser en zijn partner over hun relatie tegenstrijdig en ongeloofwaardig waren. Eiser voerde aan dat hij recht had op verblijf bij zijn kinderen, die EU-onderdanen zijn, en dat het huwelijk met zijn partner niet noodzakelijk was voor het verkrijgen van een verblijfsrecht. De rechtbank oordeelde echter dat de aanvraag tot afgifte van een verblijfsdocument enkel gericht was op verblijf bij de partner en dat de belangen van de kinderen niet konden leiden tot afgifte van het gevraagde document. Eiser werd geadviseerd om een aparte aanvraag in te dienen voor verblijf bij zijn kinderen. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris zich op goede gronden op het standpunt had gesteld dat er geen rechtmatig verblijf kon worden verleend op basis van het huwelijk, en dat het beroep ongegrond was.