Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 maart 2021 in de zaak tussen
Vereniging Bewoners rond het Plein, te Den Haag, eiseres
De burgemeester van Den Haag, verweerder
Procesverloop
15 december 2020. De rechtbank heeft de zaak gevoegd behandeld met de zaak
SGR 19/8101. De rechtbank heeft de zaken voor de uitspraak gesplitst. Namens eiseres zijn verschenen [A] [B] , [C] en [D] , bijgestaan door de gemachtigde van eiseres.Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens gesloten.
Overwegingen
objectiveerbareoverlast aan de orde kan komen; overlast die eenieder als zodanig zou beschouwen. Verder moet de overlast volgens verweerder worden waargenomen (en als zodanig geregistreerd) door toezichthouders (handhavers en politieambtenaren) en moeten er duidelijke, structurele effecten op de woon- en leefomgeving zijn. Op basis van de door politie en handhavers geregistreerde meldingen en verscherpt toezicht, komt verweerder tot de conclusie dat er in directe relatie tot de horeca-inrichting geen sprake is van structurele overlast, waartegen bestuurlijke maatregelen nodig zijn. Verweerder concludeert dat er onvoldoende feiten en omstandigheden waren om de exploitatievergunning ten aanzien van het terras en de horeca-inrichting te weigeren dan wel in te trekken. Er is, gezien het relatief beperkte aantal meldingen en constateringen in relatie tot de ernst van de geconstateerde feiten en het aantal aanwezige horeca-inrichtingen, als gevolg van het bestreden besluit geen sprake van een te nadelige aantasting van het woon- en leefklimaat en/of de openbare orde.
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- stelt op grond van artikel 4:17 van de Awb de verbeurde dwangsom vast op € 742,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 354,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.335,-.