ECLI:NL:RBDHA:2021:3687
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afsluitingsregeling langdurig verblijvende kinderen; afwijzing verblijfsvergunning op basis van niet voldoen aan voorwaarden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en drie eisers, waaronder twee kinderen, die een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder de Afsluitingsregeling langdurig verblijvende Kinderen hadden aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen omdat de eisers niet beschikten over een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) die overeenkomt met het verblijfsdoel en niet voldeden aan de voorwaarden van de Afsluitingsregeling. De rechtbank oordeelde dat de eisers zich gedurende een periode van meer dan drie maanden hadden onttrokken aan het toezicht van de IND, wat een contra-indicatie vormde voor de aanvraag. De rechtbank volgde de redenering van de Staatssecretaris dat de eisers niet in aanmerking kwamen voor vrijstelling van het mvv-vereiste en dat hun beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagde. De rechtbank concludeerde dat de belangen van de eisers niet zwaarder wogen dan het algemeen belang van een restrictief toelatingsbeleid. Het beroep van de eisers werd ongegrond verklaard.