ECLI:NL:RBDHA:2021:3530
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning AOW-pensioen en verzekeringsplicht voor ingezetenen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van een AOW-pensioen aan eiseres, die in Suriname woonde. Eiseres, geboren in 1952, heeft in Suriname gewoond tot haar vertrek naar Nederland in 2000 en heeft de Nederlandse nationaliteit verkregen in 2001. In 2018 heeft zij een AOW-pensioen aangevraagd, waarop verweerder haar een voorlopig pensioen van 36% van het maximale pensioen heeft toegekend. Eiseres was het niet eens met de beslissing van verweerder, die haar niet als ingezetene beschouwde voor de AOW in de periode dat zij in Suriname woonde, en heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 5 december 2019, waarin het primaire besluit werd gehandhaafd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in de periode van 1 september 1968 tot 25 november 1975 in Suriname woonde en dat deze periode niet is meegenomen in de berekening van haar AOW-rechten. De rechtbank heeft overwogen dat volgens de geldende wetgeving en rechtspraak, wonen in Suriname niet gelijkgesteld kan worden met wonen in Nederland. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder het beroep op het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden en het IVBPR, verworpen. De rechtbank concludeert dat verweerder terecht heeft beslist dat eiseres in de periode dat zij in Suriname woonde niet als ingezetene kon worden aangemerkt en dus niet verzekerd was voor de AOW.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.