ECLI:NL:RBDHA:2021:3492

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 maart 2021
Publicatiedatum
12 april 2021
Zaaknummer
NL21.2018; NL21.2020
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag door voorzieningenrechter

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van asielaanvragen van verzoekers, die stellen burgers te zijn van de Republiek Noord-Macedonië. De verzoekers, aangeduid als [A] en [B], hebben samen met hun minderjarig kind een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvragen zijn door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen op 9 februari 2021, waarbij de besluiten als kennelijk ongegrond zijn aangemerkt. Hiertegen hebben verzoekers beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De zitting vond plaats op 2 maart 2021, maar verzoekers zijn niet verschenen. De Staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting is ook de behandeling van andere zaken, genummerd NL21.2017 en NL21.2019, aan de orde gekomen. De voorzieningenrechter heeft op dezelfde dag uitspraak gedaan in deze andere zaken, waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening in de onderhavige zaak is komen te vervallen.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en heeft de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. C. Karman en is bekendgemaakt op 8 maart 2021. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.2018 en NL21.2020

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[A] , verzoeker, [B] , verzoekster, en [minderjarige] ,

hun minderjarig kind, tezamen te noemen “verzoekers”
V-nummers: [V-nummer] , [V-nummer] en [V-nummer]
(gemachtigde: mr. D. de Vries), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.C. van Ossenbruggen-Theodoulou).

Procesverloop

Bij besluiten van 9 februari 2021 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van verzoekers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Verzoekers hebben tegen de bestreden besluit beroep ingesteld. Zij hebben verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaken NL21.2017 en NL21.2019, plaatsgevonden op 2 maart 2021. Verzoekers zijn niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verzoekers stellen Burger van de Republiek Noord-Macedonië te zijn en te zijn geboren op [1990] , [1999] , respectievelijk 19 augustus 2020.
2. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummers NL21.2017 en NL21.2019, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op de beroepen. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om die reden af.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Karman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P. Bruins, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
08 maart 2021
en wordt bekend gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.