ECLI:NL:RBDHA:2021:3490

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 april 2021
Publicatiedatum
9 april 2021
Zaaknummer
C/09/609472 / FA RK 21-2033
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening en vervangende toestemming verhuizing en school in een echtscheidingsprocedure met minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 april 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorzieningen en een verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing met minderjarige kinderen. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.C. Tijsterman, verzocht om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning en om de minderjarige kinderen aan haar toe te vertrouwen. De man, vertegenwoordigd door mr. J. Mulder, verzocht om het omgekeerde en voerde verweer tegen de verhuizing van de vrouw met de kinderen naar de omgeving van [woonplaats 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk gezag uitoefenen over de kinderen, die op dit moment nog minderjarig zijn. De vrouw heeft aangegeven dat zij per 1 mei een nieuwe baan begint in [gemeente 2] en dat zij daarom wil verhuizen. De man verzet zich tegen de verhuizing, omdat dit zijn band met de kinderen zou beïnvloeden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vrouw onvoldoende heeft aangetoond dat de verhuizing in het belang van de kinderen is en heeft het verzoek om vervangende toestemming voor de verhuizing afgewezen. De rechtbank heeft daarnaast een voorlopige zorgregeling vastgesteld, waarbij de man en vrouw om de beurt in de echtelijke woning verblijven om voor de kinderen te zorgen, een regeling die bekend staat als 'birdnesting'. De rechtbank heeft de verzoeken van beide partijen in de bodemprocedure afgewezen en de voorlopige zorgregeling vastgesteld, waarbij de man in de echtelijke woning verblijft op woensdag na schooltijd tot maandag naar school en in de andere week op woensdag na school tot vrijdagochtend.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummers: FA RK 21-1655 (voorlopige voorzieningen)
FA RK 21-2033 (bodemprocedure)
Zaaknummers: C/09/608699 (voorlopige voorzieningen)
C/09/609472 (bodemprocedure)
Datum beschikking: 13 april 2021

Voorlopige voorzieningen en gezagsuitoefening

Beschikkingop het op 8 maart 2021 ingekomen verzoek in de voorlopige voorzieningenprocedure en
beschikkingop het op 22 maart 2021 ingekomen verzoek in de bodemprocedure van:

[X] ,

de vrouw,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. M.C. Tijsterman te Hoofddorp.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[Y] ,

de man,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. J. Mulder te Rotterdam.

Procedure

Feiten

- De man en de vrouw zijn gehuwd op [datum huwelijk] 2016 te [plaats huwelijk] .
- Zij zijn de ouders van de volgende thans nog minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2014 te [geboorteplaats] ,
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2017 te [geboorteplaats] .
- De kinderen verblijven op dit moment met beide ouders in de echtelijke woning.
- De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.
Zaak C/09/608699 (voorlopige voorzieningen):
De rechtbank heeft in de voorlopige voorzieningenprocedure kennis genomen van de stukken waaronder:
  • het verzoekschrift namens de vrouw;
  • het verweerschrift tevens verzoekschrift namens de man;
- het F9-formulier van 30 maart 2021 met bijlagen namens de vrouw.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de vrouw strekt ertoe dat:
- de vrouw gerechtigd zal zijn tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning te
( [postcode] ) [woonplaats 1] , [adres 1] ;
- de minderjarige kinderen van partijen aan de vrouw worden toevertrouwd;
- een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (zorgregeling)
ten aanzien van de minderjarige kinderen van partijen wordt vastgesteld, waarbij de
kinderen eenmaal per veertien dagen een weekend van vrijdagmiddag 12 uur tot
zondagavond 18.30 uur in de oneven weken en woensdagmiddag van 12 uur tot
18.3
uur in de even weken bij de man verblijven;
- een door de man aan de vrouw te betalen voorlopige kinderalimentatie van € 194,-
per maand per kind wordt vastgesteld;
- een door de man aan de vrouw te betalen voorlopige partneralimentatie van € 280,-
bruto per maand wordt vastgesteld;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Tevens verzoekt de man zelfstandig nog dat:
Primair:
- de man gerechtigd zal zijn tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning te
( [postcode] ) [woonplaats 1] , [adres 1] ;
- de minderjarige kinderen van partijen aan de man worden toevertrouwd;
Subsidiair:
- een voorlopige zorgregeling ten aanzien van de minderjarige kinderen van partijen
wordt vastgesteld, waarbij de man met de kinderen in de echtelijke woning
verblijft:
-in de ene week op woensdag na schooltijd tot maandag naar school;
-in de andere week woensdag na school tot vrijdagochtend;
Meer subsidiair:
- de minderjarige kinderen van partijen aan de vrouw in de echtelijke woning in [woonplaats 1] worden toevertrouwd;
- een voorlopige zorgregeling ten aanzien van de minderjarige kinderen van partijen
wordt vastgesteld, waarbij:
-in de ene week de man [voornaam minderjarige 1] op woensdag van school zal ophalen en [voornaam minderjarige 2] van
de PSZ/opvang en de kinderen verblijven bij de man tot maandag naar
school/PSZ/opvang;
-in de andere week zal de man de kinderen op woensdag na werk bij de vrouw
ophalen tot vrijdagochtend waarbij hij [voornaam minderjarige 1] naar school zal brengen en [voornaam minderjarige 2]
naar de vrouw;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Zaak C/09/609472 (bodemprocedure):
De rechtbank heeft in de bodemprocedure kennis genomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift namens de vrouw;
  • het verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek namens de man.

Verzoek en verweer

De vrouw heeft in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) verzocht haar vervangende toestemming te verlenen om:
- met de kinderen vanuit [woonplaats 1] naar de omgeving van [woonplaats 2] te verhuizen;
- de kinderen in te schrijven op:
-ofwel de [basisschool 1] , gevestigd te [woonplaats 2]
aan de [adres 2] ;
-of de [basisschool 2] , gevestigd te [woonplaats 2] aan de [adres 3]
;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Tevens heeft de man zelfstandig verzocht te bepalen dat -voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad- de vrouw niet met de kinderen zal verhuizen buiten de gemeente [woonplaats 1] , althans buiten een door de rechtbank te bepalen afstand, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag(deel) dat de vrouw hier niet aan voldoet.
Op 30 maart 2021 zijn de verzoeken in de voorlopige voorzieningenprocedure en de verzoeken in de bodemprocedure ter zitting van deze rechtbank behandeld.
Ter zitting zijn verschenen:
-de vrouw met haar advocaat;
-de man met zijn advocaat;
-namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) mevrouw [medewerker RvdK] .
Van de zijde van de man zijn in de bodemprocedure nadere stukken, te weten het verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek, overgelegd.

Beoordeling

Zaak C/09/609472 (bodemprocedure):
Juridisch kader
Op grond van artikel 1:253a, eerste lid, BW kunnen op verzoek van de ouder(s) geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit het vijfde lid van voornoemd artikel volgt dat de rechtbank een vergelijk beproeft alvorens te beslissen op het verzochte. Nu tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat een vergelijk op de voet van het vijfde lid van genoemd artikel tussen de ouders niet mogelijk is, zal de rechtbank een beslissing nemen die haar in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt.
Vervangende toestemming verhuizing
De vrouw verzoekt om haar vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met de kinderen vanuit [woonplaats 1] naar de omgeving van [woonplaats 2] (gemeente [gemeente 1] ). De vrouw stelt daartoe dat zij graag naar deze omgeving wil verhuizen, omdat zij per 1 mei zal starten met een nieuwe baan in [gemeente 2] en zij -nadat zij geen geschikte woning in [woonplaats 1] en omstreken heeft kunnen vinden- in de buurt van haar werk wenst te wonen. Daarnaast wonen haar ouders in [gemeente 3] , ook gemeente [gemeente 1] , en kan zij een beroep op hen doen voor de opvang van de kinderen. Verder ligt [woonplaats 2] op een half uur reisafstand van [woonplaats 1] , zodat zij voldoet aan de afspraak die tussen de ouders is gemaakt om maximaal een half uur rijafstand van elkaar te gaan wonen. De vrouw stelt dat de verhuizing goed is doordacht en voorbereid. Zo heeft zij, nadat zij had vernomen dat haar baan bij [bedrijf] zou eindigen, getracht een werkkring in de buurt van [woonplaats 1] te zoeken, wat niet is gelukt. Uiteindelijk heeft zij een baan in [gemeente 2] gevonden. Volgens de vrouw heeft de man aanvankelijk ingestemd met verhuizen althans wonen op een half uur reisafstand van [woonplaats 1] , maar heeft hij haar daarna verboden te gaan verhuizen naar [woonplaats 2] . De vrouw voert verder aan dat zij getracht heeft, teneinde tot een oplossing te komen over de verhuizing, om de zorgregeling tussen de man en de kinderen zo eenvoudig mogelijk te maken. Zij stelt een zorgregeling voor, waarbij de man in combinatie met zijn werk en reisafstand deze zo goed mogelijk kan uitvoeren. Daarbij is de vrouw bereid om de kinderen op zondagavond (na het omgangsweekend) en op woensdagavond bij de man op te halen. Ook zullen de kosten van de omgang niet veel extra zijn voor de man.
De man kan zich niet verenigen met de voorgenomen verhuizing. Hij verzet zich niet tegen de wens van de vrouw om naar de omgeving van [woonplaats 2] te gaan verhuizen, maar wel tegen het verzoek dat de vrouw dit samen met de kinderen gaat doen. Dit wordt ingegeven door het feit dat een verhuizing naar [woonplaats 2] van grote invloed zal zijn op de invulling van zijn vaderschap, zijn band met de kinderen en de mate van contact met de kinderen. De man heeft aangevoerd een aanzienlijke bijdrage in de opvoeding van de kinderen te spelen door hen alle ochtenden naar school/de opvang te brengen en op donderdag vrij te zijn om voor hen te kunnen zorgen. Daarnaast betwist de man de noodzaak om te verhuizen. Anders dan de vrouw stelt, is volgens de man de woningmarkt in [gemeente 2] evenals in [woonplaats 1] overspannen. Hij betwist dat de vrouw in de omgeving van [woonplaats 1] geen betaalbare woning zou kunnen vinden. Volgens de man heeft zij deze mogelijkheden niet onderzocht. Ook betwist de man dat de vrouw niet in de buurt van [woonplaats 1] een nieuwe baan had kunnen vinden. Zij heeft aan de [universiteit] in [woonplaats 1] gestudeerd en juist in de omgeving van [plaats huwelijk] is de industrie gevestigd waarin zij werkzaam is. Daarnaast heeft de vrouw de verhuizing niet goed doordacht, aldus de man. De vrouw heeft een tijdelijk arbeidscontract van één jaar. Hierdoor zal het niet gemakkelijk zijn een nieuwe woning te vinden. Ook noemt de vrouw twee scholen, maar is onduidelijk of zij deze scholen heeft bezocht en of er plek is voor de kinderen. De vrouw heeft de man op geen enkele wijze betrokken bij de keuze van de scholen. Ook zal als gevolg van de verhuizing en de grotere reisafstand de man de kinderen aanzienlijk minder zien en zal hij minder betrokken zijn bij het dagelijkse leven van de kinderen, zoals het brengen naar school en het bijwonen van buitenschoolse (sport)activiteiten. De vrouw heeft de man slechts een minimale zorgregeling als compensatie aangeboden en eventuele compensatie van extra reiskosten is niet besproken. De man verzoekt daarom – op straffe van een dwangsom- een verhuizing van de vrouw met de kinderen buiten de gemeente [woonplaats 1] te verbieden.
Uit vaste jurisprudentie (onder meer Hoge Raad 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5901) volgt dat bij de beslissing over vervangende toestemming voor verhuizing van een kind alle omstandigheden van het geval in acht moeten worden genomen. Dit kan ertoe leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van de kinderen, hoezeer dat belang ook een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen.
De rechtbank stelt voorop dat de vrouw het recht heeft om haar leven opnieuw in te richten. De rechtbank heeft weliswaar begrip voor de wens van de vrouw om te gaan wonen in de omgeving van [woonplaats 2] , de omgeving waar haar ouders wonen, maar heeft tevens oog voor de wens van de man om zijn band met de kinderen zoveel mogelijk intact te laten. Het betoog van de vrouw dat de ouders in die situatie als achterwacht van de kinderen zouden kunnen fungeren, acht de rechtbank niet doorslaggevend nu gebleken is dat de man ook een belangrijke rol speelt bij de zorg en opvoeding van de kinderen. Daarnaast acht de rechtbank het argument van de vrouw om dichtbij het werk te wonen evenmin doorslaggevend, nu de man heeft gesteld en de vrouw ter zitting heeft bevestigd dat zij bewust een nieuwe baan in de omgeving van [woonplaats 2] heeft gezocht en dus kennelijk geen oog heeft geslagen op vacatures in de [regio] regio.
Verder is de rechtbank gebleken dat de ouders nog niet of nauwelijks over de voorgenomen verhuizing met elkaar hebben gesproken. De rechtbank is daarom van oordeel dat -mede gelet op het prille stadium van uit elkaar gaan- de vrouw zich onvoldoende heeft ingespannen om, al dan niet met professionele begeleiding, met de man haar verhuizing en de gevolgen te bespreken en overweegt in het verlengde hiervan dat dit gesprek of deze gesprekken alsnog gevoerd moeten worden. Daarbij geeft de rechtbank de ouders mee dat dit een constructief overleg dient te zijn, waarbij beide ouders wellicht niet te hoge eisen moeten stellen om uiteindelijk samen tot een oplossing te komen. Idealiter zouden deze gesprekken vervolgens leiden tot een door de ouders opgesteld ouderschapsplan, waarin de ouders gezamenlijk -in goed overleg- de gevolgen van de echtscheiding voor de kinderen hebben vastgelegd.
Dit alles klemt te meer, nu beide kinderen nog heel jong zijn en de man en de vrouw nog een lange periode samen als ouders beslissingen over en voor de kinderen zullen moeten nemen. De rechtbank gaat ervan uit dat de ouders hun verantwoordelijkheid zullen gaan nemen, en dat zij met belang van hun kinderen voor ogen, zich zullen gaan inspannen voor een voor beide ouders aanvaardbare oplossing, onder begeleiding van een mediator, zoals ter zitting is afgesproken.
Het voorgaande brengt met zich dat de rechtbank het verzoek van de vrouw om haar vervangende toestemming te verlenen om met [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] naar [woonplaats 2] te verhuizen en het daarmee samenhangende gedane verzoek van de vrouw om vervangende toestemming te verkrijgen voor inschrijving van de kinderen op de [basisschool 1] dan wel de [basisschool 2] te [woonplaats 2] zal afwijzen. Gelet op het volgen van het mediationtraject zal de rechtbank eveneens het verzoek van de man afwijzen.
Voor de huidige situatie zal de rechtbank in het kader van de voorlopige voorzieningenprocedure hierna beslissen.
Zaak C/09/608699 (voorlopige voorzieningen):
Uit de stukken en wat ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank gebleken dat de vrouw en de man vanwege de onderlinge spanningen in het bijzijn van de kinderen niet veel langer meer gezamenlijk in de echtelijke woning kunnen verblijven. Nu beide ouders hebben verzocht om toevertrouwing van de kinderen en om het voorlopig uitsluitend gebruik van de echtelijke woning moet de rechtbank een belangenafweging maken, waarbij het belang van de kinderen dient te prevaleren. Beide ouders hebben op dit moment geen eigen woonruimte. Daarnaast acht de rechtbank het in het belang van de nu nog jonge kinderen dat zij voorlopig in de echtelijke woning kunnen blijven wonen, omdat dit tot op heden hun woonplek is geweest en hun leven zich in en rond deze woning afspeelt. De kinderen kunnen dan nog zoveel als mogelijk in een voor hen vertrouwde omgeving verblijven. Verder acht de rechtbank het in het belang van de kinderen om de huidige situatie niet te doorkruisen met een – voor de kinderen – ingrijpende wijziging dat zij een aantal dagen bij de man of de vrouw in een andere woning en andere omgeving zouden moeten verblijven. Niet alleen beschikken de man en de vrouw op dit moment niet over een andere woning waar de kinderen zouden kunnen verblijven, evenmin is gebleken van een noodzaak voor een dergelijk ingrijpende ordemaatregel.
Dit brengt met zich dat de rechtbank het subsidiaire verzoek van de man van ‘birdnesting’ zal toewijzen, waarbij de man en vrouw om de beurt in de echtelijke woning zullen verblijven om voor de kinderen te zorgen. De rechtbank zal daarom een voorlopige zorgregeling vaststellen, waarbij de man in de ene week op woensdag na schooltijd tot maandag naar school en in de andere week op woensdag na school tot vrijdagochtend met de beide kinderen in de echtelijke woning zal verblijven. De overige tijd zal de vrouw dan met de kinderen in de echtelijke woning verblijven. Duidelijk is wel dat de te bepalen situatie van ‘birdnesting’ niet eindeloos voortgezet kan worden in verband met de spanningen die dat met name tussen de ouders toch zal veroorzaken. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de ouders op vrij korte termijn in overleg, onder begeleiding van een mediator (in de echtscheidingsprocedure dan wel de hiervoor besproken bodemprocedure) tot een oplossing zullen komen.
Overige verzoeken
Ter zitting is besproken dat partijen het afgesproken mediationtraject ook zullen benutten om afspraken te maken over de verzoeken tot kinderalimentatie en partneralimentatie. De rechtbank zal deze verzoeken dan ook afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
in de bodemprocedure (zaak C/09/609472):
*
wijst af de verzoeken van de vrouw en de man;
in de voorlopige voorzieningenprocedure (Zaak C/09/608699):
*
bepaalt dat de man -met uitsluiting van de vrouw-
voorlopiggerechtigd is om met de minderjarigen [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2014 te [woonplaats 1] en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2017 te [woonplaats 1] , in de echtelijke woning, [adres 1] , [postcode] [woonplaats 1] , te verblijven:
in de ene week op woensdag na schooltijd tot maandag naar school;
in de andere week op woensdag na school tot vrijdagochtend;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Dam, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
mr. M.G. Coopmans-Veraa als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
13 april 2021.