Op 9 april 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer. De eiseres, die tijdelijk in dienst was bij de gemeente, had beroep ingesteld tegen een besluit van de gemeente waarin haar beoordeling werd vastgesteld en haar tijdelijke dienstverband werd beëindigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres in 2017 was aangesteld voor een jaar, maar dat haar functioneren gedurende deze periode niet naar behoren was. De leidinggevende had meerdere keren feedback gegeven over haar functioneren, waarbij werd gewezen op onvoldoende eigenaarschap, zichtbaarheid en resultaten. Ondanks de kans om haar functioneren te verbeteren, concludeerde de leidinggevende dat de eiseres niet voldeed aan de verwachtingen. De rechtbank oordeelde dat de beoordeling van de eiseres voldoende was onderbouwd met concrete voorbeelden en dat de gemeente in redelijkheid tot het besluit had kunnen komen om het tijdelijke dienstverband niet te verlengen. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiseres ongegrond en bevestigde de beslissing van de gemeente.