ECLI:NL:RBDHA:2021:3444

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 april 2021
Publicatiedatum
9 april 2021
Zaaknummer
NL21.3673
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Ghanaese eiseres als kennelijk ongegrond met betrekking tot mensenhandel en veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 april 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Ghanaese eiseres. De eiseres had op 25 januari 2021 asiel aangevraagd, maar haar aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft vastgesteld dat Ghana in het algemeen als een veilig land van herkomst wordt beschouwd. De eiseres heeft aangevoerd dat zij als slachtoffer van mensenhandel niet veilig is in Ghana en dat zij vreest voor [A] en [B]. De rechtbank oordeelt echter dat de eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in Ghana te vrezen heeft voor deze personen, en dat zij ook niet persoonlijk slachtoffer is geworden van corruptie in Ghana.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de eiseres rechtmatig in Nederland verbleef tijdens haar asielprocedure en dat zij met kennis van zaken heeft kunnen beslissen of zij met de autoriteiten wilde samenwerken. De rechtbank concludeert dat de aanvraag van de eiseres terecht is afgewezen als kennelijk ongegrond en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.3673

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], alias [alias eiseres], eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J.E. Runhaar),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.A.C.M. Prins).

ProcesverloopBij besluit van 4 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL21.3674, plaatsgevonden op 29 maart 2021. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres is afkomstig uit Ghana. Eiseres heeft op 25 januari 2021 asiel aangevraagd. Eiseres heeft verklaard dat zij op 24 september 2019 uit Ghana is vertrokken omdat zij niemand meer had en op straat leefde. Op 25 september 2019 is eiseres in Nederland aangekomen en in de prostitutie terecht gekomen. Vervolgens is eiseres naar Duitsland vertrokken en weer naar Nederland teruggekeerd.
2. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- bezwering.
3. In het bestreden besluit heeft verweerder de nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig geacht. De identiteit van eiseres heeft verweerder ongeloofwaardig bevonden. Verweerder heeft eiseres gevolgd in haar verklaringen over de bezwering. Eiseres wordt niet gevolgd in haar vrees dat zij in Ghana vermoord zal worden door [A] of [B]. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat eiseres afkomstig is uit een veilig land van herkomst en zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat Ghana voor haar wegens haar problemen geen veilig land is. Eiseres komt daarom niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel.
4. Eiseres stelt in beroep dat zij vreest voor [A] en [B]. Volgens eiseres is Ghana voor haar, als slachtoffer van mensenhandel, niet veilig. Alleen mensen die geld en de juiste connecties hebben, kunnen hulp van de politie krijgen. Eiseres wijst in dit verband op een rapport van US State Department 2019. De politie is op grote schaal corrupt. De verklaring dat [A] onder één hoedje speelt met de autoriteiten is niet onwaarschijnlijk. De stelling dat eiseres hulp kan inroepen van de politie is daarom niet goed te volgen.
5. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat Ghana in het algemeen kan worden aangemerkt als veilig land van herkomst. Het ligt op de weg van eiseres om aannemelijk te maken dat Ghana in haar situatie en in afwijking van het algemene uitgangspunt niet kan gelden als veilig land van herkomst. De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in Ghana te vrezen heeft voor [A] en [B]. Niet is gebleken dat [A] of [B] hebben getracht om eiseres iets aan te doen. Eiseres heeft ook al geruime tijd niets meer van hen gehoord. Voorts kan eiseres bij (toekomstige) problemen bescherming vragen bij de (hogere) Ghanese autoriteiten. Uit het rapport van US State Department 2020 blijkt dat de Ghanese overheid zich in 2020 ten opzichte van 2019 meer heeft ingezet om mensenhandel te stoppen. De Ghanese overheid heeft meer zaken van mensenhandel onderzocht en veroordeelde mensenhandelaren hebben significante gevangenisstraffen opgelegd gekregen. Daarnaast blijkt dat de overheid extra steun heeft gegeven voor het implementeren van een Ghanees actieplan om mensenhandel te stoppen, ambtenaren en traditionele leiders op te leiden en voor het opzetten van activiteiten om het maatschappelijk bewustzijn ten aanzien van mensenhandel te vergroten. Dat er in Ghana sprake is van corruptie, is geen specifieke omstandigheid waaruit kan worden afgeleid dat Ghana voor eiseres geen veilig land van herkomst is. Niet is gebleken dat eiseres persoonlijk slachtoffer is geworden van corruptie. De beroepsgronden slagen daarom niet.
6. Eiseres stelt verder dat zij het slachtoffer is geworden van mensenhandel. Eiseres heeft tijdens het gehoor aangegeven dat zij aangifte wil doen tegen de mensenhandelaren. Eiseres is in afwachting van een uitnodiging van de politie om aangifte te doen. Er is ten onrechte een vertrektermijn en een inreisverbod opgelegd. Er had een bedenktermijn als bedoeld in artikel 8, onder k, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) aan eiseres moeten worden gegund. Eiseres krijgt nu niet de mogelijkheid om aangifte te doen. Dit is in strijd met artikel 6, eerste en tweede lid, van Richtlijn 2004/81/EG van de Raad van 29 april 2004. In dit kader verwijst eiseres naar de prejudiciële vragen die deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, in de uitspraak van 29 januari 2021 [1] heeft gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.
7. In artikel 6, eerste lid, van Richtlijn 2004/81 staat dat de lidstaten ervoor zorgen dat betrokken onderdanen van derde landen bedenktijd krijgen om te herstellen en zich te onttrekken aan de invloed van de daders van de strafbare feiten, zodat zij met kennis van zaken kunnen beslissen of zij bereid zijn met de bevoegde autoriteiten samen te werken. Duur en aanvang van de in de eerste alinea bedoelde termijn worden overeenkomstig het nationale recht vastgesteld.
8. Uit paragraaf B8/3.1 van de Vc 2000 volgt dat de bedenktijd uitsluitend open staat voor vreemdelingen die niet rechtmatig in Nederland verblijven.
9. Niet in geschil is dat eiseres gedurende haar asielprocedure rechtmatig in Nederland verbleef op grond van artikel 8, aanhef en onder f, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres heeft tijdens de gehoren verklaard slachtoffer te zijn van mensenhandel en dat zij met de politie wil praten. In de zienswijze heeft eiseres verklaard dat zij aangifte wil doen van mensenhandel en dat zij in afwachting is van een uitnodiging van de politie om de aangifte te kunnen indienen. Eiseres heeft aldus, gedurende rechtmatig verblijf, met kennis van zaken kunnen beslissen of zij samen wil werken met de autoriteiten. Eiseres heeft bij de politie te kennen gegeven dat zij aangifte wil doen van mensenhandel. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet gehouden was om eiseres (nog) bedenktijd aan te bieden. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om het antwoord op de gestelde prejudiciële vragen af te wachten.
10. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. van Ettikhoven, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.