ECLI:NL:RBDHA:2021:3433

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 maart 2021
Publicatiedatum
9 april 2021
Zaaknummer
NL21.1973
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Turkse Koerd met lidmaatschap van HDP; beoordeling van geloofwaardigheid en risico bij terugkeer naar Turkije

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 maart 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Turkse Koerd, eiser, die lid is van de HDP. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. De staatssecretaris had een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar. Eiser stelde dat hij bij terugkeer naar Turkije gearresteerd zou worden vanwege zijn politieke activiteiten en deelname aan demonstraties voor de Koerdische zaak. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom de problemen van eiser met de Turkse autoriteiten als ongeloofwaardig moesten worden beschouwd. De rechtbank vond dat eiser niet de nodige inspanningen had geleverd om zijn relaas te onderbouwen, maar dat de staatssecretaris ook niet had aangetoond dat eiser niet in de negatieve belangstelling van de Turkse autoriteiten staat. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de uitspraak van de rechtbank. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.068,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.1973

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. C. Mayne),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Biçer).

ProcesverloopBij besluit van 5 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Tevens is hem een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 maart 2021, samen met de behandeling van eisers verzoek om een voorlopige voorziening met zaaknummer NL21.1974. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en [naam] als tolk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is van Turkse nationaliteit, van Koerdische afkomst, en is geboren op [geboortedatum] .
2. Hij heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij bij terugkeer wordt gearresteerd door de Turkse autoriteiten. Sinds 2014 heeft hij deelgenomen aan demonstraties van de partij HDP voor de Koerdische zaak, en voor demonstranten gekookt. Zijn broer heeft vanwege soortgelijke zaken vastgezeten en heeft in Frankrijk om asiel verzocht. Daarna is de politie drie of vier keer aan eisers deur geweest en heeft hem twee keer meegenomen naar het bureau. De eerste keer werd hij na twee dagen vrijgelaten, de tweede keer werd hij na zeven of acht uur vrijgelaten. Eiser is begin september 2020 Turkije ontvlucht en via een reisagent naar Servië en Bosnië gereisd. Toen hij mishandelingen aan de Kroatische grens zag, is hij teruggegaan naar Turkije. Vervolgens is eiser in de maanden oktober en november 2020 met een andere reisagent via Brazilië en Colombia naar Amsterdam gereisd. Daarnaast heeft eiser verklaard dat erop 8 september 2020 een aanhoudingsbevel jegens hem is uitgevaardigd vanwege activiteiten op Facebook, namelijk het maken van propaganda voor een terroristische organisatie. Hiervan heeft hij bij zijn aanvraag een kopie overgelegd.
3. Verweerder acht de relevante elementen “identiteit, nationaliteit en herkomst” en “deelname aan demonstraties” geloofwaardig. Eisers “problemen met de Turkse autoriteiten” acht verweerder niet geloofwaardig. Eiser komt daarom niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en ander a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Omdat eiser zijn paspoort heeft verscheurd, heeft verweerder de aanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond [1] , eiser opgedragen Nederland onmiddellijk te verlaten [2] en hem een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar [3] .

Standpunt partijen

4. Eiser voert aan –samengevat- dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de problemen met de autoriteiten als ongeloofwaardig moeten worden beschouwd. Daardoor kan de conclusie dat eiser niet in de negatieve belangstelling van de Turkse autoriteiten staat geen stand houden. Eiser wijst er op dat verweerder de ongeloofwaardigheid van de door eiser ondervonden problemen niet heeft gebaseerd op het politieoptreden op zichzelf, maar ten onrechte op omliggende omstandigheden. Bijvoorbeeld op de omstandigheid dat eiser kennelijk zonder problemen Turkije in en uit is gereisd en na de eerste inval nog een nieuwe paspoort heeft kunnen aanvragen. Eiser heeft zijn paspoort echter aangevraagd voor de datum van zijn arrestatiebevel. Verder is hij uitgereisd met behulp van een mensensmokkelaar. Eiser heeft gewezen op corruptie onder overheidspersoneel, zoals blijkt uit informatie van Vluchtelingenwerk Nederland (VWN) [4] .
Eiser voert aan dat hij veel moeite heeft gedaan om een kopie van zijn arrestatiebevel over te leggen. Verweerder heeft dit, in strijd met Werkinstructie (WI) 2014/10, terzijde geschoven omdat het niet op echtheid kan worden onderzocht. Ter zitting heeft eiser alsnog een gewaarmerkte kopie van de tenlastelegging getoond, en verweerder verzocht om de echtheid van dit document nader te onderzoeken.
Verder heeft eiser brieven overgelegd van VWN aan de gemachtigde van 30 januari en 1 maart 2021. Hierin is vermeld dat ook gewone HDP leden in de negatieve belangstelling kunnen staan van de Turkse autoriteiten, bijvoorbeeld als zij deelnemen aan demonstraties, en dat het optreden tegen HDP leden door willekeur wordt gekenmerkt en heeft hij gewezen op informatie uit "Veelgestelde vragen Vluchtelingenwerk" [5] over (Pro) Koerdische opposanten en critici. Ook heeft eiser gewezen op algemene landeninformatie met betrekking tot Turkije, met name het Algemeen Ambtsbericht van oktober 2019, het recente mensenrechtenrapport van het US Department of State, de “UK Policy and Information Note” van het UK Home Office rapport (maart 2020), een rapport van Sweizerische Flüchtlingshilfe (SFH) van oktober 2018. Uit het Algemeen Ambtsbericht Turkije van oktober 2019 (pagina 57) blijkt dat terugkerende Koerdische activisten in de negatieve belangstelling van de Turkse autoriteiten kunnen staan. Verweerder heeft nagelaten te onderzoeken of al het vorenstaande in combinatie met de geloofwaardig geachte elementen uit het asielrelaas van eiser betekent dat hij thans een risico loopt op behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [6] bij terugkeer naar Turkije. Ook blijkt uit een bericht van persbureau Reuters van 15 februari 2021 dat sprake was van een arrestatiegolf in Turkije waarbij veel HDP leden zijn gearresteerd, en dat de autoriteiten de HDP ervan hebben beschuldigd banden te hebben met de PKK.
5. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat eiser een dermate hoge positie heeft binnen de HDP dat hij daardoor onder een verhoogde aandacht van de autoriteiten is komen te staan. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat hij door zijn steun aan de HDP in de aandacht van de autoriteiten staat en hij bij terugkeer risico op ernstige schade of vervolging loopt. Van eiser kan worden verwacht dat hij zijn relaas staaft door aan te tonen dat de kopie van het arrestatiebevel afkomstig is uit UYAP en dat hij zijn advocaat raadpleegt om te achterhalen waarom er een arrestatiebevel is uitgevaardigd en wat daar aan ten grondslag ligt. Eiser heeft dat niet gedaan, dan wel aangetoond wat de actuele status is van het bevel. Nu hij niet de nodige inspanning heeft geleverd en alleen een kopie heeft overgelegd die niet op echtheid kan worden onderzocht, bestaat er geen aanleiding rekening te houden met dit document. Nader onderzoek naar de Facebookactiviteiten van eiser hebben geen bijzondere zaken naar voren gebracht. Dit doet afbreuk aan de inhoud van het arrestatiebevel dat eiser wordt gezocht door de autoriteiten vanwege propaganda op Facebook. Verder ziet verweerder niet in hoe eiser na de eerste inval in augustus 2020 op probleemloze wijze een paspoort en identiteitskaart aanvraagt en verkrijgt. De omstandigheid dat eiser kennelijk zonder problemen legaal zijn land van herkomst heeft kunnen in- en uitreizen, versterkt het vermoeden dat hij niet in (actuele) negatieve belangstelling staat van de Turkse autoriteiten.
5.1
Ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de ter zitting overgelegde dagvaarding op echtheid dient te worden onderzocht. Voorts blijkt uit de algemene landeninformatie niet dat iedere Koerd of HDP lid bij terugkeer in Turkije het risico loopt in de aandacht van de Turkse autoriteiten staan. Daarom is een risicobeoordeling gemaakt op basis van eisers individuele omstandigheden. Verweerder ziet in dit geval geen omstandigheden op grond waarvan eiser risico loopt. Ook niet in vergelijking met de haar bekende soortgelijke zaken.
Beoordeling rechtbank
6. Artikel 4, vijfde lid, van de Kwalificatierichtlijn, is geïmplementeerd in artikel 31, zesde lid, van de Vw en uitgewerkt in paragraaf 3.2 van WI 2014/10. Hierin is het volgende bepaald:
Indien de vreemdeling zijn verklaringen of een deel van zijn verklaringen niet met documenten kan onderbouwen, worden deze verklaringen geloofwaardig geacht en wordt de vreemdeling het voordeel van de twijfel gegund, wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a. de vreemdeling heeft een oprechte inspanning geleverd om zijn aanvraag te staven;
b. alle relevante elementen waarover de vreemdeling beschikt, zijn overgelegd, en er is een bevredigende verklaring gegeven omtrent het ontbreken van andere relevante elementen;
c. de verklaringen van de vreemdeling zijn samenhangend en aannemelijk bevonden en zijn niet in strijd met beschikbare algemene en specifieke informatie die relevant is voor zijn aanvraag;
d. de vreemdeling heeft zijn aanvraag zo spoedig mogelijk ingediend, tenzij hij goede redenen kan aanvoeren waarom hij dit heeft nagelaten; en
e. vast is komen te staan dat de vreemdeling in grote lijnen als geloofwaardig kan worden beschouwd.
WI 2014/10 vermeldt dat artikel 4, vijfde lid, van de Kwalificatierichtlijn rekening houdt met de omstandigheid dat van een asielzoeker doorgaans niet verwacht kan worden dat hij zijn relaas volledig met bewijsmateriaal staaft en biedt aanknopingspunten waarmee, bij gebrek aan dat bewijsmateriaal, in de geloofwaardigheidsbeoordeling rekening kan worden gehouden.
7. De rechtbank stelt vast dat verweerder geloofwaardig acht dat eiser Koerd is, lid is van de HDP en sinds 2014 deelneemt aan demonstraties voor de Koerdische zaak, en dat hij heeft gekookt voor de demonstranten. De rechtbank stelt verder vast dat eiser inspanningen heeft verricht om zijn relaas nader te onderbouwen. Ondanks dat hij in grensdetentie verkeert, heeft hij (vertaalde) stukken overgelegd die er op wijzen dat verschillende familieleden internationale bescherming hebben gezocht. Hij heeft na het nader gehoor alsnog zijn Facebook accounts gevonden en de betreffende gegevens verstrekt. Ook heeft eiser kopieën van documenten overgelegd waarin staat dat hij gezocht wordt door de Turkse autoriteiten.
Voorts heeft eiser een niet op voorhand onaannemelijke uitleg gegeven voor het kunnen verkrijgen van zijn paspoort, en voor de mogelijkheid dat hij ongecontroleerd terug kon keren naar Turkije en legaal uit kon reizen.
7.1
In de uitspraken van de Afdeling van 24 juni 2020 [7] en 14 september 2020 [8] wordt bevestigd dat verweerder eisers asielrelaas conform werkinstructie 2014/10 (hierna: WI) moet beoordelen. Hij moet op grond daarvan tegenwerpingen en zijn standpunt dat de daarvoor gegeven verklaringen van de vreemdeling onvoldoende zijn, relateren aan zogeheten relevante externe geloofwaardigheidsindicatoren. Verweerder heeft eiser tegengeworpen dat hij geen hooggeplaatst HDP lid is waardoor hij niet onder een verhoogde aandacht van de autoriteiten is komen te staan. Hij heeft deze aandacht ook niet aannemelijk kunnen maken door het arrestatiebevel. Verweerder heeft bij zijn standpunt echter niet betrokken dat uit de door eiser overgelegde landeninformatie (zie bijvoorbeeld de brief van VWN van 30 januari 2021) blijkt dat sprake is van willekeur van gerechtelijke vervolging en dat ook lage HDP leden, bijvoorbeeld als zij meededen aan demonstraties, in de negatieve belangstelling kunnen staan. Verweerder heeft eiser niet het voordeel van de twijfel gegeven, en dit standpunt onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd. Dit weegt des te zwaarder nu verweerder in zijn tegenwerping ook niet heeft betrokken dat familieleden van eiser eveneens stellen dat zij in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staan. Verder had verweerder zijn standpunt nader moeten motiveren nu uit het Algemeen Ambtsbericht Turkije naar voren komt dat terugkerende Koerdische activisten bij terugkeer in de negatieve belangstelling van de Turkse autoriteiten kunnen komen te staan en eiser in beroep heeft gewezen op een arrestatiegolf begin dit jaar onder HDP leden. Hoewel verweerder stelt dat er een individuele risicoanalyse is gemaakt, is deze niet kenbaar in het bestreden besluit. Niet is gebleken dat verweerder het relaas van eiser als niet hoog geplaatst HDP lid kenbaar heeft gerelateerd aan de hem bekende bronnen over Turkije en aan zijn ervaringen met vergelijkbare asielrelazen van andere vreemdelingen. De rechtbank is gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen dan ook van oordeel dat het bestreden besluit niet voldoet aan de voorwaarden als gesteld in WI 2014/10 en dat het onvoldoende is gemotiveerd om de conclusie te kunnen dragen dat eiser bij terugkeer niet in de negatieve aandacht komt te staan bij de Turkse autoriteiten en het risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM.
8. Het beroep is gegrond, de rechtbank komt aan bespreking van de overige beroepsgronden niet toe en vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het asielverzoek van eiser met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.068,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. van Keken, rechter, in aanwezigheid vandrs. M.A.J. Arts, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d, Vw.
2.Onthouden vertrektermijn op grond van artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b, Vw.
3.Inreisverbod op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, Vw.
4.Expertrapport van Sheri Laizer, 10 januari 2017
5.Te vinden op Vluchtweb.nl.
6.EVRM: het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.