ECLI:NL:RBDHA:2021:3404
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verklaring omtrent gedrag door de minister voor Rechtsbescherming
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 9 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de minister voor Rechtsbescherming over de afwijzing van een aanvraag voor een verklaring omtrent het gedrag (VOG). Eiseres had op 24 februari 2020 een VOG aangevraagd voor de functie van zorgdienstverlener in de gezondheidszorg. De minister heeft deze aanvraag op 27 maart 2020 afgewezen, en het bezwaar van eiseres tegen deze afwijzing is op 18 augustus 2020 ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 7 april 2021, die via een Skypeverbinding plaatsvond, heeft eiseres haar standpunt toegelicht, bijgestaan door haar gemachtigde. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft overwogen dat de minister bij de beoordeling van de aanvraag de Beleidsregels VOG-NP-RP 2018 heeft toegepast en dat er sprake was van een objectief en subjectief criterium. Eiseres betwistte de afwijzing en voerde aan dat de openstaande strafzaak onvoldoende grond vormde voor de afwijzing van de VOG-aanvraag.
De rechtbank oordeelde dat de minister voldoende rekening had gehouden met de belangen van eiseres, maar dat de afwijzing van de VOG gerechtvaardigd was. De rechtbank concludeerde dat de minister terecht had geoordeeld dat het risico voor de samenleving zwaarder woog dan het belang van eiseres bij het verkrijgen van de VOG. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.