ECLI:NL:RBDHA:2021:3402
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke procedure inzake opgelegde Educatieve Maatregel Gedrag en Verkeer door het CBR
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 april 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van het CBR, waarbij hem een Educatieve Maatregel Gedrag en Verkeer (EMG) was opgelegd vanwege verkeersovertredingen. De overtredingen omvatten te hard rijden, het maken van een 'wheelie' en inhalen tussen twee auto’s, wat door een verbalisant was waargenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het CBR terecht de EMG heeft opgelegd, omdat er voldoende bewijs was van de overtredingen en het vermoeden van onvoldoende rijvaardigheid. De rechtbank oordeelde dat de beroepsgronden van de eiser niet slagen, aangezien de inhoud van het proces-verbaal van de politie als betrouwbaar werd beschouwd. De rechtbank benadrukte dat de bevoegdheid van het CBR om een EMG op te leggen niet afhankelijk is van een strafrechtelijke procedure en dat er geen ruimte is voor een belangenafweging. De uitspraak concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.