ECLI:NL:RBDHA:2021:3233
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing herhaalde aanvraag uitkering op grond van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het Schadefonds Geweldsmisdrijven. De eiser had een herhaalde aanvraag ingediend voor een uitkering op basis van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (Wsg), nadat zijn eerdere aanvraag was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de eiser onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat hij slachtoffer was van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf. De rechtbank baseerde haar oordeel op de afwijzing van de eerdere aanvraag, de afwijzing van het bezwaar en de inhoud van de aangifte die de eiser had gedaan anderhalf jaar na de vermeende gebeurtenis. De rechtbank concludeerde dat er geen controleerbare informatie uit objectieve bronnen was die de stelling van de eiser ondersteunde.
De rechtbank overwoog dat de aangifte van de eiser niet als nieuw feit kon worden beschouwd, omdat de inhoud daarvan niet substantieel verschilde van eerdere verklaringen. De rechtbank vond dat de eiser niet voldoende had onderbouwd dat hij slachtoffer was van een geweldsmisdrijf, en dat de verweerder in redelijkheid tot de conclusie kon komen dat de aanvraag afgewezen moest worden. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en legde geen proceskostenveroordeling op. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.