Op 2 april 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een faillissementsprocedure waarbij verzoekster, een besloten vennootschap gevestigd in Alphen aan den Rijn, een verzoek heeft ingediend tot afkondiging van een afkoelingsperiode en opheffing van beslagen. De verzoekster had op 2 maart 2021 een startverklaring gedeponeerd en op 12 maart 2021 een verzoekschrift ingediend voor een afkoelingsperiode van vier maanden, met alternatieve verzoeken voor drie en twee maanden. De rechtbank heeft het verzoek op 26 maart 2021 in raadkamer behandeld, waarbij de indirect bestuurders van verzoekster en haar advocaat aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster in financiële problemen verkeert door een daling van de omzet en een operationele reorganisatie. De verzoekster heeft aangegeven dat zij een akkoord wil aanbieden om haar schulden te herstructureren, maar dat verhaalsacties van schuldeisers het herstructureringsproces kunnen verstoren. De rechtbank oordeelt dat een afkoelingsperiode noodzakelijk is om de onderneming voort te zetten en dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers hierbij gediend zijn. De rechtbank heeft een afkoelingsperiode van drie maanden afgekondigd, ingaande op 2 april 2021, en heeft het beslag op roerende zaken opgeheven, terwijl het verzoek tot opheffing van het beslag op de bedrijfsauto's is afgewezen. Tevens is een observator aangesteld om de belangen van de schuldeisers te waarborgen.
De beslissing is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de kosten van de observator ten laste van verzoekster gebracht. De rechtbank heeft de overige verzoeken afgewezen.