ECLI:NL:RBDHA:2021:3100

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 april 2021
Publicatiedatum
31 maart 2021
Zaaknummer
20/6147
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure over niet-ontvankelijk verklaring bezwaar tegen verkeersbesluit

In de uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 1 april 2021, in de zaak tussen het Bewonerscollectief Reijerskoop en het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn, werd het beroep van eiser ongegrond verklaard. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 13 augustus 2020, waarin verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaarde. Dit besluit volgde op een verkeersbesluit van 9 april 2019, dat een geslotenverklaring voor zwaar vracht- en landbouwverkeer op bepaalde wegen in Boskoop instelde. Eiser verzocht om de uitvoering van dit verkeersbesluit, maar verweerder gaf aan dat de uitvoering van de geslotenverklaring voor vrachtverkeer nog niet gerealiseerd kon worden vanwege een lopende beroepsprocedure en de coronacrisis.

De rechtbank oordeelde dat het e-mailbericht van 13 mei 2020, waarin verweerder de gedeeltelijke uitvoering van het verkeersbesluit aankondigde, geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was. Eiser had geen procesbelang, omdat verweerder aangaf het verkeersbesluit op korte termijn volledig te zullen uitvoeren. De rechtbank volgde verweerder in zijn standpunt dat er geen appellabel besluit was waartegen bezwaar kon worden gemaakt. Eiser's verwijzing naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State werd door de rechtbank niet als relevant beschouwd, omdat de rechtsvraag in die zaak anders was.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/6174

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 april 2021 in de zaak tussen

Bewonerscollectief Reijerskoop, te Boskoop, eiser

(gemachtigde: mr. J.W.C. van Kleef),
en

Het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn, verweerder

(gemachtigden: mr. H. Zelmate en R. de Jong).

Procesverloop

In het besluit van 13 augustus 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, via een Skype-verbinding, plaatsgevonden op 11 maart 2021. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens zijn namens eiser [A] en [B] verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1.1.
Op 17 april 2019 is het verkeersbesluit van 9 april 2019 van verweerder (hierna: het verkeersbesluit) gepubliceerd waarbij onder meer een geslotenverklaring wordt ingesteld voor zwaar vracht- en landbouwverkeer op een deel van de Reijerskoop, te Boskoop, en op het Zuidwijk, te Boskoop.
1.2.
Bij brief van 10 maart 2020 is verweerder namens eiser verzocht om over te gaan tot het aanbrengen van de bebording en wegmarkeringen behorende bij het verkeersbesluit.
1.3.
Bij e-mail van 13 mei 2020 heeft verweerder aan eiser kenbaar gemaakt dat een knip wordt aangebracht in de uit te voeren maatregelen. Ten aanzien van de geslotenverklaring voor vrachtverkeer wacht verweerder met de borden totdat deze geslotenverklaring fysiek gerealiseerd wordt. Omdat er een beroepsprocedure loopt over het verkeersbesluit gaat verweerder, in verband met eventuele hoge kosten, nog niet over tot de fysieke realisatie van de geslotenverklaring voor vrachtverkeer. Het enkel plaatsen van borden wordt achterwege gelaten, nu mede vanwege de coronacrisis handhaving zonder fysieke maatregelen niet haalbaar is volgens verweerder. De geslotenverklaring voor het (zware) landbouwverkeer wordt al wel ingesteld.
1.4.
Eiser heeft het bericht van 13 mei 2020 opgevat als een beslissing tot gedeeltelijke inwilliging van zijn verzoek om het verkeersbesluit volledig en direct uit te voeren. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
2.
Verweerder heeft het bezwaar van eiser, onder verwijzing naar het advies van de Commissie bezwaarschriften, niet-ontvankelijk verklaard. Volgens verweerder is het uitvoeren van het verkeersbesluit een feitelijke handeling en beoogt de ‘geknipte’ uitvoering van het verkeersbesluit geen rechtsgevolg. De gedeeltelijke afwijzing van het verzoek van eiser is dan ook geen besluit, zoals bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht, waartegen bezwaar kan worden gemaakt.
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij betoogt dat het gedeeltelijk weigeren van het uitvoeren van het verkeersbesluit wel op rechtsgevolg is gericht. Hiertegen staat dan ook bezwaar open. Eiser verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 16 december 2009 (ECLI:NL:RVS:2009:BK6737).
4.
De rechtbank overweegt als volgt.
Is het beroep ontvankelijk?
4.1.
Verweerder heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat eiser geen procesbelang heeft, nu verweerder de geslotenverklaring voor zwaar vrachtverkeer op zeer korte termijn zal realiseren.
4.2.
De rechtbank volgt verweerder hierin niet. Eiser beoogt met zijn beroep dat verweerder direct en volledig uitvoering geeft aan het verkeersbesluit. Nu niet in geschil is dat het verkeersbesluit nog niet volledig is uitgevoerd, heeft eiser nog procesbelang bij een beoordeling zijn beroep.
Heeft verweerder het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk verklaard?5.1. Zoals eiser stelt, en verweerder ook niet ontkent, is verweerder verantwoordelijk voor de uitvoering van het verkeersbesluit. Verweerder draagt er zorg voor om het verkeersbesluit feitelijk uit te voeren en dat op een juiste manier te doen. Echter, om ingang te vinden bij de bestuursrechter is een appellabel besluit nodig dat ter toetsing wordt voorgelegd. In tegenstelling tot hetgeen eiser betoogt, is het e-mailbericht van 13 mei 2020 dan wel de keuze van verweerder om het verkeersbesluit ‘geknipt’ uit te voeren geen besluit in de zin van de Awb waartegen bezwaar open staat. Nu een dergelijk besluit ontbreekt, ziet de rechtbank geen grond zich over de feitelijke uitvoering van het verkeersbesluit uit te laten. De rechtbank acht hierbij ook van belang dat verweerder nooit heeft gesteld een deel van het verkeersbesluit niet tot uitvoering te zullen brengen. Ter zitting heeft verweerder nogmaals aangegeven dat het verkeersbesluit op zeer korte termijn volledig uitgevoerd zal zijn.
5.2.
De verwijzing van eiser naar de uitspraak van de Afdeling van 16 december 2009 maakt het voorgaande niet anders. Zoals verweerder terecht heeft gesteld in het verweerschrift is in die uitspraak een andere rechtsvraag aan de orde.
5.3.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Conclusie
6. Het beroep ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 april 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.