ECLI:NL:RBDHA:2021:3072

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 maart 2021
Publicatiedatum
30 maart 2021
Zaaknummer
NL20.21124 en NL20.21126
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van LHBTI-leden uit Georgië en inreisverboden

In deze zaak hebben twee eiseressen, geboren in Georgië, asiel aangevraagd in Nederland op basis van hun lesbische geaardheid en de problemen die zij in hun thuisland ondervinden. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft hun aanvragen afgewezen als kennelijk ongegrond en inreisverboden voor twee jaar opgelegd. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 4 februari 2021 in Breda, waar de eiseressen bijgestaan werden door hun gemachtigden en een tolk. De rechter die de zitting heeft geleid, was mr. R.A. Karsten-Badal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de asielaanvragen op juiste gronden heeft afgewezen, met de overweging dat Georgië als veilig land van herkomst wordt beschouwd, ook voor LHBTI-leden. De rechtbank oordeelt dat de eiseressen niet voldoende hebben aangetoond dat zij in Georgië geen bescherming kunnen krijgen. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en de inreisverboden gehandhaafd. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, in aanwezigheid van griffier mr. A.S. Hamans, en is openbaar gemaakt op 30 maart 2021.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL20.21124 en NL20.21126

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[Naam 1], eiseres 1, V-nummer: [V-nummer 1], en

[Naam 2], eiseres 2, V-nummer: [V-nummer 2]
hierna gezamenlijk te noemen: eiseressen
(gemachtigde: mr. J.S. Visser),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

ProcesverloopBij twee afzonderlijke besluiten van 3 december 2020 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eiseressen om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond en tegen hen inreisverboden voor de duur van twee jaren uitgevaardigd.

Eiseressen hebben beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten.
Het onderzoek ter zitting heeft, samen met de behandeling van de zaken met nummers NL20.21125 en NL20.21127, plaatsgevonden op 4 februari 2021 in Breda. Behandelend rechter was mr. R.A. Karsten-Badal. Eiseressen zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen M.K. Abashidze. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechter die de zaak ter zitting heeft behandeld is niet in staat deze uitspraak binnen afzienbare termijn te doen. Op het voorstel van de rechtbank om daarom een andere rechter de uitspraak te laten doen zonder een volgende zitting hebben partijen niet binnen de gestelde termijn gereageerd.
De rechter die thans de uitspraak doet heeft kennis genomen van het gehele procesdossier met inbegrip van de zittingsaantekeningen van de griffier.
2. Eiseressen zijn geboren op respectievelijk [geboortedatum 1] en [geboortedatum 2] en bezitten de Georgische nationaliteit. Zij hebben op 28 oktober 2020 asiel aangevraagd. Daaraan hebben zij ten grondslag gelegd dat zij de lesbische geaardheid hebben en dat zij problemen hebben ondervonden omdat dit in Georgië niet wordt geaccepteerd.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvragen van eiseressen afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b en h, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw) en tegen hen inreisverboden voor de duur van twee jaren uitgevaardigd. Verweerder heeft de door eiseressen gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. Ook heeft verweerder geloofwaardig geacht dat zij de lesbische geaardheid hebben en dat zij daardoor problemen hebben ondervonden, met name bestaande uit bedreigingen door de broers van eiseres 2. Verder heeft verweerder geloofwaardig geacht dat eiseres 2 slachtoffer is geweest van huiselijk geweld totdat zij eenentwintig jaar geleden is gescheiden. Verweerder stelt zich echter op het standpunt dat Georgië een veilig land van herkomst is en dat ook eiseressen als lid van de LHBTI-gemeenschap aanspraak kunnen maken op bescherming van de Georgische autoriteiten. Daarnaast stelt verweerder zich op het standpunt dat eiseressen zich zonder goede reden niet onverwijld hebben gemeld voor het indienen van hun asielaanvraag.
4. Eiseressen voeren aan dat verweerder hen niet voldoende heeft gehoord over de beschermingsmogelijkheden in Georgië. Volgens eiseressen is Georgië voor hen als leden van de LHBTI-gemeenschap niet te beschouwen als een veilig land van herkomst. Ook stellen eiseressen dat verweerder ten onrechte niet heeft afgezien van het uitvaardigen van inreisverboden.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Niet in geschil is dat Georgië in algemene zin is te beschouwen als een veilig land van herkomst.
6. Bij de laatste herbeoordeling van Georgië als veilig land van herkomst heeft verweerder gehandhaafd dat er verhoogde aandacht dient te worden besteed aan leden van de LHBTI-gemeenschap (
Kamerstukken II2019/20, 19 637, nr. 2664). Dit brengt geen verandering in het uitgangspunt dat het op de weg van eiseressen ligt om aannemelijk te maken dat Georgië voor hen geen veilig land van herkomst is, maar heeft slechts tot doel de medewerkers die werkzaam zijn voor verweerder erop te wijzen dat bij de betreffende personen de aanwijzing van een veilig land van herkomst in individuele gevallen mogelijk niet kan worden tegengeworpen. Dit volgt uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3605.
7. De rechtbank volgt eiseressen niet in hun stelling dat verweerder bij het horen onvoldoende aandacht heeft besteed aan de beschermingsmogelijkheden in Georgië voor leden van de LHBTI-gemeenschap. Anders dan eiseressen stellen, heeft verweerder niet slechts de vraag gesteld of eiseres 2 aangifte bij de politie heeft gedaan. Verweerder heeft eiseressen immers ook bevraagd over de mogelijkheden om zich te wenden tot hogere autoriteiten of andere instanties.
8. De rechtbank volgt eiseressen evenmin in de stelling dat Georgië voor hen als leden van de LHBTI-gemeenschap geen veilig land van herkomst is. Zij zijn er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat het vragen van bescherming in Georgië bij voorbaat zinloos is. In dat kader heeft verweerder terecht aan eiseressen tegengeworpen dat zij blijkens hun verklaringen niet hebben geprobeerd om alle mogelijkheden daartoe te benutten. Ook heeft verweerder terecht aan eiseressen tegengeworpen dat de door hen aangehaalde algemene landeninformatie geen aanleiding geeft voor een ander oordeel. In beroep wijzen eiseressen op fragmenten uit het rapport ‘2019 Country Report on Human Rights Practices: Georgia’ van USDOS van 11 maart 2020 en op het rapport ‘Amnesty International Report 2017/18 - The State of the World's Human Rights - Georgia’ van AI van 22 februari 2018. Uit deze fragmenten blijkt evenwel dat de overheid zich ten doel stelt om leden van de LHBTI-gemeenschap te beschermen en dat er door vermeende geweldpleging tegen leden van de LHBTI-gemeenschap onderzoek wordt ingesteld.
9. Het voorgaande brengt met zich dat de asielaanvragen van eiseressen konden worden afgewezen als kennelijk ongegrond. Het bepaalde in artikel 62, tweede lid, gelezen in samenhang met artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw brengt vervolgens met zich dat er een inreisverbod wordt uitgevaardigd. Op grond van het achtste lid kan verweerder daarvan afzien om humanitaire redenen of om andere redenen. Dit heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank in het geval van eiseressen niet hoeven doen. Zij beroepen zich op de medische problemen van eiseres 2, maar deze zijn geenszins aannemelijk gemaakt. Met de stelling dat het GZA (GezondheidsZorg Asielzoekers) te Ter Apel niet bereid is om zorg te verlenen, is niet aannemelijk gemaakt dat er geen enkel stuk kan worden overgelegd over de gezondheidssituatie van eiseres 2.
10. De beroepen zijn ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid vanmr. A.S. Hamans, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.