ECLI:NL:RBDHA:2021:3066

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 maart 2021
Publicatiedatum
30 maart 2021
Zaaknummer
C/09/607129 / JE RK 21-199
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de machtiging tot uithuisplaatsing van een jongmeerderjarige in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp

Op 18 maart 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van een verzoek tot machtiging voor de uithuisplaatsing van een jongmeerderjarige in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. Het verzoek was ingediend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leidschendam-Voorburg, met betrekking tot een jongere die op dat moment meerderjarig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de jongere, die niet instemde met de verlenging van zijn verblijf in de gesloten accommodatie, niet voldeed aan de vereisten voor een gesloten plaatsing zoals vastgelegd in de Jeugdwet. De rechtbank overwoog dat de instemming van de jeugdige noodzakelijk is voor een succesvolle gesloten plaatsing en dat er onvoldoende bijzondere omstandigheden waren die een gedwongen plaatsing rechtvaardigden. De rechtbank merkte op dat de jongere gemotiveerd was voor een andere vorm van hulpverlening, namelijk een verblijf in de daklozenopvang, en dat hij niet bereid was om langer in de gesloten accommodatie te blijven. De rechtbank concludeerde dat, ondanks de zorgen van het college en de hulpverlening, de jongere zelf de beslissing had over zijn leven en dat de afwijzing van het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing gerechtvaardigd was. De beschikking werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de hoop dat de jongere zijn toezeggingen zou waarmaken en hulp zou accepteren wanneer dat nodig was.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/607129 / JE RK 21-199
Datum uitspraak: 18 maart 2021

Beschikking van de rechtbank

Afwijzing machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp

in de zaak naar aanleiding van het op 4 februari 2021 ingekomen verzoekschrift van:
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leidschendam-Voorburg(hierna te noemen: het college),
betreffende:
- [jongmeerderjarige], geboren op [geboortedag 1] 2003 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [jongmeerderjarige] ,
advocaat: mr. A.B. Baumgarten te Den Haag.
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[de man] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 1] ;

[de vrouw] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 2] .

Het procesverloop

Op 15 februari 2021 heeft de kinderrechter een machtiging verleend [jongmeerderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp van 22 februari 2021 tot 22 maart 2021 en de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden tot deze zitting.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
- de schriftelijke update van het college d.d. 10 maart 2021.
Op 18 maart 2021 is de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
- [vertegenwoordigers van de gemeente] namens het college;
- de vader;
- [jongmeerderjarige] , bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.B. Baumgarten te Den Haag.
[jongmeerderjarige] is in het bijzijn van zijn advocaat ook in raadkamer gehoord.
De moeder is opgeroepen, maar niet verschenen.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot machtiging [jongmeerderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de resterende duur van vijf maanden. In aanvulling op het verzoekschrift heeft het college in de schriftelijke update en ter zitting het volgende naar voren gebracht. De afgelopen periode is [jongmeerderjarige] onder intensieve begeleiding van een medisch team binnen [verblijfplaats] abstinent geweest van drugs. Dit heeft echter niet de verandering in zijn mindset teweeg gebracht waarop werd gehoopt. [jongmeerderjarige] overziet de consequenties van zijn keuzes niet en mist inzicht in het grotere geheel. Hij heeft al aangegeven weer softdrugs te zullen gebruiken zodra hij uit [verblijfplaats] weg mag. De stap naar harddrugs is dan klein, en de kans op (levens)gevaar en onveiligheid is erg groot. Het enige traject waarvoor hij gemotiveerd is, is een verblijf in de daklozenopvang met dagbesteding in het bedrijf van een vriend van de vader en ambulante begeleiding vanuit de [verslavingszorg] in afwachting van een plaatsing bij [afkickkliniek] Het college heeft er geen enkel vertrouwen in dat dat traject zal lukken, omdat het voor [jongmeerderjarige] te moeilijk zal zijn om met deze vrijheid om te kunnen gaan. Bovendien zal [jongmeerderjarige] niet welkom zijn bij [afkickkliniek] wanneer hij softdrugs gebruikt. Tegelijkertijd kan het college niet met zekerheid vaststellen dat een langere gesloten plaatsing in [verblijfplaats] meerwaarde heeft, juist vanwege het gebrek aan intrinsieke motivatie bij [jongmeerderjarige] voor dit traject. De enige andere vervolgplek waar [jongmeerderjarige] voor in aanmerking komt is bij Yes we Can Clinics, maar daar zou hij pas over een paar maanden terecht kunnen. Het grote voordeel van een voortgezette gesloten plaatsing is dat de hulpverlening betrokken kan blijven waardoor er zicht op [jongmeerderjarige] blijft. Dat valt weg zodra hij [verblijfplaats] verlaat.
De vader heeft ingestemd met het verzochte, althans heeft zich niet tegen toewijzing daarvan verzet. Hij heeft aangegeven dat het nog te vroeg is om de teugels te laten vieren. De intensieve hulpverlening die tot nu toe is ingezet, is dan voor niets geweest. Er is verbetering te zien in het gedrag van [jongmeerderjarige] , maar hij weigert dat te erkennen. De haast waarmee [jongmeerderjarige] uit [verblijfplaats] weg wil baart de vader zorgen.
Door en namens [jongmeerderjarige] is verweer gevoerd. De advocaat van [jongmeerderjarige] heeft verzocht het verzoek tot gesloten machtiging af te wijzen en daartoe het volgende naar voren gebracht. Op de vorige zitting heeft [jongmeerderjarige] ingestemd met een verlenging van één maand van zijn verblijf in [verblijfplaats] . Nu is er sprake van een meerderjarige jongen die niet instemt met langere gesloten plaatsing, waarbij bovendien onvoldoende is voldaan aan de vereisten dat behandeling reeds voor zijn achttiende is gestart en dat een andere, niet-gesloten vorm van hulpverlening in zicht is.
[jongmeerderjarige] heeft het volgende naar voren gebracht. Hij is zeer gemotiveerd om voor zichzelf te gaan zorgen nu hij meerderjarig is. [jongmeerderjarige] wil zijn eigen problemen oplossen en heeft ingezien dat er meer in het leven is dan drugs. Hij wil opnieuw naar [afkickkliniek] Tijdens de overbruggingsperiode in de daklozenopvang zal hij geen harddrugs gebruiken. [jongmeerderjarige] kan niet instemmen met langer verblijf in [verblijfplaats] , omdat het noodzakelijk is dat hij een ambulant traject van de [verslavingszorg] volgt om te kunnen doorstromen naar [afkickkliniek] . Ook speelt mee dat hij in [verblijfplaats] wordt gepest. Gedurende het verblijf in de daklozenopvang staat zijn vader voor hem klaar om hem te ondersteunen.

Beoordeling

De rechtbank stelt vast dat de moeder niet bereid is zich te doen horen, zodat het horen van deze persoon op grond van artikel 6.1.10, eerste lid onder a, Jeugdwet achterwege kan blijven.
De rechtbank is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat aan de gronden voor een gesloten plaatsing van de inmiddels meerderjarige [jongmeerderjarige] niet, althans onvoldoende is voldaan. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. Uit jurisprudentie volgt dat de jeugdige die achttien jaar is in beginsel zelf moet instemmen met een voortgezet verblijf in een instelling voor gesloten jeugdhulp, en dat zonder de instemming van de jeugdige de machtiging slechts kan worden verleend wanneer er sprake is van zeer bijzondere en zwaarwegende omstandigheden. [jongmeerderjarige] stemt niet in met een langer verblijf in [verblijfplaats] . Hij is enkel gemotiveerd voor verblijf in de daklozenopvang ter overbrugging naar een vrijwillige plaatsing in afkickkliniek [afkickkliniek] van de [verslavingszorg] . De rechtbank deelt zonder meer de zorgen van het college en de betrokken hulpverlening, maar kan niet voorbijgaan aan het feit dat [jongmeerderjarige] inmiddels meerderjarig is en daarom zelf mag beslissen over zijn leven. Instemming van de jeugdige is niet alleen een juridisch vereiste maar ook noodzakelijk om de gesloten plaatsing van [jongmeerderjarige] succesvol te laten verlopen en gezien de houding van [jongmeerderjarige] staat niet bij voorbaat vast dat een langer verblijf in [verblijfplaats] tot meer (intrinsieke) motivatie van [jongmeerderjarige] zal leiden. Verder geldt dat mede door de korte duur van het verblijf in [verblijfplaats] tot op heden onvoldoende sprake is van een behandeling die reeds is aangevangen voordat de leeftijd van achttien jaar is bereikt. Van toewerken naar een concrete andere vorm van jeugdhulp dan gesloten jeugdhulp is evenmin sprake. Ondanks de inspanningen van het college en [verblijfplaats] , en de medewerking van [jongmeerderjarige] tot nu toe, zal de rechtbank moeten overgaan tot afwijzing van het verzoek. De rechtbank hoopt dat het [jongmeerderjarige] lukt zijn toezeggingen waar te maken en zichzelf voldoende te beschermen om zijn eigen veiligheid en ontwikkeling te waarborgen. De rechtbank geeft hem mee dat volwassen zijn óók inhoudt dat je bij problemen om hulp vraagt en aangeboden hulp kan accepteren .
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De rechtbank:
wijst af het verzoek tot machtiging [jongmeerderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2021 door mrs. C.F. Mewe, D.G.J. Dop en J.J. Peters, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Kokx als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 30 maart 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.