Op 30 maart 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen drs. [eiser] en het college van burgemeester en wethouders van Delft. De zaak betreft een verzoek van eiser om inzage in zijn persoonsgegevens, zoals geregeld in de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Eiser had op 7 juli 2019 verzocht om inzage in zijn persoonsgegevens die door verweerder worden verwerkt. Verweerder heeft in een primair besluit van 1 augustus 2019 een overzicht verstrekt van de verwerkte persoonsgegevens, maar geen dossier aangetroffen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit van 9 januari 2020, waarin verweerder het bezwaar ongegrond verklaarde, conform het advies van de Adviescommissie voor bezwaarschriften.
Tijdens de zitting op 16 februari 2021, die via videoverbinding plaatsvond, heeft eiser zijn twijfels geuit over de vernietiging van het dossier door verweerder. De commissie had geadviseerd dat verweerder niet meer in het bezit was van het dossier, dat was vernietigd na intrekking van de melding door Veilig Thuis Haaglanden. De rechtbank oordeelt dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat het dossier niet meer beschikbaar is en dat eiser niet voldoende feiten heeft aangedragen om zijn twijfels te onderbouwen. De rechtbank benadrukt dat de procedure zich beperkt tot het inzageverzoek en dat klachten over de gang van zaken bij VTH buiten beschouwing blijven.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.