Overwegingen
1. Eiser werkte sinds 1 januari 2001 in de functie van instructeur lichamelijke opvoeding. Eiser heeft eerst bij de Penitentiaire Inrichting (PI) in [plaats 1] gewerkt, later bij de PI [plaats 2] .
2. Bij besluit van 14 juli 2017 heeft verweerder eiser de disciplinaire straf van een schriftelijke berisping opgelegd. Eiser is het volgende verweten:
- Eiser heeft zich na 1 oktober 2016 herhaaldelijk niet gehouden aan de afgesproken aanvangstijd van 7.30 uur, ook niet nadat eiser in het gesprek van 17 februari 2017 en nadien door zijn leidinggevende hierop is gewezen;
- Eiser werkt niet het contractueel vastgelegde aantal uren van 27 uur per week. Ook daarop is eiser aangesproken door zijn vorige leidinggevende, zijn huidige leidinggevende en in het gesprek van 17 februari 2017. Verweerder heeft geconstateerd dat eiser vanaf 1 oktober 2016 80 uur te weinig heeft gewerkt.
3. Bij het primaire besluit I heeft verweerder vermeld dat het plichtsverzuim, dat hij als zeer ernstig aanmerkt, eruit bestaat dat eiser zich herhaaldelijk niet heeft gehouden aan de afgesproken werk-, aanvangs- en eindtijden.
4. In het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften (de commissie) van 6 maart 2019 staat dat de eiser verweten gedragingen zijn vastgesteld op basis van:
- gegevens uit het toegangsregistratiesysteem IOLAN over de periode van 1 juli 2017 tot en met februari 2018;
- diverse in dit kader gehouden gesprekken, op 17 februari 2017, 20 mei 2017, 13 juli 2017 en 22 december 2017;
- diverse correspondentie in dit kader, te weten de brief van 16 juni 2017, de brief van 7 juli 2017 en de brief van 14 juli 2017 waarbij eiser de straf van een schriftelijke berisping is opgelegd wegens soortgelijk plichtsverzuim;
- memo’s van 29 augustus 2017 en 10 oktober 2017, door eisers leidinggevende opgemaakt en gericht aan eiser, waarin wordt geconstateerd dat eiser het verweten gedrag na de hem opgelegde straf van een schriftelijke berisping, voortzet.
De commissie heeft verder vastgesteld dat IOLAN een registratiesysteem is dat de tijden van binnenkomst en vertrek van de medewerkers registreert. Dit registratiesysteem valt onder de (voormalige) Wet bescherming persoonsgegevens en de (huidige) Algemene Verordening Gegevensbescherming. Hoewel dit systeem hiervoor niet in de eerste plaats is bedoeld, kan het door verweerder, bij twijfel over de aanwezigheid, worden ingezet ten behoeve van het personeelsbeleid, bijvoorbeeld voor het registreren van aan- en afwezigheid. Naar de mening van de commissie heeft verweerder hiertoe een gerechtvaardigd belang, omdat de bezoldiging is gebaseerd op het aantal uren aanwezigheid. Indien verweerder twijfels had of eiser dit aantal uren per week daadwerkelijk werkzaam was, rechtvaardigt dit naar de mening van de commissie het raadplegen van het registratiesysteem. Daarmee is de commissie tot de conclusie gekomen dat het gebruikmaken van het registratiesysteem IOLAN geen inbreuk maakt op eisers privacy.
De commissie heeft verder vastgesteld dat eiser in het gesprek van 13 juli 2017 van tevoren op de hoogte is gesteld dat het urenregistratiesysteem zou worden geraadpleegd om te bezien in hoeverre eiser zich hield aan de met hem afgesproken werktijden.
De commissie is van mening dat de verwerking van persoonsgegevens een gerechtvaardigd belang diende en dat dit belang prevaleerde boven dat van eiser. De commissie zag geen aanleiding te oordelen dat de gegevens uit IOLAN ondeugdelijk zouden zijn vastgesteld. Het is voor de commissie niet te verifiëren in hoeverre de door eiser ingediende foto’s ook daadwerkelijk, op de aangegeven tijdstippen en dagen, zijn genomen. Daarbij heeft de commissie geconstateerd dat deze foto’s zijn genomen buiten de PI [plaats 2] op een tijdstip dat eiser al binnen de PI had moeten zijn. En voor zover er al sprake zou zijn van een incorrecte registratie van tijden door IOLAN, was de commissie van mening dat de door eiser geconstateerde discrepantie niet zodanig groot is dat dit afdoet aan de vaststelling dat eiser zich niet houdt aan de afgesproken werktijden.
De commissie heeft geconcludeerd dat de eiser verweten gedragingen deugdelijk zijn vastgesteld en eiser de verweten gedragingen heeft begaan.
Het is de commissie uit het onderliggende dossier gebleken dat eiser vanaf februari 2017 herhaaldelijk is aangesproken op het hem verweten gedrag. Ook heeft zijn leidinggevende met hem expliciet zijn werktijden besproken en vastgelegd. Het feit dat eiser dit naast zich neerlegt achtte de commissie hem in de gegeven omstandigheden zeer verwijtbaar en aan te merken als ernstig plichtsverzuim. De commissie was het met verweerder eens dat eiser met zijn gedrag in strijd heeft gehandeld met de Gedragscode DJI. In de gegeven omstandigheden achtte de commissie dit aan te merken als ernstig plichtsverzuim.
De commissie heeft zich gerealiseerd dat eiser een lange staat van dienst heeft en er (financieel) belang bij heeft zijn aanstelling te behouden. Zijn lange staat van dienst maakt echter ook dat hij de ongeoorloofdheid van zijn gedragingen beter had moeten en kunnen onderkennen. Eiser heeft gesteld dat hij altijd open en transparant is geweest naar zijn leidinggevende en dat de verantwoordelijkheid voor het later beginnen en eerder weggaan bij hem is gelegd. De commissie heeft eiser hierin niet gevolgd. De commissie heeft geconstateerd dat de door eiser overgelegde e-mails veelal zien op een eerdere periode dan de periode die hem in het primaire besluit ten laste is gelegd. Daarbij bieden de door verweerder overgelegde afspraken ten aanzien van de werktijden hiervoor geen aanknopingspunt. Voor zover eiser vond dat de aard van de functie niet met zich meebracht dat hij exact tussen 7.30 uur en 17.00 uur diende te werken, was de commissie van mening dat het niet aan eiser was om dit te bepalen.
De commissie volgde evenmin het standpunt dat eiser niet in de gelegenheid is gesteld zijn gedrag te verbeteren. Met eiser is ook na de berisping expliciet besproken wat van hem verwacht werd ten aanzien van zijn werktijden. Dat eiser dit mogelijk anders heeft opgevat, komt voor zijn rekening en risico.
De commissie was van mening dat eiser op verschillende momenten een herkansing is geboden. Naar de commissie is gebleken was eiser eerder werkzaam in [plaats 1] , waar het volledig draaien van zijn diensten al een probleem was. Verweerder heeft tijdens de hoorzitting naar voren gebracht dat de hoop bestond dat eiser, die woont in Den Haag, beter in staat zou zijn op tijd te komen op zijn nieuwe werkplek in [plaats 2] vanwege de kortere reistijd. Verweerder zag dit als een nieuwe kans voor eiser. De commissie heeft geconstateerd dat eiser deze kans niet heeft gegrepen.
De commissie ziet het moment van de schriftelijke berisping als een moment waarop eiser zich had kunnen realiseren dat zijn gedrag diende te veranderen. Eiser was immers al diverse malen in gesprekken aangesproken en gewaarschuwd met betrekking tot het maken van te weinig werkuren. Dat eiser volhardde in het niet aanwezig zijn voor de volle 9,5 uur per werkdag valt hem naar de mening van de commissie te verwijten.
De commissie was daarom van mening dat eiser met zijn gedrag het in hem gestelde vertrouwen als ambtenaar van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) onherstelbaar heeft beschadigd. Eiser heeft ondanks expliciete waarschuwingen zijn gedrag niet aangepast. Dit achtte de commissie in de gegeven omstandigheden eiser zwaar aan te rekenen.
Ten aanzien van het primaire besluit II is de commissie ervan uitgegaan dat het overzicht, opgesteld door de roostermanagementadviseur, een zorgvuldig ingevuld en bijgehouden overzicht is. Uit dit overzicht komt naar voren dat eiser op 31 december 2017 een eindsaldo van -7,5 uur had. Vanzelfsprekend is dit het beginsaldo van 2018. Naar de mening van de commissie is ook de verdere berekening van het verlofsaldo over 2018 op juiste wijze geschied, waarmee zij tot de conclusie is gekomen dat de aan eiser in juni 2018 uitgekeerde nabetaling correct is.
Het bevreemdde de commissie dat verweerder 34,5 uur aan openstaand verlof heeft uitgekeerd, terwijl eiser volgens verweerders berekening 35 uur openstaand verlof had. De commissie adviseerde verweerder dit verschil te heroverwegen.
5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder verwezen naar het advies van de commissie van 6 maart 2019. Verweerder heeft de primaire besluiten in stand gelaten, met dien verstande dat eisers verloftegoed op de datum van ontslag is vastgesteld op 35 uur, waardoor aan hem nog 0,5 uur verlof zou worden nabetaald.
6. Eiser heeft aangevoerd dat verweerders besluitvorming uitsluitend is gebaseerd op gegevens die verweerder heeft gekregen uit IOLAN. Partijen hebben over deze gegevens gesproken en er zijn memo’s aan eiser verzonden hierover, maar de basis voor de gesprekken en memo’s zijn altijd de gegevens uit IOLAN geweest. Eiser vindt IOLAN geen betrouwbaar systeem voor het vaststellen van werktijden. In bezwaar heeft eiser foto’s overgelegd waaruit expliciet blijkt dat hij eerder aanwezig was op de werklocatie dan het systeem registreerde. Eiser vindt ook dat door het gebruik maken van de verkregen gegevens uit IOLAN een ongerechtvaardigde inbreuk is op zijn privacy. IOLAN is niet bedoeld als een systeem dat gericht is op controle van werktijden van medewerkers, maar om de toegang tot penitentiaire inrichtingen te registreren. Verweerder had andere onderzoeksmethoden kunnen gebruiken, bijvoorbeeld persoonlijke waarnemingen.
Eiser heeft verder aangevoerd dat binnen zijn functiegroep sprake was van een cultuur waarbinnen niet strikt de begin- en eindtijden werden nageleefd door medewerkers. Eiser heeft in dat kader verwezen naar een dilemma daarover in de Gedragscode DJI. De leidinggevende van eiser is tientallen keren geïnformeerd over het feit dat eiser soms eerder weg ging of later begon. Als verweerder zoveel hecht aan de begin- en eindtijden, had het op zijn weg gelegen om eiser aan te spreken op zijn gedrag. Eiser zou daarover meer e-mails kunnen overleggen, maar op 8 maart 2018 is hem de toegang ontzegd. Daarom is hij in bewijsnood.
Voorts heeft eiser aangevoerd dat de sanctie onevenredig is aan het gepleegde plichtsverzuim. Eiser heeft niet of nauwelijks de kans gekregen om zijn gedrag bij te sturen na de berisping. Verder heeft verweerder niet onderbouwd dat hij in het verleden bij de PI [plaats 1] vergelijkbare problemen heeft gekend.
Eiser heeft verder aangevoerd dat verweerder ten onrechte is uitgegaan van een eindsaldo over het jaar 2017 van -7,5 uur. Uit het overzicht van verweerder blijkt dat eiser op 27 en 29 maart 2017 verlof zou hebben opgenomen. Op deze dagen heeft eiser echter e-mails verstuurd. Hiervoor moet hij op zijn werk aanwezig zijn geweest, want hij kon geen e-mails buiten de PI verzenden. Tot slot heeft verweerder het primaire besluit II herroepen. Het verloftegoed op de dag van ontslag is bijgesteld naar 35 uur, waardoor eiser nog 0,5 uur zal worden nabetaald. Hij heeft daarom recht om een proceskostenvergoeding.
7. Het juridisch kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
Het oordeel van de rechtbank
8. Anders dan eiser heeft betoogd, heeft verweerder zich niet alleen op IOLAN gebaseerd. In de memo van 10 oktober 2018 staat namelijk dat fysiek door verschillende leidinggevenden is waargenomen dat eiser herhaaldelijk te laat kwam.
Hoewel IOLAN in beginsel geen tijdsregistatiesysteem is maar een systeem waarmee de in- en uitloggegevens worden vastgelegd om zo te weten of er bij een calamiteit nog mensen in het pand zijn, is de rechtbank van oordeel dat verweerder wel gegevens uit dit systeem heeft mogen gebruiken. De Centrale Raad van Beroep heeft in een uitspraak van 6 mei 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BM6039, eveneens geoordeeld dat gegevens uit IOLAN gebruikt mocht worden om te kunnen constateren of er sprake was van ongeoorloofde afwezigheid. In dit geval was eiser al eerder berispt vanwege het zich niet houden aan de afgesproken tijden en uren. Ook heeft verweerder eiser bij brief van 7 juli 2017 laten weten dat regelmatig zou worden vastgesteld of eiser zich hield aan de vastgestelde aanvangs- en eindtijd. De rechtbank is met verweerder eens dat uit de door eiser overgelegde foto’s niet kan worden afgeleid in hoeverre deze daadwerkelijk door hem, op de aangegeven tijdstippen en dagen, zijn genomen. Verweerder heeft daarbij geconstateerd dat de foto’s zijn genomen buiten de PI [plaats 2] op tijdstippen dat eiser al binnen de PI had moeten zijn. Voor zover al sprake zou zijn van een incorrecte registratie, gaat het volgens eisers toelichting om een discrepantie van hooguit acht minuten. Dit is niet een zodanig groot verschil dat aan de gegevens uit IOLAN in het geheel geen waarde kan worden toegekend.
Eiser heeft e-mails overgelegd uit een andere periode dan waar het nu om gaat waaruit blijkt dat hij soms liet weten dat hij later kwam of eerder wegging. Maar hieruit blijkt niet dat met eiser andere werk-, aanvangs- en eindtijden waren afgesproken. Niet blijkt immers dat eisers leidinggevende eiser toestemming heeft gegeven om, zonder verlof op te nemen, andere werk-, aanvangs- en eindtijden te hanteren. Voor zover eiser zulke e-mails wil overleggen uit de periode waar het nu om gaat, zal dit naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet leiden tot het oordeel dat eiser wel zijn verplichtingen is nagekomen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat sprake is van bewijsnood.
9. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de eiser verweten gedragingen als ernstig plichtsverzuim worden aangemerkt.
10. De rechtbank acht de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk strafontslag niet onevenredig. De rechtbank weegt daarbij zwaar mee dat aan eiser al een berisping is opgelegd. In het dossier bevindt zich een verslag van gesprek op 2 maart 2017, waaruit blijkt dat eiser toen al is aangesproken op het zich niet houden aan de werktijden. Eiser heeft vanaf dat moment de tijd gehad om zijn gedrag aan te passen.
Volgens vaste rechtspraak ontslaat een heersende cultuur mensen niet van hun eigen verantwoordelijkheid om zich als goed ambtenaar te gedragen. Zie de uitspraak van de CRvB van 22 oktober 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3671. Voor zover uit het dilemma uit de Gedragscode DJI kan worden afgeleid dat niet strikt de begin- en eindtijden worden nageleefd door medewerkers, kan dit eiser dus niet baten. 11. In het overzicht van 2017 staat dat eiser 27 en 29 maart verlof heeft opgenomen. Als eiser alsnog is gaan werken op die dagen, lag het op zijn weg om dit verlof in te trekken. Ook had hij naar aanleiding van zijn saldo op 2 maart 2018 kunnen aangeven dat dit niet klopte. Omdat eiser deze acties niet heeft ondernomen, mocht verweerder naar het oordeel van de rechtbank uitgaan van het verlof zoals dat staat in het overzicht van 2017.
12. Eiser heeft terecht aangevoerd dat verweerder het primaire besluit II heeft herroepen. Niet is gebleken is echter van aan verweerder te wijten onrechtmatigheid. Er bestaat daarom geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder de kosten in verband met de behandeling van het bezwaar had moeten vergoeden.
13. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.