ECLI:NL:RBDHA:2021:3035

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 april 2021
Publicatiedatum
30 maart 2021
Zaaknummer
AWB - 19 _ 2852
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van een ambtenaar wegens herhaaldelijk niet nakomen van werktijden na disciplinaire berisping

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ambtenaar, eiser, en de minister van Justitie en Veiligheid, verweerder. Eiser was werkzaam als instructeur lichamelijke opvoeding in een penitentiaire inrichting en is ontslagen na herhaaldelijk niet nakomen van de afgesproken werktijden. Eiser had eerder een disciplinaire berisping ontvangen voor vergelijkbaar gedrag. Het primaire besluit tot ontslag werd genomen op 24 mei 2018, en het bezwaar van eiser werd op 27 maart 2019 ongegrond verklaard. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit.

Tijdens de zitting op 4 maart 2021 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat de gegevens uit het registratiesysteem IOLAN, dat door verweerder werd gebruikt om zijn werktijden te controleren, onbetrouwbaar waren. Eiser stelde dat hij vaak eerder aanwezig was dan geregistreerd en dat het gebruik van deze gegevens een inbreuk op zijn privacy vormde. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder zich niet uitsluitend op IOLAN had gebaseerd, maar ook op waarnemingen van leidinggevenden. De rechtbank concludeerde dat de verweten gedragingen van eiser als ernstig plichtsverzuim konden worden aangemerkt.

De rechtbank oordeelde dat de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag niet onevenredig was, gezien de eerdere berisping en de herhaalde waarschuwingen aan eiser. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van werktijden door ambtenaren en de verantwoordelijkheid die zij hebben in het kader van hun functie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/2852

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 april 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. P. Bots),
en

de minister van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.H. Sanders).

Procesverloop

Bij besluit van 24 mei 2018 (het primaire besluit I) heeft verweerder eiser met onmiddellijke ingang ontslagen.
In de salarisspecificatie van juni 2018 (het primaire besluit II) staat een eindafrekening.
Bij besluit van 27 maart 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 maart 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [A] .

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser werkte sinds 1 januari 2001 in de functie van instructeur lichamelijke opvoeding. Eiser heeft eerst bij de Penitentiaire Inrichting (PI) in [plaats 1] gewerkt, later bij de PI [plaats 2] .
2. Bij besluit van 14 juli 2017 heeft verweerder eiser de disciplinaire straf van een schriftelijke berisping opgelegd. Eiser is het volgende verweten:
- Eiser heeft zich na 1 oktober 2016 herhaaldelijk niet gehouden aan de afgesproken aanvangstijd van 7.30 uur, ook niet nadat eiser in het gesprek van 17 februari 2017 en nadien door zijn leidinggevende hierop is gewezen;
- Eiser werkt niet het contractueel vastgelegde aantal uren van 27 uur per week. Ook daarop is eiser aangesproken door zijn vorige leidinggevende, zijn huidige leidinggevende en in het gesprek van 17 februari 2017. Verweerder heeft geconstateerd dat eiser vanaf 1 oktober 2016 80 uur te weinig heeft gewerkt.
3. Bij het primaire besluit I heeft verweerder vermeld dat het plichtsverzuim, dat hij als zeer ernstig aanmerkt, eruit bestaat dat eiser zich herhaaldelijk niet heeft gehouden aan de afgesproken werk-, aanvangs- en eindtijden.
4. In het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften (de commissie) van 6 maart 2019 staat dat de eiser verweten gedragingen zijn vastgesteld op basis van:
- gegevens uit het toegangsregistratiesysteem IOLAN over de periode van 1 juli 2017 tot en met februari 2018;
- diverse in dit kader gehouden gesprekken, op 17 februari 2017, 20 mei 2017, 13 juli 2017 en 22 december 2017;
- diverse correspondentie in dit kader, te weten de brief van 16 juni 2017, de brief van 7 juli 2017 en de brief van 14 juli 2017 waarbij eiser de straf van een schriftelijke berisping is opgelegd wegens soortgelijk plichtsverzuim;
- memo’s van 29 augustus 2017 en 10 oktober 2017, door eisers leidinggevende opgemaakt en gericht aan eiser, waarin wordt geconstateerd dat eiser het verweten gedrag na de hem opgelegde straf van een schriftelijke berisping, voortzet.
De commissie heeft verder vastgesteld dat IOLAN een registratiesysteem is dat de tijden van binnenkomst en vertrek van de medewerkers registreert. Dit registratiesysteem valt onder de (voormalige) Wet bescherming persoonsgegevens en de (huidige) Algemene Verordening Gegevensbescherming. Hoewel dit systeem hiervoor niet in de eerste plaats is bedoeld, kan het door verweerder, bij twijfel over de aanwezigheid, worden ingezet ten behoeve van het personeelsbeleid, bijvoorbeeld voor het registreren van aan- en afwezigheid. Naar de mening van de commissie heeft verweerder hiertoe een gerechtvaardigd belang, omdat de bezoldiging is gebaseerd op het aantal uren aanwezigheid. Indien verweerder twijfels had of eiser dit aantal uren per week daadwerkelijk werkzaam was, rechtvaardigt dit naar de mening van de commissie het raadplegen van het registratiesysteem. Daarmee is de commissie tot de conclusie gekomen dat het gebruikmaken van het registratiesysteem IOLAN geen inbreuk maakt op eisers privacy.
De commissie heeft verder vastgesteld dat eiser in het gesprek van 13 juli 2017 van tevoren op de hoogte is gesteld dat het urenregistratiesysteem zou worden geraadpleegd om te bezien in hoeverre eiser zich hield aan de met hem afgesproken werktijden.
De commissie is van mening dat de verwerking van persoonsgegevens een gerechtvaardigd belang diende en dat dit belang prevaleerde boven dat van eiser. De commissie zag geen aanleiding te oordelen dat de gegevens uit IOLAN ondeugdelijk zouden zijn vastgesteld. Het is voor de commissie niet te verifiëren in hoeverre de door eiser ingediende foto’s ook daadwerkelijk, op de aangegeven tijdstippen en dagen, zijn genomen. Daarbij heeft de commissie geconstateerd dat deze foto’s zijn genomen buiten de PI [plaats 2] op een tijdstip dat eiser al binnen de PI had moeten zijn. En voor zover er al sprake zou zijn van een incorrecte registratie van tijden door IOLAN, was de commissie van mening dat de door eiser geconstateerde discrepantie niet zodanig groot is dat dit afdoet aan de vaststelling dat eiser zich niet houdt aan de afgesproken werktijden.
De commissie heeft geconcludeerd dat de eiser verweten gedragingen deugdelijk zijn vastgesteld en eiser de verweten gedragingen heeft begaan.
Het is de commissie uit het onderliggende dossier gebleken dat eiser vanaf februari 2017 herhaaldelijk is aangesproken op het hem verweten gedrag. Ook heeft zijn leidinggevende met hem expliciet zijn werktijden besproken en vastgelegd. Het feit dat eiser dit naast zich neerlegt achtte de commissie hem in de gegeven omstandigheden zeer verwijtbaar en aan te merken als ernstig plichtsverzuim. De commissie was het met verweerder eens dat eiser met zijn gedrag in strijd heeft gehandeld met de Gedragscode DJI. In de gegeven omstandigheden achtte de commissie dit aan te merken als ernstig plichtsverzuim.
De commissie heeft zich gerealiseerd dat eiser een lange staat van dienst heeft en er (financieel) belang bij heeft zijn aanstelling te behouden. Zijn lange staat van dienst maakt echter ook dat hij de ongeoorloofdheid van zijn gedragingen beter had moeten en kunnen onderkennen. Eiser heeft gesteld dat hij altijd open en transparant is geweest naar zijn leidinggevende en dat de verantwoordelijkheid voor het later beginnen en eerder weggaan bij hem is gelegd. De commissie heeft eiser hierin niet gevolgd. De commissie heeft geconstateerd dat de door eiser overgelegde e-mails veelal zien op een eerdere periode dan de periode die hem in het primaire besluit ten laste is gelegd. Daarbij bieden de door verweerder overgelegde afspraken ten aanzien van de werktijden hiervoor geen aanknopingspunt. Voor zover eiser vond dat de aard van de functie niet met zich meebracht dat hij exact tussen 7.30 uur en 17.00 uur diende te werken, was de commissie van mening dat het niet aan eiser was om dit te bepalen.
De commissie volgde evenmin het standpunt dat eiser niet in de gelegenheid is gesteld zijn gedrag te verbeteren. Met eiser is ook na de berisping expliciet besproken wat van hem verwacht werd ten aanzien van zijn werktijden. Dat eiser dit mogelijk anders heeft opgevat, komt voor zijn rekening en risico.
De commissie was van mening dat eiser op verschillende momenten een herkansing is geboden. Naar de commissie is gebleken was eiser eerder werkzaam in [plaats 1] , waar het volledig draaien van zijn diensten al een probleem was. Verweerder heeft tijdens de hoorzitting naar voren gebracht dat de hoop bestond dat eiser, die woont in Den Haag, beter in staat zou zijn op tijd te komen op zijn nieuwe werkplek in [plaats 2] vanwege de kortere reistijd. Verweerder zag dit als een nieuwe kans voor eiser. De commissie heeft geconstateerd dat eiser deze kans niet heeft gegrepen.
De commissie ziet het moment van de schriftelijke berisping als een moment waarop eiser zich had kunnen realiseren dat zijn gedrag diende te veranderen. Eiser was immers al diverse malen in gesprekken aangesproken en gewaarschuwd met betrekking tot het maken van te weinig werkuren. Dat eiser volhardde in het niet aanwezig zijn voor de volle 9,5 uur per werkdag valt hem naar de mening van de commissie te verwijten.
De commissie was daarom van mening dat eiser met zijn gedrag het in hem gestelde vertrouwen als ambtenaar van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) onherstelbaar heeft beschadigd. Eiser heeft ondanks expliciete waarschuwingen zijn gedrag niet aangepast. Dit achtte de commissie in de gegeven omstandigheden eiser zwaar aan te rekenen.
Ten aanzien van het primaire besluit II is de commissie ervan uitgegaan dat het overzicht, opgesteld door de roostermanagementadviseur, een zorgvuldig ingevuld en bijgehouden overzicht is. Uit dit overzicht komt naar voren dat eiser op 31 december 2017 een eindsaldo van -7,5 uur had. Vanzelfsprekend is dit het beginsaldo van 2018. Naar de mening van de commissie is ook de verdere berekening van het verlofsaldo over 2018 op juiste wijze geschied, waarmee zij tot de conclusie is gekomen dat de aan eiser in juni 2018 uitgekeerde nabetaling correct is.
Het bevreemdde de commissie dat verweerder 34,5 uur aan openstaand verlof heeft uitgekeerd, terwijl eiser volgens verweerders berekening 35 uur openstaand verlof had. De commissie adviseerde verweerder dit verschil te heroverwegen.
Het bestreden besluit
5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder verwezen naar het advies van de commissie van 6 maart 2019. Verweerder heeft de primaire besluiten in stand gelaten, met dien verstande dat eisers verloftegoed op de datum van ontslag is vastgesteld op 35 uur, waardoor aan hem nog 0,5 uur verlof zou worden nabetaald.
Het betoog van eiser
6. Eiser heeft aangevoerd dat verweerders besluitvorming uitsluitend is gebaseerd op gegevens die verweerder heeft gekregen uit IOLAN. Partijen hebben over deze gegevens gesproken en er zijn memo’s aan eiser verzonden hierover, maar de basis voor de gesprekken en memo’s zijn altijd de gegevens uit IOLAN geweest. Eiser vindt IOLAN geen betrouwbaar systeem voor het vaststellen van werktijden. In bezwaar heeft eiser foto’s overgelegd waaruit expliciet blijkt dat hij eerder aanwezig was op de werklocatie dan het systeem registreerde. Eiser vindt ook dat door het gebruik maken van de verkregen gegevens uit IOLAN een ongerechtvaardigde inbreuk is op zijn privacy. IOLAN is niet bedoeld als een systeem dat gericht is op controle van werktijden van medewerkers, maar om de toegang tot penitentiaire inrichtingen te registreren. Verweerder had andere onderzoeksmethoden kunnen gebruiken, bijvoorbeeld persoonlijke waarnemingen.
Eiser heeft verder aangevoerd dat binnen zijn functiegroep sprake was van een cultuur waarbinnen niet strikt de begin- en eindtijden werden nageleefd door medewerkers. Eiser heeft in dat kader verwezen naar een dilemma daarover in de Gedragscode DJI. De leidinggevende van eiser is tientallen keren geïnformeerd over het feit dat eiser soms eerder weg ging of later begon. Als verweerder zoveel hecht aan de begin- en eindtijden, had het op zijn weg gelegen om eiser aan te spreken op zijn gedrag. Eiser zou daarover meer e-mails kunnen overleggen, maar op 8 maart 2018 is hem de toegang ontzegd. Daarom is hij in bewijsnood.
Voorts heeft eiser aangevoerd dat de sanctie onevenredig is aan het gepleegde plichtsverzuim. Eiser heeft niet of nauwelijks de kans gekregen om zijn gedrag bij te sturen na de berisping. Verder heeft verweerder niet onderbouwd dat hij in het verleden bij de PI [plaats 1] vergelijkbare problemen heeft gekend.
Eiser heeft verder aangevoerd dat verweerder ten onrechte is uitgegaan van een eindsaldo over het jaar 2017 van -7,5 uur. Uit het overzicht van verweerder blijkt dat eiser op 27 en 29 maart 2017 verlof zou hebben opgenomen. Op deze dagen heeft eiser echter e-mails verstuurd. Hiervoor moet hij op zijn werk aanwezig zijn geweest, want hij kon geen e-mails buiten de PI verzenden. Tot slot heeft verweerder het primaire besluit II herroepen. Het verloftegoed op de dag van ontslag is bijgesteld naar 35 uur, waardoor eiser nog 0,5 uur zal worden nabetaald. Hij heeft daarom recht om een proceskostenvergoeding.
Juridisch kader
7. Het juridisch kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
Het oordeel van de rechtbank
Ontslag
8. Anders dan eiser heeft betoogd, heeft verweerder zich niet alleen op IOLAN gebaseerd. In de memo van 10 oktober 2018 staat namelijk dat fysiek door verschillende leidinggevenden is waargenomen dat eiser herhaaldelijk te laat kwam.
Hoewel IOLAN in beginsel geen tijdsregistatiesysteem is maar een systeem waarmee de in- en uitloggegevens worden vastgelegd om zo te weten of er bij een calamiteit nog mensen in het pand zijn, is de rechtbank van oordeel dat verweerder wel gegevens uit dit systeem heeft mogen gebruiken. De Centrale Raad van Beroep heeft in een uitspraak van 6 mei 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BM6039, eveneens geoordeeld dat gegevens uit IOLAN gebruikt mocht worden om te kunnen constateren of er sprake was van ongeoorloofde afwezigheid. In dit geval was eiser al eerder berispt vanwege het zich niet houden aan de afgesproken tijden en uren. Ook heeft verweerder eiser bij brief van 7 juli 2017 laten weten dat regelmatig zou worden vastgesteld of eiser zich hield aan de vastgestelde aanvangs- en eindtijd.
De rechtbank is met verweerder eens dat uit de door eiser overgelegde foto’s niet kan worden afgeleid in hoeverre deze daadwerkelijk door hem, op de aangegeven tijdstippen en dagen, zijn genomen. Verweerder heeft daarbij geconstateerd dat de foto’s zijn genomen buiten de PI [plaats 2] op tijdstippen dat eiser al binnen de PI had moeten zijn. Voor zover al sprake zou zijn van een incorrecte registratie, gaat het volgens eisers toelichting om een discrepantie van hooguit acht minuten. Dit is niet een zodanig groot verschil dat aan de gegevens uit IOLAN in het geheel geen waarde kan worden toegekend.
Eiser heeft e-mails overgelegd uit een andere periode dan waar het nu om gaat waaruit blijkt dat hij soms liet weten dat hij later kwam of eerder wegging. Maar hieruit blijkt niet dat met eiser andere werk-, aanvangs- en eindtijden waren afgesproken. Niet blijkt immers dat eisers leidinggevende eiser toestemming heeft gegeven om, zonder verlof op te nemen, andere werk-, aanvangs- en eindtijden te hanteren. Voor zover eiser zulke e-mails wil overleggen uit de periode waar het nu om gaat, zal dit naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet leiden tot het oordeel dat eiser wel zijn verplichtingen is nagekomen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat sprake is van bewijsnood.
9. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de eiser verweten gedragingen als ernstig plichtsverzuim worden aangemerkt.
10. De rechtbank acht de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk strafontslag niet onevenredig. De rechtbank weegt daarbij zwaar mee dat aan eiser al een berisping is opgelegd. In het dossier bevindt zich een verslag van gesprek op 2 maart 2017, waaruit blijkt dat eiser toen al is aangesproken op het zich niet houden aan de werktijden. Eiser heeft vanaf dat moment de tijd gehad om zijn gedrag aan te passen.
Volgens vaste rechtspraak ontslaat een heersende cultuur mensen niet van hun eigen verantwoordelijkheid om zich als goed ambtenaar te gedragen. Zie de uitspraak van de CRvB van 22 oktober 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3671. Voor zover uit het dilemma uit de Gedragscode DJI kan worden afgeleid dat niet strikt de begin- en eindtijden worden nageleefd door medewerkers, kan dit eiser dus niet baten.
Eindafrekening
11. In het overzicht van 2017 staat dat eiser 27 en 29 maart verlof heeft opgenomen. Als eiser alsnog is gaan werken op die dagen, lag het op zijn weg om dit verlof in te trekken. Ook had hij naar aanleiding van zijn saldo op 2 maart 2018 kunnen aangeven dat dit niet klopte. Omdat eiser deze acties niet heeft ondernomen, mocht verweerder naar het oordeel van de rechtbank uitgaan van het verlof zoals dat staat in het overzicht van 2017.
12. Eiser heeft terecht aangevoerd dat verweerder het primaire besluit II heeft herroepen. Niet is gebleken is echter van aan verweerder te wijten onrechtmatigheid. Er bestaat daarom geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder de kosten in verband met de behandeling van het bezwaar had moeten vergoeden.
13. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Abdolbaghai, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 april 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.
Bijlage
Op grond van artikel 80, eerste lid, van het ARAR, zoals dat vóór 1 januari 2020 luidde, kan de ambtenaar, die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, deswege disciplinair worden gestraft.
Op grond van artikel 81, aanhef en onder l, van het ARAR, zoals dat vóór 1 januari 2020 luidde, kan de disciplinaire straf van ontslag worden opgelegd.
Op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Awb worden de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voorzover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
In de Gedragscode DJI staat:

Betrouwbaarheid
Betrouwbaarheid is zorgen dat collega’s en justitiabelen je altijd kunnen vertrouwen en altijd op je kunnen rekenen. Zij en de samenleving gaan er vanuit dat jij je aan de geldende regels houdt, dat je afspraken nakomt en dat je ervoor zorgt dat jouw belangen die van DJI
en de maatschappij niet schaden. Zoals jij moet kunnen rekenen op je collega’s, zo rekent DJI op jou. Het beschamen van dit vertrouwen leidt tot gevaarlijke situaties op de werkplek, en kleurt het beeld dat buitenstaanders hebben van medewerkers van DJI. Wanneer de regels worden nageleefd verklein je het risico dat jij en je collega’s in onwenselijke of gevaarlijke situaties raken.

Ongeoorloofde afwezigheid

Je kent de verzuimprocedure, je komt op tijd, je gaat op tijd naar huis en je bent onder werktijd niet ongeoorloofd afwezig. Door verzuim niet of niet tijdig te melden kan er een veiligheidsrisico op de werkvloer ontstaan. Bovendien moet een collega jouw werk dan overnemen. Bij ongeoorloofd verzuim benadeel je dus direct je collega’s, je benadeelt de organisatie en je organisatie loopt een risico.

Dilemma

Je hebt een dienst geruild en hebt te laat door dat je je honden op dat tijdstip nog uit moet laten. Je weet dat je collega’s het niet zo nauw nemen met begin- en eindtijden en in het verleden ben jij ook wel eens te laat gekomen zonder dat dit consequenties had. Welke keuze maak je?

Tips

• Bespreek de situatie met je leidinggevende
• Bedenk dat wat jij doet, invloed heeft op de cultuur van de organisatie
• Wat verwacht jij van je collega’s in zo’n situatie?’