Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen
[eiseres] ,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Klinisch is vastgesteld dat de patiënt verstandelijk simpel is, voorts lijkt het op grond van deze toestand alsmede de depressieve verschijnselen niet erg waarschijnlijk dat hij een nieuwe taal leert en voor het examen slaagt.” Volgens eiseres volgt hieruit dat zij niet in staat is om aan het inburgeringsvereiste te voldoen. Dit wordt niet door de rechtbank gevolgd. Uit artikel 3.10 van het Voorschrift Vreemdelingen volgt dat de vreemdeling die een beroep doet op artikel 3.71a, tweede lid, aanhef en onder c, van het Vb en daarbij medische omstandigheden aanvoert, een verklaring van een door de ambassade aangewezen arts moet overleggen. Verweerder heeft gemotiveerd dat wat in de verklaring van de aangewezen arts staat (waarin ook wordt verwezen naar de verklaring van dr. [naam 2] ), niet maakt dat het voor eiseres onmogelijk is om het basisexamen inburgering af te leggen en te halen. Volgens de arts wordt eiseres in haar leervermogen beperkt, maar betekent dit niet dat zij niet in staat is het examen te halen. Eiseres is weliswaar cognitief beperkt, maar dit is geen medische omstandigheid en dus ook geen reden tot vrijstelling van het inburgeringsvereiste.