3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Bewijsuitsluiting wegens vormverzuim?
De rechtbank stelt voorop dat de toepassing van artikel 359a Sv is beperkt tot vormverzuimen die zijn begaan bij het voorbereidend onderzoek naar de aan de verdachte ten laste gelegde feiten, waaronder begrepen normschendingen bij de opsporing. Indien sprake is van een dergelijk - niet voor herstel vatbaar - vormverzuim maar de rechtsgevolgen ervan niet uit de wet blijken, zal de rechter moeten beoordelen of aan dat verzuim een rechtsgevolg verbonden moet worden en zo ja welk rechtsgevolg.
De informatie die in deze zaak is gebruikt van gebruikers van Encrochat crypto telefoons is in Frankrijk verzameld op basis van Franse strafvorderlijke bevoegdheden waarvoor een Franse rechter een machtiging heeft verleend. Deze informatie is in Frankrijk verzameld in het strafrechtelijk onderzoek 26Lemont naar het bedrijf Encrochat en daaraan gelieerde (natuurlijke) personen. In het kader van het onderzoek naar het bedrijf Encrochat is samengewerkt tussen Franse en Nederlandse opsporingsdiensten. Ten behoeve van die samenwerking is een JIT-overeenkomst gesloten. Omdat reeds tevoren bekend was dat binnen de georganiseerde criminaliteit in Nederland op grote schaal gebruik werd gemaakt van crypto-telefoons en daarbij behorende e‑mailadressen, waaronder die van Encrochat, is als extra waarborg aan de Nederlandse rechter-commissaris een machtiging gevraagd om de informatie betreffende de Nederlandse gebruikers van cryptotelefoons of e-mailadressen van Encrochat te mogen analyseren en gebruiken in individuele strafzaken tegen klanten van Encrochat. De wettelijke basis daarvoor betreft artikel 126uba, lid 1 sub a, b, c en d Sv. De rechter-commissaris heeft, na toetsing aan dat artikel en de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit, die algemene machtiging verleend met daarin bepaalde nadere kaders met waarborgen ten aanzien van de personen van wie en waarover data ontvangen zouden worden. Met inachtneming van die kaders zijn de verzamelde gegevens door Nederlandse opsporingsambtenaren geanalyseerd. Indien daaruit informatie naar voren kwam die is gedeeld met een ander strafrechtelijk onderzoek is daarvoor eerst toestemming gevraagd aan de rechter-commissaris. De officier van justitie heeft ter zitting verklaard dat de rechter-commissaris heeft getoetst of het IMEI-nummer dat vermoedelijk door de verdachte werd gebruikt, voorkwam in de informatie die de officier van justitie in het onderzoek Vlierbes wilde gebruiken, en dat deze toestemming inderdaad is afgegeven door de rechter-commissaris. Pas daarna is een beslissing ex artikel 126dd Sv gegeven, waarmee de betreffende gegevens aan onderzoek Vlierbes ter beschikking zijn gesteld. De betreffende machtiging van de rechter-commissaris maakt deel uit van onderzoek 26Lemont en niet van onderzoek Vlierbes, aldus de officier van justitie.
De rechtbank heeft geen reden om aan het woord van de officier van justitie te twijfelen. Op grond van het bovenstaande concludeert de rechtbank dat de rechter-commissaris, anders dan de raadsman stelt, wél getoetst heeft of de informatie uit 26Lemont in onderzoek Vlierbes gebruikt mag worden. Van het schenden van de voorwaarden van de algemene machtiging is dan ook geen sprake. Bovendien is de gebruikte informatie in Frankrijk verzameld in het strafrechtelijk onderzoek 26Lemont naar het bedrijf Encrochat en daaraan gelieerde (natuurlijke) personen en
nietin het voorbereidend onderzoek tegen de verdachte. Als al zou blijken van vormverzuimen in het Franse voorbereidend onderzoek, dan zijn deze niet begaan in de onderhavige zaak (het Schutznorm-beginsel).
De rechtbank heeft mitsdien geen vormverzuim kunnen vaststellen. Gelet op het bovenstaande wordt het verweer van de raadsman strekkende tot bewijsuitsluiting verworpen.
In een strafrechtelijk onderzoek genaamd 26Lemont is onderzoek gedaan naar het bedrijf Encrochat.Uit dit onderzoek kwamen onder andere de IMEI-nummers van de gebruikers van Encrochat, de chatgesprekken tussen Encrochat-gebruikers, de accountgegevens en de telecom-locatiegegevens naar voren. Zo ook de gesprekken van Encrochat-gebruiker ‘ [gebruikersnaam 1] ’. In die gesprekken werd door [gebruikersnaam 1] gesproken met andere Encrochat-gebruikers en daarbij werd gebruik gemaakt van afkortingen en termen die mogelijk op harddrugs duiden.Ook werd er over het wel of niet in het bezit hebben en mogelijk verkopen van wapens gesproken.
De rechtbank zal eerst ingaan op de vraag of de verdachte de gebruiker is van het account ‘ [gebruikersnaam 1] ’.
Door de politie is onderzoek gedaan naar het telefoonnummer van de verdachte. Hieruit kwam naar voren dat de verdachte gebruik maakte van het [IMEI nummer 1] , voorzien van [IMSI nummer] .Dit IMEI-nummer straalde in de periode van 28 december 2019 tot en met 28 mei 2020 tijdens de nachtelijke uren het meest aan bij het basisstation [adres 2] in Den Haag, dat de woning van de verdachte aan het [adres 1] in Den Haag binnen zijn bereik heeft. Dit IMEI-nummer is gebruikt in combinatie met een simkaart met het [telefoonnummer 1] , een zogeheten datanummer waarmee alleen gebruik kan worden gemaakt van internet.Door de politie is bij de woning van de verdachte een scan gemaakt waarmee een bepaald simkaartnummer, IMEI code en toestel (serie)nummer kunnen worden achterhaald. Er is specifiek gescand op de aanwezigheid van een telefoontoestel van het merk Mundo Reader S.L. Aquaris, nu hiervan bekend is dat deze toestellen worden gebruikt voor het uitwisselen van versleutelde chat-berichten (een zogeheten Pretty Good Privacy (PGP)-telefoon). Uit deze scan kwam één IMEI-nummer in combinatie met een IMSI-nummer naar voren dat is gekoppeld aan een Mundo Reader S.L. Aquaris, namelijk het IMEI- en IMSI-nummer zoals hiervoor genoemd dat werd gebruikt door verdachte.
Uit het onderzoek blijkt dat de verdachte tevens gebruik maakt van een telefoon met het [telefoonnummer 2] .Er is onderzoek gedaan naar de historische locatiegegevens van dit nummer in combinatie met het IMEI-nummer dat is gekoppeld aan de Mundo Reader S.L. Aquaris. Uit de analyse hiervan is gebleken dat beide telefoons dezelfde reisbewegingen maken op een dag. Beide telefoons maken steeds gebruik van dezelfde basisstations die bij elkaar in de buurt liggen.
Uit onderzoek is gebleken dat het [IMEI nummer 1] in Encrochat voorkwam en gebruikt werd door [gebruikersnaam 1] .Door andere Encrochat-gebruikers is het account van [gebruikersnaam 1] onder andere opgeslagen onder de namen: ‘ [namen] ’. Uit het dossier blijkt dat de verdachte, wiens voornaam met een ‘ [letter] ’ begint, 1.97 meter lang is en uit Den Haag komt. Daarnaast wordt op 18 april 2020 in een gesprek tussen [gebruikersnaam 1] en Encrochat-gebruiker ‘ [gebruikersnaam 2] ’ aan [gebruikersnaam 1] gevraagd of “de [naam café] open is”. De verdachte is eigenaar geweest van een café met de naam “ [naam café] ” in Ypenburg. Voorts werd in een gesprek op 4 mei 2020 tussen [gebruikersnaam 1] en Encrochat-gebruiker ‘ [gebruikersnaam 3] ’ door [gebruikersnaam 1] gezegd dat zijn zoon er aan komt met een “zwarte gla merc”. Uit onderzoek blijkt dat de verdachte een zoon heeft, [naam zoon verdachte] , die sinds 6 juni 2019 een rijbewijs heeft. De verdachte heeft een zwarte Mercedes GLA op zijn naam staan.
In een ander strafrechtelijk onderzoek (‘Taag’) is onderzoek gedaan naar andere Encrochat-gebruikers, waaronder ‘ [gebruikersnaam 4] ’ en ‘ [gebruikersnaam 5] ’, waar ook [gebruikersnaam 1] contact mee heeft. In dit onderzoek is [getuige] gehoord. Hij heeft verklaard dat de gebruiker van het account [gebruikersnaam 1] “een lange gozer” is.Bij het tonen van een foto van de verdachte aan [getuige] geeft hij aan dat de man op de foto hem bekend voorkomt. Bij de vraag of de man op de foto [gebruikersnaam 1] is maakt [getuige] een geëmotioneerde indruk en geeft hij aan dat hij zich zorgen maakt om de veiligheid van zijn gezin.
Op grond van de voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat de verdachte de gebruiker is van het Encrochat-account [gebruikersnaam 1] .
Encrochatgesprekken
Op 1 april 2020 vond er een gesprek plaats tussen [gebruikersnaam 1] (de verdachte) en de gebruiker van het Encrochat-account ‘ [gebruikersnaam 6] ’, waarin [gebruikersnaam 6] aan de verdachte vroeg “Ligt er nog ice?” en later die avond nog een keer “Heb die nog wat laten weten van dat ice vriend”. De verdachte antwoordde hierop met “rond de 30 kg ligt er”.
Op 2 april 2020 werd door Encrochat-gebruiker ‘ [gebruikersnaam 7] ’ aan de verdachte gevraagd of hij “1 KG ice kan fixen”. De verdachte reageert hierop dat dit wel moet lukken en dat dit “misschien straks al” geregeld kan zijn voor “7500”.
Op 3 april 2020 vond het volgende gesprek plaats tussen Encrochat-gebruiker ‘ [gebruikersnaam 5] ’ en de verdachte via het account van [gebruikersnaam 1] :
[gebruikersnaam 5] : “had jij ook M?”
(..)
[gebruikersnaam 1] : “Cola is niet te krijgen op moment”
[gebruikersnaam 1] : “250 kg zeker”
(..)
[gebruikersnaam 1] : “Er is wel alleen geen cola”
[gebruikersnaam 5] : “Champagne?”
[gebruikersnaam 5] : “Prijs daaevan?”
[gebruikersnaam 1] : “700”
(..)
[gebruikersnaam 1] : “is cola half champagne”.
[gebruikersnaam 1] stuurt hierbij een foto mee.
Op 4 april 2020 had de verdachte met zijn [gebruikersnaam 1] account weer een gesprek met de gebruiker van het Encrochat-account ‘ [gebruikersnaam 7] ’. Dit gesprek ging als volgt:
[gebruikersnaam 7] : “Kan je wat met 12 kilo ice?
[gebruikersnaam 1] : “nee nu niet miaschien begin van de week”
[gebruikersnaam 7] : “oke”
[gebruikersnaam 1] : “Ik koop net 20 kg voor aankomende week voor 7250”.
Op 12 mei 2020 vond er een gesprek plaats tussen de verdachte als [gebruikersnaam 1] en Encrochat-gebruiker ‘ [gebruikersnaam 8] ’. Dit gesprek ging als volgt:
[gebruikersnaam 1] : “jij kan die man uit schiedam die kan ice maken.”
[gebruikersnaam 1] : “uit DMA olie ice maken kan die. Ik heb olie staan”.
[gebruikersnaam 1] : “vraag of die dat wil afdraaien”.
[gebruikersnaam 1] : “Kunnen we wat verdienen vriend”.
[gebruikersnaam 8] : “Ik ga hem van schiedam ff vragen ja. Hoeveel heb je van die dma staan dan.”
[gebruikersnaam 1] : “3 vaten van 200 ltr”.
[gebruikersnaam 1] : “laat dit zien aan hem”.
Door [gebruikersnaam 1] werd een foto meegestuurd van een notitiebriefje waar onder andere op staat “DMA” en “ [cas-nummer] ” en “60%”. Het gesprek gaat daarna verder:
(..)
[gebruikersnaam 1] : “heeft die nog wat gezegt”
[gebruikersnaam 8] : “ja net pas of het mda of dma olie was”
[gebruikersnaam 8] : “want dma is een trip drugs kom vab de wortel zegt die”
[gebruikersnaam 1] : “dma olie”
[gebruikersnaam 8] : “hij zegt dat het trip drugs is”.
Op 10 juni 2020 had de verdachte via zijn [gebruikersnaam 1] -account een gesprek met Encrochatgebruiker ‘ [gebruikersnaam 3] ’ waarin [gebruikersnaam 3] vraagt of hij “50 kan pakken van die A”. [gebruikersnaam 1] geeft vervolgens aan dat hij gaat vragen of het er nog is. Daarna zegt hij “50 of 55 ltr”. [gebruikersnaam 3] zegt “50”. [gebruikersnaam 1] zegt dat hij daar 650 voor betaalt. [gebruikersnaam 3] zegt daarop “ik kan je max 675 geven maat”. Uiteindelijk zegt de verdachte:“me neef komt brengen” met een “witte mazda nieuw model”. Ongeveer een half uur later zegt [gebruikersnaam 3] “K.wacht hier samen met je neef ff op die vriend van me”. Vervolgens stelt [gebruikersnaam 3] een aantal vragen of het goed is en of het wel allemaal klopt. De verdachte vraagt het na en zegt uiteindelijk “Moet gewoon goed zijn maat”.
Tot slot heeft de verdachte op 11 juni 2020 een gesprek gehad met Encrochat-gebruiker ‘ [gebruikersnaam 9] ’. Dit gesprek verliep als volgt:
[gebruikersnaam 1] : “Had je nig blok nodig vriend”
[gebruikersnaam 9] : “Welke heb je”.
[gebruikersnaam 1] stuurt een foto van twee witte blokken.
[gebruikersnaam 9] : “welke prijs”.
[gebruikersnaam 1] : “26500”
[gebruikersnaam 9] : “ok top voor morgen een kom ik kijken”.
[gebruikersnaam 1] : “is goed ik ga regelen”
[gebruikersnaam 1] : “ik kan iedere week voor je regelen originele”.
Gebruikte termen
Door de verdachte wordt in voornoemde gesprekken gesproken over ‘ice’, ‘M’, ‘cola’, ‘champagne’, ‘DMA olie’, ‘A’ en ‘blok(ken)’.
Verbalisanten beschrijven in het proces-verbaal dat hen ambtshalve bekend is dat met ‘ice’ zuivere methamfetamine wordt bedoeld. De afkorting ‘M’ wordt door criminelen gebruikt voor MDMA (xtc). De termen ‘cola’ en ‘champagne’ verwijzen naar niet-zuivere respectievelijk zuivere MDMA. Van de afkorting ‘A’ is ambtshalve bekend dat daarmee amfetamine wordt bedoeld, ook in vloeibare vorm. Met een ‘blok’ wordt gedoeld op een blok van 1 kilogram cocaïne. In het chatgesprek wordt ‘een blok’ verkocht voor € 26.500,-. De gemiddelde prijs voor een kilogram cocaïne ligt tussen de € 26.000,- en € 28.000,-.
DMA-olie is de vloeibare vorm van DMA. Een cas-nummer is een uniek nummer van een chemisch element. Dit nummer is door de verdachte doorgegeven bij de vraag of er ice gemaakt kan worden van DMA-olie. Ook wordt hierbij gezegd dat het een trip drugs is.
Door [getuige] wordt bovenstaande deels bevestigd. Zo verklaart hij dat er werd gehandeld in harddrugs en dat hij onder andere in opdracht van [gebruikersnaam 1] harddrugs vervoerde. Ook verklaarde hij dat met een ‘blok’ inderdaad een blok van 1 kilogram cocaïne wordt bedoeld.
Gelet op het bovenstaande stelt de rechtbank vast dat er in de Encrochat-gesprekken van de verdachte wordt gesproken over harddrugs, namelijk amfetamine, cocaïne, methamfetamine, MDMA en DMA.
De rol van [gebruikersnaam 1]
De rechtbank leidt uit de bovenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, af dat [gebruikersnaam 1] , zijnde de verdachte, regelmatig benaderd wordt door andere Encrochat-gebruikers met de vraag of bepaalde harddrugs geleverd kunnen worden en tegen welke prijs. [gebruikersnaam 1] stuurt hierop informatie over de beschikbaarheid, prijs, levertermijn en de locatie waar de drugs kunnen worden opgehaald. Ook stuurt hij enkele keren op verzoek foto’s van de drugs waarnaar geïnformeerd wordt. Hieruit leidt de rechtbank af dat [gebruikersnaam 1] kennelijk zeggenschap had over wat er met de drugs ging gebeuren en dat deze zich binnen zijn machtssfeer bevonden. Daarmee heeft hij de drugs als ‘pleger’ opzettelijk aanwezig gehad. Dat de drugs vervolgens ook daadwerkelijk op aangeven van de verdachte werden vervoerd, verkocht, verstrekt en afgeleverd, blijkt uit de verklaring van getuige [getuige] . Dit levert een bewuste en nauwe samenwerking met een gewichtige rol voor de verdachte op; in zoverre is sprake van ‘medeplegen’ en niet, zoals de raadsman heeft betoogd, slechts van behulpzaamheid of medeplichtigheid.
Tussenconclusie
Gelet op al het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de periode tussen 1 april 2020 en 11 juni 2020 tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk methamfetamine, cocaïne, MDMA en DMA heeft vervoerd, verkocht, verstrekt, afgeleverd en/of aanwezig heeft gehad .
Chatgesprekken
Op 1 april 2020 heeft de verdachte via zijn [gebruikersnaam 1] -account een gesprek gevoerd met Encrochat-gebruiker ‘ [gebruikersnaam 10] ’. In dit gesprek werd onder andere het volgende gezegd:
[gebruikersnaam 10] : “Hi gab”
[gebruikersnaam 10] : “Vtiend vraagt of je locatie heb om blokken te maken”
[gebruikersnaam 1] : “Ja heb ik. Ik heb lokatie daarom moet ik hem zien. Kan ice draaien ook”
[gebruikersnaam 1] : “Alles kan ik in een week geregeld hebben”
(..)
[gebruikersnaam 1] : “Ketels alles heb ik”
[gebruikersnaam 1] : “600 ltr ketel ik probeer hem al een week te spreken”
[gebruikersnaam 10] : “ja haha”
[gebruikersnaam 10] : “morgen?? 11u”
[gebruikersnaam 1] : “Kan 12 uur vriend il heb 11 uur afspraak
[gebruikersnaam 1] : “En waar?”
[gebruikersnaam 10] : “Ja waar is ok”
[gebruikersnaam 10] : “??”
(..)
[gebruikersnaam 10] : “We komen jou kan”
[gebruikersnaam 10] : “Binnen praten ok”
[gebruikersnaam 1] : “Oke beter toch tot vrijdag”
(..)
[gebruikersnaam 1] : “ [adres 3] ”
(..)
[gebruikersnaam 1] : “Man van locatie en ketels is er ook”
(..)
[gebruikersnaam 10] : “Ja we komen eraan”.
Op 2 april 2020 heeft de verdachte als [gebruikersnaam 1] een gesprek met Encrochat-gebruiker ‘ [gebruikersnaam 7] ’.
[gebruikersnaam 1] : “Die kwik zit ik mee”
[gebruikersnaam 7] : “Ja.. Heb geeb btc maat sorry.. Ik ben er vandaag weer mee bezig”
[gebruikersnaam 1] : “Ze kunnen niet verder nu”
[gebruikersnaam 7] : “Ze hebben 5 kg vandaag wel he”
[gebruikersnaam 1] : “Dat is zo”
[gebruikersnaam 7] : “Ja niet veel ik begrijo maar tis kut btc”
[gebruikersnaam 1] : “We gaan olie aan hem geven dus wil hem niet kwijt”
[gebruikersnaam 7] : “Nee dat begrijp ik ik zit echt niet stil doe elke dag me best met die kut btx”
[gebruikersnaam 7] : “Kan je 10 K brengen na leiden nu”
[gebruikersnaam 1] : “Ja is goed”
[gebruikersnaam 7] : “Ole hoelaat kan je er wezen”
[gebruikersnaam 1] : “13 uur”
[gebruikersnaam 1] : “Waar we laatst waren”
[gebruikersnaam 7] : “Nee ik stuir je adres 4 min verder”
[gebruikersnaam 1] : “Oke”
Ook op 3 april 2020 heeft de verdachte een gesprek gevoerd met Encrochat-gebruiker ‘ [gebruikersnaam 7] ’. Dit gesprek ging als volgt:
[gebruikersnaam 7] : “Die jonge heb weer 40K pak jij die morgen aub.. Ik ben er niet”
[gebruikersnaam 1] : “Wat bedoel je ik bem morgen druk ben tond 16:30 terug”
[gebruikersnaam 1] : “Daarna kan het”
[gebruikersnaam 7] : “Btc”
[gebruikersnaam 7] : “Oke ga ik dat zegge als die ze heefr”
[gebruikersnaam 1] : “Moetbik 40 K brengen bedoel je”
[gebruikersnaam 7] : “En ik heb vanacht nog 8K of zo dus dan hebben we al 50 K btc bijna”
[gebruikersnaam 7] : “Nee ik stuur iemand die btx over maak waar je bij bent”
[gebruikersnaam 7] : “Maandag kan ik ook 25K doen.. Dan laat ik vast die mono sturen”.
[gebruikersnaam 1] : “Oke en die 40 k dan”
[gebruikersnaam 7] : “Je wikt toch mono of nier”
[gebruikersnaam 1] : “Oke ja maar ik heb ook gevraat 102500 aan die jkngen toch”
[gebruikersnaam 7] : “Ja oke kijken wie als eerst komt.. Maar je heb toch ook water nodig?”
[gebruikersnaam 1] : “Oke ga ik die afzeggen”.
Op 6 april 2020 heeft de verdachte wederom een gesprek met Encrochat-gebruiker [gebruikersnaam 7] .
[gebruikersnaam 1] : “Ik heb ook leuk nieuws”
[gebruikersnaam 1] : “Me maat die water naar binnen trok”
[gebruikersnaam 1] : “Wil weer doen. Maar wil met betrouwbare mensen werken”
[gebruikersnaam 1] : “Dus wij”
[gebruikersnaam 1] : “We gaan 30 k ltr binnen halen”
[gebruikersnaam 1] : “Maar hij kan nergens verlopig in de buurt komen”
[gebruikersnaam 1] : “Zijn we rond de 5 euro kwijt per ltr”.
[gebruikersnaam 7] : “Ga weg”.
[gebruikersnaam 1] : “Hij heeft geen geld dus zoekt iemand die te vertrouwen is en wil inversteren en kan opslaan hin regeld de rest”
[gebruikersnaam 1] : “Hij wil aan tafel met ons”
[gebruikersnaam 7] : “Oke nou gaan we doe toch ik heb ook top opslag he”
[gebruikersnaam 1] : “Ja daarom. En we moeten opslag hebbem voor een dag om tank wagen leeg te maken in ibc 1000 ltr”
[gebruikersnaam 1] : “Boederij ofzo 1 dag”
[gebruikersnaam 7] : “Heb ik geen probleemm. Nee ik heb veel mooiers”
[gebruikersnaam 1] : “En dan van daaruit die boxen weg stage”
[gebruikersnaam 7] : “Heb ik”.
Op 2 mei 2020 voerde de verdachte met zijn [gebruikersnaam 1] -account het volgende gesprek met Enrochat-gebruiker “ [gebruikersnaam 11] ”:
[gebruikersnaam 11] : “zie vanaaf die ene [gebruikersnaam 12] dus duimen”
[gebruikersnaam 11] : “Hoe vaak wil die naar zwitserland gaan”
[gebruikersnaam 1] : “Ze veel mogelijk”
[gebruikersnaam 11] : “Hebben ze daar loods”
[gebruikersnaam 11] : “Om te lossen”
(..)
[gebruikersnaam 11] : “En mwt een bussie ia dat ook goed waarschijnlijk met stash”
[gebruikersnaam 1] : “Oke super ja top”
[gebruikersnaam 11] : “Kan dat ook bus met stash”
[gebruikersnaam 1] : “Ja is goed”.
Op 6 mei 2020 heeft de verdachte opnieuw een gesprek met Encrochat-gebruiker [gebruikersnaam 7] .
[gebruikersnaam 7] : “Ik kan takke opsturen na turkije wat denk je wat de prijs daar is dan”
[gebruikersnaam 1] : “Heb je tp”
[gebruikersnaam 1] : “Als je dat heb kunnen we gels versienen”
[gebruikersnaam 1] : “Direct”
[gebruikersnaam 7] : “Iemand die ik ken ja”
[gebruikersnaam 1] : “Dan kunnen we beginnen”
[gebruikersnaam 7] : “Haha met wat dan”
[gebruikersnaam 1] : “Ik ken iemand die hier zit. Kunnen we weed inkopen voor hem en meelopen als we tp hebben”
[gebruikersnaam 7] : “Oke hoeveel kilo? En welke plaats moet de tp heen? En hoe bedoel je inkopen voor hem?”
[gebruikersnaam 1] : “Hij hewft koper daar. Hij wil opzeker samwn doen”
[gebruikersnaam 1] : “Vraag zoveel mogelijk info van tp”
[gebruikersnaam 7] : “Haha wat krijt hij daar dan per kg?”
[gebruikersnaam 1] : “Dan ga ik dat zeggen tegen hem”
[gebruikersnaam 1] : “En ga ik alle ingo vragen”
[gebruikersnaam 7] : “Ja welke plaats moet het heen”
[gebruikersnaam 7] : “Oke ga ik vragen..”
[gebruikersnaam 7] : “Laat je weten als ik weet op die tp turkije heeft.. Maar iemand anders die bood me aan dat ik mee mag gooien die rijd al op turkije.. Krijg ik 8000 euro per kg”
[gebruikersnaam 1] : “Oke ik laat je dat weten”.
Ook op 7 en 8 mei 2020 vond er een gesprek plaats tussen de verdachte en Encrochat-gebruiker [gebruikersnaam 7] .
[gebruikersnaam 7] : “Maat”
[gebruikersnaam 7] : “Locatie sittard klaar”
[gebruikersnaam 7] : “Ze kennen erib als ze willen..”
[gebruikersnaam 7] : “Maat? Enige os dat we b vacuun eveb moet beginnen”
[gebruikersnaam 7] : “Maar beter nu beginnen met iets dan de hele tijd wachten”
[gebruikersnaam 1] : “Oke ga ik doorgeven”
[gebruikersnaam 7] : “Oke actie..”
[gebruikersnaam 7] : “Vraag of er veel geur vrij komt op die manier aub”
[gebruikersnaam 1] : “pke”
(..)
[gebruikersnaam 1] : “Hij zegt laten we alles gewoon doen zoals afgesproken” We moeten toch wachten tot kok kan vliegen trerug”
[gebruikersnaam 7] : “Oh vliege staam ze gelijk op scherp he”
[gebruikersnaam 1] : “Ja klopt”
[gebruikersnaam 7] : “Hm oke”
[gebruikersnaam 1] : “Ik ga vragen of ze niet met auto kunnen komen”.
Op 25 mei 2020 voerde de verdachte wederom een gesprek met Encrochat-gebruik [gebruikersnaam 11] . Dit gesprek ging als volgt:
[gebruikersnaam 11] : “Hoe gaat het te werk maat”
[gebruikersnaam 1] : “Spanje. Tp”
[gebruikersnaam 1] : “Moe a olie heen”
[gebruikersnaam 1] : “Kan je dat”
(..)
[gebruikersnaam 1] : “Spanje. A olie moet er heen. Kan je dat”
[gebruikersnaam 1] : “Moet naar spanje. A olie brengen”
(..)
[gebruikersnaam 11] : “Hoeveel liter”
[gebruikersnaam 1] : “50 ltr om te beginnen”
[gebruikersnaam 1] : “Daarna elke keer 100 ltr”
[gebruikersnaam 11] : “Waar in Spanje”
[gebruikersnaam 1] : “San sebastian”
[gebruikersnaam 11] : “Is dat ibiza ofzo”
[gebruikersnaam 1] : “geen idee”
[gebruikersnaam 1] : “Wat kost het”
[gebruikersnaam 11] : “Ja dat is ibiza”
(..)
[gebruikersnaam 11] : “Hoe lever je het aan de a olie”
[gebruikersnaam 1] : “in jerry can”
[gebruikersnaam 1] : “wat kost het”
[gebruikersnaam 11] : “Ja rustig denk rond 500”
[gebruikersnaam 11] : “Per lit”
(..)
[gebruikersnaam 1] : “Is bijna duurder als de olie zelf dan”
(..)
[gebruikersnaam 1] : “Olie kost 650”
[gebruikersnaam 11] : “Ewa ja moet [gebruikersnaam 12] betalen”
[gebruikersnaam 1] : “Ja oke”
[gebruikersnaam 11] : “Denk jr wqt diesel tolwegen al kosten dan de [gebruikersnaam 12] ”
[gebruikersnaam 1] : “Dus is beter 100 ltr sturen”
[gebruikersnaam 11] : “5 k”
[gebruikersnaam 11] : “20 k [gebruikersnaam 12] ”
[gebruikersnaam 11] : “En wij drieen 5 k”
[gebruikersnaam 1] : “Oke top ik ga zeggen 100 ltr moet sturen”.
Tot slot heeft de verdachte op 11 juni 2020 een gesprek gehad met Encrochat-gebruiker ‘ [gebruikersnaam 9] ’. Dit gesprek verliep als volgt:
[gebruikersnaam 1] : “Had je nig blok nodig vriend”
[gebruikersnaam 9] : “Welke heb je”.
[gebruikersnaam 1] stuurt een foto van twee witte blokken.
[gebruikersnaam 9] : “welke prijs”.
[gebruikersnaam 1] : “26500”
[gebruikersnaam 9] : “ok top voor morgen een kom ik kijken”.
[gebruikersnaam 1] : “is goed ik ga regelen”
[gebruikersnaam 1] : “ik kan iedere week voor je regelen originele”.
Gebruikte termen
Zoals ten aanzien van feit 1 is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat met ‘ice’ methamfetamine wordt bedoeld en met een ‘blok’ een kilogram cocaïne.
Gelet op het feit dat de verdachte zich met de handel in harddrugs bezig hield, stelt de rechtbank eveneens vast dat met ‘A olie’, ‘mono’ en ‘water’ wordt gedoeld op harddrugs dan wel grondstoffen voor het maken van harddrugs. Zo wordt met ‘mono’ Methylamine bedoeld en wordt met ‘water’ waterstofgas bedoeld, wat beide wordt gebruikt bij het produceren van MDMA.Met ‘A olie’ wordt bedoeld de afgedraaide olie van BMK, amfetamine of MDMA.
De rol van [gebruikersnaam 1]
De rechtbank leidt uit de bovenstaande bewijsmiddelen af dat [gebruikersnaam 1] , zijnde de verdachte een belangrijke rol speelde in de voorbereiding van de (internationale) drugshandel. Niet alleen vonden er via de chat onderhandelingen plaats over de prijzen, kwaliteit en hoeveelheden, ook heeft hij een busje geregeld met een stashplek, heeft hij anderen uitgenodigd in de woning aan de [adres 3] om ‘ice te draaien’ en ‘blokken’ te maken en regelde hij geld ten behoeve van de drugsdeals.
Tussenconclusie
Gelet op al het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de periode tussen 1 april 2020 en 11 juni 2020 tezamen en in vereniging met anderen voorbereidingshandelingen heeft getroffen voor de handel in harddrugs in Nederland en het buitenland.
Chatgesprekken
Op 8 april 2020 werd de verdachte als [gebruikersnaam 1] door Encrochat-gebruiker ‘ [gebruikersnaam 13] ’ aangesproken met de vraag: “Heb je nog blaffers legge toevallig maat?”. De verdachte reageerde hierop met: “Nee maat”, waarop [gebruikersnaam 13] vroeg: “Je weet ook nirmand? K zoek 2 schone 9 mm”. De verdachte gaf vervolgens aan dat hij het zal vragen voor hem.
Op diezelfde dag, nog geen half uur later, voerde de verdachte het volgende gesprek met Encrochat-gebruiker ‘ [gebruikersnaam 14] ’:
[gebruikersnaam 14] : “Vriend van me.heefd 6 doosje 9 mm wwet jij nog.iemand die intresse heeft”
[gebruikersnaam 1] : “Alleen kogels of ook de rest”
[gebruikersnaam 14] : “Alleen kogels rest krijg die ook later pas”
[gebruikersnaam 1] : “Als alles is heb ik klant.”
[gebruikersnaam 1] : “Kan er 2 weg doen”
[gebruikersnaam 14] : “Ok”
Op 19 april 2020 werd de verdachte aangesproken door Encrochat-gebruiker ‘ [gebruikersnaam 15] ’ die aan hem vraagt: “Kan jij aan wapens komem”. De verdachte reageerde hier twee dagen later op met: “Normaal wel maar op moment niet”.
Op 16 mei 2020 voerde de verdachte als [gebruikersnaam 1] een gesprek met Encrochat-gebruiker ‘ [gebruikersnaam 16] ’. Dit gesprek ging als volgt:
[gebruikersnaam 16] : “Broer een vraagje”
[gebruikersnaam 16] : “Broer heb je een wapen nu”
[gebruikersnaam 1] : “Om te kopen”
[gebruikersnaam 16] : “Is heel belangrijk”
[gebruikersnaam 16] : “Heb jij nu een”
[gebruikersnaam 16] : “Heb nu nodig”
[gebruikersnaam 16] : “Een vrind van mij heb problemen”
[gebruikersnaam 1] : “Ik kan wapen kopen nu”
[gebruikersnaam 16] : “Welke hebb je”
[gebruikersnaam 1] : “Me neef ze maat heeft er een te koop”
[gebruikersnaam 1] : “9 mm cz”
(..)
[gebruikersnaam 16] : “Wat vraag hij”
[gebruikersnaam 1] : “2500. Ik kan hem gelijk halen”
[gebruikersnaam 16] : “Broer clok 3 dyuzend zegt hij”
[gebruikersnaam 1] : “Clock is veel duurder 3500 en 400
[gebruikersnaam 1] : “Laat maar weten broer. Als te laat is moet je hem ophalen als je wil in rijswijk”
[gebruikersnaam 16] : “Broer kan je naar rotterdam brengen aub”
[gebruikersnaam 16] : “Is wel duur broer”
[gebruikersnaam 16] : “Maar me vrind heb nodig”
[gebruikersnaam 1] : “Zijn omhoog gegaan laatste tijd ikvind het ook”
(..)
[gebruikersnaam 16] : “Brorr is goed hoe lang duurr het dat je hier ben”
[gebruikersnaam 1] : “Ik ben vragen nu”
[gebruikersnaam 16] : “Ok”
[gebruikersnaam 1] : “45 min bij jou”
(..)
[gebruikersnaam 1] : “Kan niet meer terug nemen he broer morgen”
[gebruikersnaam 16] : “Broer wij zijn tog geen klein kinderen als hij gebruik dan hiir je van tv”.
De rol van [gebruikersnaam 1]
Uit de bovenstaande chatgesprekken leidt de rechtbank af dat [gebruikersnaam 1] , zijnde de verdachte, in de tenlastegelegde periode regelmatig benaderd werd met vragen over wapens en munitie. Zo wordt aan hem gevraagd of hij nog blaffers heeft, of hij aan wapens kan komen en of hij iemand weet die interesse heeft in “6 doosjes 9 mm”. [gebruikersnaam 1] antwoordt hierop onder andere dat hij normaal wel wapens heeft, onder welke voorwaarde hij een klant heeft en dat hij er twee weg kan doen. Uit het chatgesprek met [gebruikersnaam 16] blijkt dat er daadwerkelijk een wapen geleverd wordt door de neef van [gebruikersnaam 1] voor
€ 2500,-. [gebruikersnaam 1] heeft kennelijk de beschikkingsmacht over wapens, kan wapens leveren, is op de hoogte van de marktprijs van wapens en kent klanten die wapens kunnen afnemen. Hieruit leidt de rechtbank af dat hij niet alleen in de drugshandel, maar ook in de wapenhandel een belangrijke, onmisbare rol als tussenpersoon heeft vervuld. Ten laste is gelegd dat hij zonder erkenning (vergunning) in de uitoefening van een bedrijf heeft gehandeld en daar bovendien een beroep op gewoonte van heeft gemaakt. De rol van tussenpersoon/makelaar beoordeelt de rechtbank als het medeplegen (met de verkoper en de koper) van het verhandelen van de vuurwapens en gelet op het aantal verzochte transacties en de langere pleegperiode kan bewezen worden dat de verdachte zich hier beroepsmatig mee bezig hield.
Tussenconclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de uitoefening van een bedrijf, tezamen en in vereniging met een ander vuurwapens heeft verhandeld, van welk feit de verdachte en beroep of gewoonte heeft gemaakt.
De rechtbank zal voor dit feit met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit tenlastegelegde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank bezigt de volgende bewijsmiddelen:
- De verklaring van verdachte ter terechtzitting;
- Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 september 2020 (blz. 190 e.v.);
- Proces-verbaal Wapens Munitie en Explosieven d.d. 22 september 2020 (blz. 164 e.v.);
- Proces-verbaal Wapens Munitie en Explosieven d.d. 22 september 2020 (blz. 167 e.v.).
Ten aanzien van het witwassen (feit 5, 6 en 7)
Juridisch kader witwassen
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid, aanhef onder a dan wel b, van het Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf”, niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Naar inmiddels bestendige jurisprudentie kan indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf (brondelict), het in de tenlastelegging opgenomen onderdeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp of de gelden uit enig misdrijf afkomstig is.
De rechter dient daarbij dan de volgende stappen te doorlopen.
Allereerst zal moeten worden vastgesteld of zich feiten en omstandigheden voordoen die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien zulks zich voordoet, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het in de tenlastelegging genoemde voorwerp. Een dergelijke verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp. Mede op basis van de resultaten van dat onderzoek zal moeten worden beoordeeld of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Indien een dergelijke verklaring is uitgebleven, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn bewijsoverwegingen (o.a. HR 18 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2352). Feit 5
Op 22 september 2020 vond er een doorzoeking plaats in de woning van de verdachte aan de [adres 1] te Den Haag. Tijdens de doorzoeking zijn verspreid in de woning meerdere geldbedragen aangetroffen. In de keuken werden in een lade 101 briefjes van
€ 50,- aangetroffen, met een totaalbedrag van € 5.050,-. In de slaapkamer van de verdachte en zijn vrouw werd in een portemonnee in een ladekast in totaal € 645,- aangetroffen (acht briefjes van € 50,-, negen briefjes van € 20,-, vijf briefjes van € 10,- en drie briefjes van
€ 5,-). In de inloopkleedkamer werd achter een afwerklat tussen de muur en een kledingkast in totaal € 45.000,- aangetroffen in twee bundels met briefjes van € 50,- (één bundel met
€ 25.000,- en één bundel met € 20.000,-). In dezelfde ruimte werd onder meer een vuurwapen van het merk Glock en een magazijn met 6 patronen aangetroffen.
Op de vraag hoe de verdachte aan zoveel contant geld komt heeft de verdachte bij de politie niets willen verklaren. Ter terechtzitting heeft hij hierover verklaard dat dit geld uit zijn ondernemingen in de horeca en de verhuur van vastgoed van de afgelopen jaren afkomstig is en dat hij dit thuis bewaart omdat hij bang is dat de banken failliet gaan en omdat zijn compagnon niet goed met geld om kan gaan en hij het geld zodoende niet op hun gezamenlijke rekening wil storten.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de feiten en omstandigheden waaronder het geldbedrag van € 50.695,- is aangetroffen van dien aard dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Het grootste deel van het cash geld (€ 45.000,-) is in twee, in papier gewikkelde, bundels van € 50,- biljetten in een verborgen ruimte in de inloopkast aangetroffen tezamen met een semiautomatisch pistool. De overige bedragen, ook voornamelijk € 50,- biljetten, lagen verspreid in de woning. Het is een feit van algemene bekendheid dat de handel in drugs en wapens gepaard gaat met het voorhanden hebben van grote bedragen cash geld. Dit wordt ook ondersteund door de chatgesprekken die zich in dit dossier bevinden. Gelet op de hiervoor met betrekking tot feit 1 en 3 vastgestelde feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van cocaïne- en wapenhandel door de verdachte, gaat de rechtbank ervan uit dat het aangetroffen geldbedrag de directe opbrengst betreft van die misdrijven.
Gezien het voorgaande mag van de verdachte een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk aan te merken verklaring worden verwacht dat het geldbedrag niet van deze misdrijven afkomstig is. Naar het oordeel van de rechtbank is een dergelijke verklaring uitgebleven. De verdachte heeft in het algemeen verwezen naar facturen en nota’s om zijn standpunt te onderbouwen dat hij ook een legaal inkomen had, maar deze stukken zeggen niet concreet iets over het cash bedrag van € 50.695,-. Zo heeft een groot deel van de overgelegde facturen (bijlage 3) betrekking op gestorte geldbedragen, hetgeen juist een contra indicatie is voor het voorhanden hebben van cash geld. Verder is de datum en tenaamstelling van de overgelegde stukken ook niet direct te koppelen aan de verdachte en de dag van aantreffen van het geldbedrag. Er zijn bijvoorbeeld geen pinbonnen, bewijzen van geldopname of administratieve stukken overgelegd die dit cash bedrag in deze coupures concreet kunnen verklaren.
Omdat de verklaringen van de verdachte onvoldoende concreet en verifieerbaar zijn, ligt het niet op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de uit de verklaring van de verdachte blijkende alternatieve herkomst van het geld of de goederen.
Tussenconclusie feit 5
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat het cash bedrag van € 50.695,- dat de verdachte voorhanden heeft gehad onmiddellijk uit eigen misdrijf afkomstig is. Nu de pleegperiode zich beperkt tot een dag kan niet van een beroep of gewoonte worden gesproken. Het tenlastegelegde kan derhalve worden bewezen, maar zoals hierna zal worden overwogen levert dit niet een strafbaar feit op.
Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte aan de [adres 1] in Den Haag werden ook verschillende aankoopbewijzen aangetroffen van luxe modewinkels als Louis Vuitton, Gucci en Michael Kors. Alle aankoopbewijzen zijn gedateerd op 2 september 2020. Uit de aankoopbewijzen blijkt dat er is gewinkeld voor een totaalbedrag van
€ 6.914,40.
Hiernaar gevraagd heeft de verdachte ter terechtzitting bevestigd dat hij deze contante uitgaven heeft gedaan.
Ook ten aanzien van het contante geld waarmee in de luxe modewinkels is gewinkeld overweegt de rechtbank, in dezelfde lijn als hierboven onder feit 5, dat er een gerechtvaardigd vermoeden is dat dit afkomstig is uit de, onder feit 1 en 3 bewezenverklaarde drugs- en wapenhandel en derhalve van misdrijf afkomstig is. De verklaring van de verdachte dat dit vakantiegeld zou zijn heeft hij op geen enkele wijze onderbouwd en is daarom niet concreet en verifieerbaar. Door het contante geld om te zetten in luxe goederen heeft de verdachte de werkelijke criminele herkomst van het geld verhuld.
Tussenconclusie feit 6
De rechtbank acht, gelet op het bovenstaande, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het geldbedrag van € 6.914,40 heeft witgewassen op 2 september 2020.
De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte het Hublot-horloge heeft witgewassen nu uit de door de verdachte overgelegde foto’s aannemelijk is geworden dat hij dit horloge al langere tijd in zijn bezit had.
Op 4 april 2020 voerde de verdachte als [gebruikersnaam 1] een gesprek met Encrochat-gebruiker [gebruikersnaam 7] . Dit gesprek verliep als volgt:
[gebruikersnaam 1] : “Mischien heb ik heregeld 102500 euro btc”
[gebruikersnaam 7] : “Top”
[gebruikersnaam 1] : “ [gebruikersnaam 1] @encrochat.com “ [gebruikersnaam 17] : Ok [gebruikersnaam 17] : 81k [gebruikersnaam 17] : Kan nu als je qr stuurt [gebruikersnaam 17] : 81k + 5 % kan [gebruikersnaam 17] : Akkoord?”
[gebruikersnaam 1] : “Ik heb ja gezegt”
[gebruikersnaam 7] : “Oje”
[gebruikersnaam 1] : “Moet je wel bij springen”
[gebruikersnaam 7] : “Mo problemo.. Wanneer?”
[gebruikersnaam 1] : “Morgen ochtemd”
[gebruikersnaam 7] : “Oke wel echt niet dat ik voor niks poen ga haken met die dwaas”
[gebruikersnaam 1] : “Hahahaha wacht evennop akkoord”
[gebruikersnaam 7] : “Oke”
[gebruikersnaam 1] : “Ik heb toe gezegt”
Op 6 april 2020 voerde de verdachte wederom een gesprek met Encrochat-gebruiker [gebruikersnaam 7] :
[gebruikersnaam 1] : “Ik koop die btc van [gebruikersnaam 18] ”
[gebruikersnaam 1] : “11000 euro dan weet je dat”
[gebruikersnaam 7] : “Oke wanneer stuur je die door?”
[gebruikersnaam 1] : “Ik heb over uurtje met hem afgesproken”
Op 6 en 7 april 2020 voerde de verdachte als [gebruikersnaam 1] een gesprek met Encrochat-gebruiker ‘ [gebruikersnaam 5] ’. Dit gesprek verliep als volgt:
[gebruikersnaam 1] : “Gm. Ze hadden 20 k gebracht. Rest straks. Ik rij eind middag naar je toe”
[gebruikersnaam 5] : “Is goed”
(..)
[gebruikersnaam 5] : “Hebben hun de spullen al? Ik heb nog niks gehad qua papiet maat. Ik geloof wel
dat dat het is.”
[gebruikersnaam 1] : “Ik heb al 20 k. Mog niet alles morgen krijg ik weer. Maar nog niks
afgegeven”.
Verbalisanten beschrijven in het proces-verbaal dat ‘btc’ de afkorting is van bitcoins en dat hen ambtshalve bekend is dat bitcoins veel in het criminele circuit worden gebruikt als betaalmiddel gezien het anonieme karakter van de zender en ontvanger.
Uit bovenstaande chatgesprekken blijkt dat de verdachte heeft toegezegd dat hij € 102.500,- wil omzetten in bitcoins en bezig is om dit te regelen. Hieruit kan worden afgeleid dat hij € 102.500,- voorhanden heeft gehad maar nog niet heeft omgezet in bitcoins.
Verder kan worden vastgesteld dat hij een bedrag van € 11.000,- voorhanden heeft gehad dat hij, met tussenkomst van Encrochat-gebruiker ‘ [gebruikersnaam 18] ’, heeft omgezet in bitcoins.
Daarnaast blijkt uit de gesprekken dat de verdachte € 20.000,- voorhanden heeft gehad.
Nu bovenstaande chatgesprekken evident plaatsvinden in het kader van de drugshandel, kan worden vastgesteld dat deze geldbedragen afkomstig zijn uit de door de verdachte gepleegde misdrijven.
Tussenconclusie feit 7
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de verdachte € 102.500,- en € 20.000,- uit eigen misdrijf afkomstig geld voorhanden heeft gehad. Dit levert echter zoals hierna zal worden overwogen nog niet een strafbaar feit op. Daarnaast heeft hij een bedrag van € 11.000,- omgezet in bitcoins en daarmee witgewassen.