ECLI:NL:RBDHA:2021:283
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling tijdigheid bezwaar in bestuursrechtelijke procedure met betrekking tot planschade
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 december 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de tijdigheid van een bezwaar tegen een besluit van de Minister voor Economische Zaken en Klimaat. Eiser, eigenaar van een perceel, had op 16 augustus 2017 een aanvraag ingediend voor tegemoetkoming in planschade veroorzaakt door het Inpassingsplan Zuidring Wateringen - Zoetermeer. De Minister heeft deze aanvraag op 13 oktober 2017 afgewezen. Eiser heeft vervolgens bezwaar aangetekend, maar volgens de ontvangststempel van de verweerder is het bezwaarschrift pas op 27 november 2017 ontvangen, wat buiten de bezwaartermijn viel.
De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat het bezwaarschrift tijdig per fax is verzonden. De verklaring van de vorige gemachtigde was onvoldoende en niet ondersteund door objectieve bewijsstukken. De rechtbank concludeert dat het bezwaarschrift niet op tijd is ingediend en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Daarom had verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk moeten verklaren, wat de rechtbank uiteindelijk deed. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op het griffierecht van € 170,- aan eiser te vergoeden, evenals de proceskosten tot een bedrag van € 1.050,-.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.