4.4De beoordeling van de tenlastelegging
Bespreking alternatief scenario
Door en namens de verdachte is verklaard dat niet hij maar een ander, genaamd [naam 4] , betrokken is geweest bij de verweten strafbare feiten. De verdachte heeft hierover bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat niet hij maar ene [naam 4] gebruik maakte van de bankrekeningen van de verdachte, inlogde op de laptop van de verdachte en [slachtoffer 1] naast het huis van de verdachte met een laptop berichten via sociale media heeft gestuurd. De verdachte heeft voorts verklaard zelf geen gebruik te maken van internetbankieren. Het was [naam 4] aan wie hij zijn bankpas met pincode heeft gegeven. Al die tijd wist de verdachte niet wat er op zijn rekening(en) gebeurde. De verdachte kende [naam 4] overigens alleen bij zijn voornaam, van een voetbalveldje in de buurt. Hij had geen telefoonnummer, wist niet waar hij woonde en kon alleen spaarzaam en in vrij algemene termen beschrijven wie de persoon met de naam [naam 4] was.
De politie heeft onderzoek gedaan naar een persoon genaamd [naam 4] in de omgeving van de verdachte. De wijkagent en medewerkers van jongerenwerk kennen de door verdachte beschreven [naam 4] evenwel niet. Ook op basis van het signalement van en verschafte informatie over [naam 4] is in het onderzoek van de politie niemand naar voren gekomen die [naam 4] zou kunnen zijn. De verdachte heeft verder geen aanvullende verifieerbare informatie over [naam 4] verschaft.
Opvallend verder is dat de verdachte wisselend heeft verklaard over de afgifte van zijn bankpas aan [naam 4] en de afspraken met [naam 4] over het (zelf) pinnen. Zo heeft de verdachte bij de politie verklaard dat hij zijn pinpas weleens uitleende aan [naam 4] en dat de verdachte voor [naam 4] pinde, terwijl de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat [naam 4] gedurende de gehele ten laste gelegde periode de pinpas van de verdachte in zijn bezit had en dat [naam 4] geld pinde voor de verdachte.
Tenslotte zijn er sterke aanwijzingen in het dossier dat de verdachte zijn rekeningen zelf gebruikte. Zo werden de ING- en BUNQ-rekeningen van de verdachte gebruikt om besteld eten te betalen waarbij het eigen mailadres van de verdachte is gebruikt en zijn eigen woonadres is opgegeven als afleveradres. Verder ontving de ING-rekening de vaste inkomsten van de verdachte, waaronder zijn loon en zorgtoeslag. Het openen van de BUNQ-rekening op naam van de verdachte is bovendien uitsluitend mogelijk op basis van een identiteitsbewijs en een video met gezichtsherkenning, zodat het niet aannemelijk is dat deze rekening is geopend zonder dat verdachte dit (mede) wist.
De rechtbank is gelet op het voorgaande dan ook van oordeel dat het door de verdachte naar voren gebrachte alternatief scenario niet aannemelijk is geworden.
Dagvaarding I, feit 1: deelname aan een criminele organisatie
Naar vaste rechtspraak is van een criminele organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht sprake als een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad bestaat, dat het plegen van misdrijven als oogmerk heeft. Dit samenwerkingsverband kan blijken uit gemeenschappelijke regels of doelstellingen, maar ook uit het bestaan van een zekere gelaagdheid en/of rolverdeling tussen de verschillende deelnemers. Er is reeds sprake van een dergelijke organisatie wanneer één persoon en minimaal één of meer anderen voor een door hen gesteld doel samenwerken. Het optreden als eenheid is geen absolute voorwaarde. Ook hoeft er geen sprake te zijn van formeel afgebakende taken, maar het samenwerkingsverband moet wel meer dan een incidenteel karakter hebben (vgl. HR 16 oktober 1990, NJ 1991, 442 en HR 10 juli 2001, NJ 2001, 687). Van een duurzaam, min of meer gestructureerd samenwerkingsverband kan al blijken als er gedurende een vaste periode door bepaalde personen volgens een vast patroon wordt samengewerkt. Niet noodzakelijk is daarbij dat het enkel steeds dezelfde personen betreft, wel dient er sprake te zijn van een vaste kern (vgl. HR 29 januari 1991, NJB 1991, 50). Ook is in dezen niet vereist dat al de personen van de organisatie onderling met elkaar samengewerkt hebben of bekend waren met de andere deelnemers aan de organisatie en hun bezigheden voor die organisatie (vgl. HR 9 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ8470 en HR 22 januari 2008, NJ 2008, 72). Ten slotte hebben duurzaamheid en gestructureerdheid betrekking op het bestanddeel 'organisatie' en niet op 'deelneming', zodat ook een relatief korte bijdrage aan een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband strafbaar kan zijn. Om van deelname aan een criminele organisatie te kunnen spreken, is vereist dat de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en de betrokkene (ten minste) de wetenschap heeft dat er misdrijven worden gepleegd door het samenwerkingsverband waar hij deel van uitmaakt. Niet vereist is dat de deelnemer enige vorm van opzet heeft gehad op de door de criminele organisatie beoogde concrete misdrijven. Anderzijds moet de deelnemer wel een aandeel hebben in, dan wel gedragingen ondersteunen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen 1 tot en met 29 het volgende vast.
In onderzoek [naam 3] zijn drie bankrekeningen naar voren gekomen op naam van de verdachte, te weten [rekeningnummer 1] , [rekeningnummer 2] en [rekeningnummer 3] .
Blijkens de financiële historische verkeersgegevens van bankrekening [rekeningnummer 2] is in de periode van 1 maart 2019 tot en met 6 september 2019 in totaal 1.115 keer een geldbedrag variërend van € 3,- tot € 3.000,- bijgeschreven vanaf verschillende bankrekeningen. Deze geldbedragen zijn veelal middels betaalverzoeken zoals Tikkie overgeboekt met onder meer de beschrijvingen ‘ [code 3] ’, ‘ [code 3] ’ en ‘ [code 3] ’.
Op 11 juni 2019 is er € 25,- overgemaakt van de ING-rekening van de verdachte naar medeverdachte [medeverdachte 1] middels een betaalverzoek.
Blijkens de financiële historische verkeersgegevens van bankrekening [rekeningnummer 1] is er in de periode van 7 juni 2019 tot en met 19 juni 2019 in totaal € 1.419,86 middels 45 betaalverzoeken bijgeschreven met de benamingen ‘ [code 3] ’, ‘ [code 3] ’ en ‘ [code 3] ’. Ook zijn er elf geldbedragen van in totaal € 1.048,22 overgemaakt naar de ING-rekening van de verdachte. De BUNQ-rekening is op 19 juni 2019 gesloten in verband met een vermoeden van fraude.
De bankrekening [rekeningnummer 3] is op 19 juni 2019, de dag dat de BUNQ-rekening is gesloten wegens een vermoeden van fraude, aan de hand van de ING-rekening van de verdachte geopend. Blijkens de financiële historische gegevens van voornoemde KNAB rekening is in de periode van 19 juni 2019 tot en met 9 juli 2019 in totaal € 4.377,01 bijgeschreven vanaf verschillende rekeningen middels betaalverzoeken met onder andere de beschrijvingen ‘ [code 3] ’ en ‘ [code 3] ’. Ook is er € 3.805,40 overgeschreven naar voornoemde ING-rekening van de verdachte.
Van voornoemde drie rekeningen van de verdachte werden geregeld kort nadat er overboekingen hadden plaatsgevonden bedragen gepind, variërend van € 430,- tot € 1.000,-.
Op de drie bankrekeningen van de verdachte is geld binnengekomen van elf geïdentificeerde slachtoffers:
- Slachtoffer [slachtoffer 3] ontving op 7 juni 2019 een snapchatvriendschapsverzoek van ‘ [naam 8] ’, een foto van een naakte vrouw en een screenshot van de locatie waar hij woonde met de tekst dat als hij niet zou betalen, zijn familie ‘gepakt zou worden’. [slachtoffer 3] heeft via Tikkie in totaal € 53,- overgemaakt naar de BUNQ-rekening van de verdachte.
- Slachtoffer [slachtoffer 4] kwam op 3 september 2019 in contact met een vrouw op snapchat die naaktfoto’s aanbood tegen betaling. [slachtoffer 4] heeft meerdere betalingen gedaan van in totaal € 200,- naar de ING-rekening van de verdachte, ten gunste van ‘ [naam 8] ’. Vervolgens is [slachtoffer 4] gedreigd dat zijn familie benaderd zou worden en dat hen medegedeeld zou worden dat hij in contact was met deze vrouw.
- Slachtoffer [slachtoffer 5] kwam op 16 augustus 2019 in contact met ‘ [naam 8] ’ via Snapchat. Vervolgens werd [slachtoffer 5] naaktfoto’s tegen betaling aangeboden. [slachtoffer 5] heeft hierop drie betalingen van in totaal € 110,- gedaan middels betaalverzoeken naar een bankrekeningnummer, waarvan de identiteit van de rekeninghouder niet is gebleken. Er zijn geen foto’s uitgewisseld. Op 16 augustus 2019 ontving [slachtoffer 5] vervolgens een Facebookbericht waarin stond dat als [slachtoffer 5] geen geld zou overmaken, er foto’s onder zijn familie zouden worden verspreid. [slachtoffer 5] maakte hierop € 200 en later € 400 over naar de ING-rekening van de verdachte ten gunste van ‘ [naam 8] ’.
- Slachtoffer [slachtoffer 6] kwam op 18 september 2019 via Snapchat in contact met ‘ [naam 9] ’. [slachtoffer 6] heeft nadat ‘ [naam 9] ’ had gedreigd nare berichten over hem op internet te plaatsten in totaal € 7.200,- overgemaakt naar de ING-rekening van de verdachte, ten gunste van ‘ [naam 9] ’.
- Slachtoffer [slachtoffer 1] is op 8 juli 2019 in contact gekomen met ‘ [naam 8] ’. [slachtoffer 1] werden foto’s en filmpjes aangeboden tegen betaling, waarna hij geld overmaakte. [slachtoffer 1] werd bedreigd met het doorsturen van de conversatie tussen [slachtoffer 1] en ‘ [naam 8] ’ naar de contacten van [slachtoffer 1] als hij niet meer zou betalen. [slachtoffer 1] heeft naar twee rekeningen van de verdachte geld overgemaakt, te weten € 2.215,- naar de KNAB-rekening van de verdachte en € 1.700,- naar de ING-rekening van de verdachte.
- Slachtoffer [slachtoffer 7] kwam via Snapchat op 29 juli 2019 in contact met ‘ [naam 8] ’. In ruil voor naaktfoto’s maakte [slachtoffer 7] twee geldbedragen over naar de ING-rekening van de verdachte ten gunste van [naam 8] . Vervolgens ontving [slachtoffer 7] een screenshot van een foto afkomstig van zijn Facebook account waarop [slachtoffer 7] , zijn familie en vriendin staan en werd gedreigd hen in te lichten dat hij erotische foto’s kocht en zijn vriendin aan de universiteit een bezoekje te brengen. [slachtoffer 7] maakte in totaal € 815,- over naar de ING-rekening van de verdachte.
- Slachtoffer [slachtoffer 8] heeft op 6 september 2019 in totaal € 750,- overgemaakt naar de ING-rekening van de verdachte, in ruil waarvoor hij van ‘ [naam 8] ’ foto’s zou ontvangen. Hij heeft nooit foto’s ontvangen.
- Slachtoffer [slachtoffer 2] kwam via Badoo in contact met ‘ [naam 9] ’ waarna via Snapchat verder is gechat. ‘ [naam 9] ’ bood eerst seksueel getinte foto’s aan en later ook filmpjes en een date. Hij heeft in september 2019 in totaal op betaalverzoeken meer dan € 8.000,- overgemaakt naar een viertal rekening, waaronder € 3.000,- naar de ING-rekening van de verdachte, in ruil voor de foto’s, filmpjes en date.
- Slachtoffer [slachtoffer 9] was in de veronderstelling in contact te zijn met een vrouw en heeft meerdere bedragen overgemaakt voor een date naar de rekeningen van de verdachte en die van medeverdachte [medeverdachte 2] . De vrouw is nooit verschenen. Daarnaast is er op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] een bericht aangetroffen dat [medeverdachte 1] naar medeverdachte [medeverdachte 5] heeft gestuurd, met daarin een Snapchatgesprek tussen [slachtoffer 9] en de vermeende vrouw.
- Slachtoffer [slachtoffer 10] was in de veronderstelling in contact te zijn met ‘ [naam 10] ’ en heeft meerdere geldbedragen overgemaakt naar zowel de verdachte (onder meer omschrijving ‘ [code 3] ’) als naar medeverdachten [medeverdachte 8] , [medeverdachte 9] en [medeverdachte 10] voor de aangeboden foto’s. Hij had een account gekocht om een half jaar foto’s en video’s van de vrouw te ontvangen, maar ontving na 3 dagen al geen foto’s meer.
- Slachtoffer [slachtoffer 11] heeft tussen 11 juni 2019 en 30 juni 2019 in totaal € 987,50,- overgemaakt naar de verdachte (onder meer omschrijving ‘ [code 3] ’), medeverdachte [medeverdachte 8] en nog twee bankrekeningnummers waarvan de identiteit van de rekeninghouders niet is gebleken. Hij heeft twee keer naaktfoto’s gestuurd van zichzelf naar vrouwen via Snapchat, waarna hij moest betalen anders zouden de foto’s naar zijn contacten worden gestuurd. In de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 4] wordt een chatgesprek aangetroffen tussen [medeverdachte 8] en [medeverdachte 4] waarbij een screenshot van een betaalverzoek met de omschrijving “ [woord 1] ” wordt gestuurd. Dit betaalverzoek is overeenkomstig de overboeking van [slachtoffer 11] aan [medeverdachte 8] .
Blijkens screenshots van bankoverschrijvingen gestuurd in een chatgesprek tussen de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] , aangetroffen op de telefoon van [medeverdachte 1] , is door ene [slachtoffer 12] geld overgemaakt naar zowel de rekening van medeverdachte [medeverdachte 1] als naar de ING-rekening van de verdachte. De ontvangende rekening betreft telkens ‘ [naam 8] ’.
Op 15 juni 2020 heeft er een huiszoeking plaatsgevonden aan de [adres 1] . Aan een onder de verdachte in beslag genomen laptop is onderzoek verricht. Op de laptop werden diverse naar de verdachte te herleiden documenten aangetroffen, waaronder huiswerkopdrachten en cv’s op zijn naam en een digitale kopie van zijn paspoort. Op de betreffende laptop is gebruik gemaakt van onder meer het useraccount [e-mailadres 1] . De politie heeft aan de hand van onder meer de zoektermen ‘ [naam 8] ’, ‘ [woord 2] ’ en ‘ [woord 3] ’ de laptop onderzocht. Daaruit bleek dat de gehanteerde zoektermen resulteerden in 45 autofill resultaten. De autofill-functie in Chrome vult eerder opgeslagen en ingevulde gegevens automatisch in. Uit het onderzoek door de politie is gebleken dat twee autofill resultaten waren:
‘Hey schat ik ben geil als de pest en wil het met je delen tegen een kleine vergoeding voeg me toe op snapchat @ [naam 8] (laat weten dat je van [woord 2] bent)’
‘Ik ben onwijs geil en ik doe aan premiums, seksdates, dropboxes een heleboel voeg me toe op snapchat@ [naam 9]
Er is blijkens het onderzoek aan de laptop van de verdachte gebruik gemaakt van meerdere snapchataccounts, waaronder @ [naam 9] en @ [naam 8] . De aangetroffen teksten zijn gebruikt in juni, augustus, september en oktober 2019. De autofills zijn tussen oktober 2019 en februari 2020 niet gebruikt, maar worden in februari, mei en juni 2020 wel weer gebruikt.
Tussenconclusie criminele organisatie
De rechtbank is op basis van het vorengaande van oordeel dat in de ten laste gelegde periode sprake is geweest van een samenwerkingsverband tussen meerdere personen met een zekere duurzaamheid en structuur, die tot oogmerk had het plegen van misdrijven, oftewel een criminele organisatie. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Op basis van de gehanteerde bewijsmiddelen blijkt van de door de criminele organisatie gehanteerde werkwijzen. Een potentieel slachtoffer werd op internet of via sociale media met gebruikmaking van nepaccounts een afspraak of (naakt)foto’s aangeboden tegen betaling. Na betaling bleef de afspraak of het beeldmateriaal uit. Het slachtoffer werd na betaling onder druk gezet om meer te betalen onder dreiging van openbaarmaking van de contacten tussen het slachtoffer en de het betreffende account. Ook werd slachtoffers wel gevraagd een pikante foto van zichzelf te versturen. Wanneer slachtoffers daarop ingingen, werd vervolgens gedreigd de foto te verspreiden onder familie en vrienden als niet werd betaald. Om de bedreigingen kracht bij te zetten werden slachtoffers vaak benaderd op verschillende van hun sociale media. De slachtoffers ontvingen om de gevraagde betalingen te kunnen verrichten vaak opeenvolgende betaalverzoeken al dan niet via ‘Tikkie’ vanaf rekeningen van een of meerdere personen. Het geld dat verkregen werd middels deze praktijken werd over verschillende rekeningen verspreid en vervolgens contant opgenomen of doorgeboekt.
De rechtbank stelt vast dat de handelingen die gepaard gingen met de hierboven beschreven werkwijze een vergaande mate van samenwerking en coördinatie vereisten, te weten het maken en promoten van nepaccounts, het contact leggen met en informatie verzamelen over potentiële slachtoffers, het sturen en ontvangen van foto’s, het sturen van betaalverzoeken vanaf verschillende bankrekeningen waarbij vaak gebruik werd gemaakt van dezelfde codes/afkortingen, en het opnemen van (grote) contante bedragen na al dan niet losse overboekingen. Uit de werkwijze blijkt ook van een zekere rolverdeling binnen de organisatie als afdreiger/oplichter en geldezel, welke rollen de diverse leden afwisselend vervulden. Samen met de onderlinge verbanden tussen de incidenten en de verdachten, duidt dit alles op een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur. De organisatie legde een duidelijke stelselmatigheid aan de dag gelet op de organisatiegraad van het handelen en het grote aantal slachtoffers.
De rechtbank is op basis van de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien van oordeel dat er sprake is geweest van een criminele organisatie, waarvan het oogmerk was het plegen van afdreiging, oplichting en gewoontewitwassen. Niet gebleken is van een oogmerk tot het wederrechtelijk gebruik van identificerende persoonsgegevens als bedoeld in artikel 231b van het Wetboek van Strafrecht. Immers, niet is gebleken dat de door de verdachten gebruikte persoonsgegevens daadwerkelijk bestaande personen bleken te zijn.
De rechtbank is op basis van voornoemde bewijsmiddelen voorts van oordeel dat van de criminele organisatie – naast anderen – in elk geval hebben deelgemaakt de personen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 10] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] .
Tussenconclusie deelname verdachte
De rechtbank is op basis van voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, van oordeel dat de verdachte heeft deelgenomen aan de criminele organisatie. Zij overweegt daartoe als volgt.
Ten eerste heeft de rechtbank vast zoals hiervoor reeds is overwogen dat de verdachte - en niet een ander - de gebruiker was van en de beschikking had over de drie op zijn naam staande bankrekeningen die gebruikt zijn voor overschrijvingen en geldopnames die hebben plaatsgevonden als gevolg van oplichtingen en afdreigingen. Het ging hierbij om een groot aantal overschrijvingen, gedurende een langere periode, van soms wel duizenden euro’s. Door zijn rekeningen ter beschikking te stellen heeft de verdachte de voor de uitvoering van de beoogde misdrijven noodzakelijke rol van geldezel vervuld.
Ten tweede zijn er ook snapchataccounts @ [naam 8] en @ [naam 9] gepromoot op de laptop van de verdachte, waarvan hij de gebruiker was en waar hij de beschikking over had. Dit duidt eveneens op -op zijn minst genomen- ondersteunende handelingen die rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de criminele organisatie, te weten afdreiging en oplichting, nu verschillende slachtoffers door ‘ [naam 9] ’ of ‘ [naam 8] ’ benaderd zijn.
Deze omstandigheden, alle in onderlinge samenhang bezien, maken dat de rechtbank van oordeel is dat de verdachte in zijn algemeenheid wetenschap had van het oogmerk van de criminele organisatie tot het plegen van misdrijven, en dat hij met zijn handelingen een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de verwezenlijking van dat door de criminele organisatie voorgestane oogmerk tot het plegen van afdreiging, oplichting en (gewoonte)witwassen.
ConclusieAldus is voldaan aan de gestelde vereisten voor het bestaan van een criminele organisatie en de betrokkenheid van de verdachte bij deze criminele organisatie. De rechtbank acht het ten laste gelegde feit 1 dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Dagvaarding I, feit 2: gewoontewitwassen
De rechtbank komt ook tot het oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde gewoontewitwassen. Zij overweegt daartoe als volgt.
De verdachte heeft onder meer als een zogenaamde geldezel deelgenomen aan een criminele organisatie die tot oogmerk had het afdreigen en oplichten van personen, en het witwassen van de daarmee verkregen gelden. In die hoedanigheid heeft hij drie bankrekeningen ter beschikking gesteld om geld te ontvangen.
In een periode van meer dan een half jaar hebben meer dan duizend transacties plaatsgevonden op deze rekeningen op naam van de verdachte. Die transacties varieerden van een paar euro tot soms duizenden euro’s. Een groot gedeelte van deze bedragen kreeg de verdachte binnen op zijn ING-rekening, waarop hij ook zijn vaste inkomsten zoals loon en zorgverzekering ontving, zodat vermenging plaatsvond van crimineel en legaal geld. Verder is gebleken dat de eerder ontvangen geldbedragen ook tussen rekeningen van de verdachte werden overgemaakt. Gedurende de periode dat de verdachte deze verdachte transacties op zijn rekening ontving, heeft hij geen onderzoek gedaan of laten doen naar deze onregelmatigheden. Integendeel, uit de bewijsmiddelen blijkt dat grote geldbedragen contant zijn opgenomen van de rekeningen van de verdachte.
Alles in onderlinge samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat de verdachte gelden heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en omgezet, terwijl hij wist dat die gelden van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank is ook van oordeel dat de verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt vanwege de genoemde periode waarin en de frequentie waarmee het handelen van de verdachte plaatsvond.
De rechtbank is tot slot van oordeel dat de verdachte dit witwassen in vereniging heeft begaan. De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat de verdachte zelf personen heeft afgedreigd of opgelicht. Wel staat vast dat de verdachte deel uitmaakte van een criminele organisatie die in de werkwijze doorgaans diverse rollen onderscheidde en toekende: de een was de afdreiger/oplichter, de ander de geldezel. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat de gelden door middel van afdreiging/oplichting in vereniging zijn verworven.
Dagvaarding II
Op grond van de bewijsmiddelen 30 tot en met 33 stelt de rechtbank vast dat de verdachte op 28 februari 2020 gepoogd heeft aangever [slachtoffer 1] door bedreiging met smaad en smaadschrift te dwingen zijn aangifte in te trekken en online te komen. De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het hem onder dagvaarding II ten laste gelegde heeft begaan.