ECLI:NL:RBDHA:2021:2778

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 maart 2021
Publicatiedatum
23 maart 2021
Zaaknummer
20/1546
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen buiten behandelingstelling aanvraag bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van Burgemeester en Wethouders van Leidschendam-Voorburg. Eiseres had een aanvraag voor een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw) ingediend, maar deze aanvraag werd door verweerder buiten behandeling gesteld. Dit gebeurde op basis van het primaire besluit van 14 augustus 2019, waarin verweerder stelde dat eiseres niet de benodigde gegevens had aangeleverd. Eiseres had na beëindiging van haar bijstandsuitkering in maart 2019 op 10 mei 2019 opnieuw een aanvraag ingediend, maar verweerder verzocht haar om aanvullende gegevens, waaronder bankafschriften van de laatste drie maanden voor de aanvraagdatum. Eiseres gaf aan dat de gevraagde bankrekeningen niet op haar naam stonden, maar op naam van haar ex-partner. Ondanks meerdere verzoeken om informatie heeft eiseres de gevraagde gegevens niet tijdig aangeleverd, wat leidde tot de beslissing van verweerder om de aanvraag buiten behandeling te stellen.

Eiseres ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder terecht had gehandeld. De rechtbank stelde vast dat de gevraagde gegevens essentieel waren voor de beoordeling van de aanvraag en dat eiseres niet had aangetoond dat zij redelijkerwijs niet in staat was om de gevraagde informatie te verstrekken. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag terecht buiten behandeling was gesteld en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. C.T. Aalbers, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S.J. van Kooij, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/1546

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 maart 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R.A. Kamphuis),
en
het college van Burgemeester en Wethouders van Leidschendam-Voorburg, verweerder
(gemachtigde: mr. N. Mustafic).

Procesverloop

In het besluit van 14 augustus 2019 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een uitkering op grond van de Participatiewet (Pw) buiten behandeling gesteld.
In het besluit van 21 januari 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Als gevolg van de getroffen maatregelen rondom het coronavirus heeft met toestemming van partijen geen onderzoek ter zitting plaatsgevonden. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Eiseres heeft zich na beëindiging van haar bijstandsuitkering in maart 2019, op 10 mei 2019 opnieuw gemeld voor een bijstandsuitkering op grond van de Pw, waarna op 6 juni 2019 de intake heeft plaatsgevonden en eiseres een aanvraag heeft ingediend. Bij brief van 13 juni 2019 is eiseres verzocht om voor 24 juni 2019 aanvullende gegevens te overleggen. De opgevraagde stukken betreffen onder meer afschriften van de laatste drie maanden voor 10 mei 2019, van de volgende bank- en/of spaarrekeningen:
  • Bankrekening [bankrekeningnummer 1]
  • Spaarrekening [bankrekeningnummer 1]
  • Bankrekening [bankrekeningnummer 2]
  • Spaarrekening [bankrekeningnummer 2]
Eiseres heeft hierop bij brief van 17 juni 2019 meegedeeld dat de SNS-rekeningen niet van haar, maar van haar ex-partner zijn en dat deze gekoppeld zijn aan de hypotheek die rust op het pand dat de ex-partner bewoont. Bij brief van 25 juni 2019 is eiseres vervolgens (onder meer) verzocht om voor 6 juli 2019 bewijsstukken van de SNS bank te overleggen waaruit blijkt dat de bedoelde rekeningen niet meer op haar naam staan. Op 5 juli 2019 heeft eiseres per e-mail aangegeven dat zij de brief pas die dag had gezien en dat ze de stukken zo spoedig mogelijk zou aanleveren, waarna de termijn daarvoor is verlengd tot 23 juli 2019. Op 18 juli 2019 heeft eiseres een aantal stukken ingeleverd. Naar aanleiding hiervan heeft verweerder eiseres bij brief van 23 juli 2019 meegedeeld dat uit de ingeleverde stukken volgt dat eiseres en haar ex-partner nog gezamenlijke bank- en/of spaarrekeningen hebben en dat de woning aan de [adres] [huisnummer] te [plaats] mogelijk nog tot de eigendom van eiseres behoort. Eiseres is daarom uitgenodigd voor een gesprek op 1 augustus 2019.
1.2.
In de brief van 23 juli 2019 is eiseres verzocht om een aantal gegevens naar het gesprek mee te nemen, waaronder, voor zover hier van belang, de afschriften van eerdergenoemde SNS-rekeningen van de laatste drie maanden voor 10 mei 2019, bewijsstukken met betrekking tot het bij rekeningnummer [bankrekeningnummer 1] behorende SNS euro aandelenfonds/beleggingsfonds en - voor het geval eiseres nog eigenaar is van de woning aan de [adres] [huisnummer] - een recent financieel overzicht van de hypothecaire geldlening.
Eiseres is zonder bericht van verhindering niet naar de afspraak gekomen. Na telefonisch contact is haar bij brief van 2 augustus 2019 nog een termijn geboden om het gevraagde voor 12 augustus 2019 te overleggen. In deze brief is (net als in eerdere brieven) meegedeeld dat als eiseres de gegevens niet, niet tijdig of onvolledig aanlevert, haar aanvraag buiten behandeling kan worden gesteld.
1.3.
Eiseres heeft de gevraagde gegevens niet voor 12 augustus 2019 verstrekt. Bij het primaire besluit is haar aanvraag buiten behandeling gesteld op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.
In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Het bestreden besluit berust – gezien het daaraan ten grondslag gelegde advies van de commissie bezwaarschriften – op het standpunt dat de onder 1.2 genoemde gegevens van essentieel belang zijn voor het vaststellen van het recht op bijstand, omdat is gebleken dat de woning aan de [adres] [huisnummer] in [plaats] en de daaraan gekoppelde bankrekeningen nog op naam van eiseres en haar ex-partner staan. HeDat betekent dat eiseres de gegevens bij de betreffende instantie zelf kan opvragen. Nu niet gebleken is dat eiseres redelijkerwijs niet in staat is geweest de gevraagde stukken binnen de geboden termijn te verstrekken, stelt verweerder zich op het standpunt dat hij de aanvraag terecht buiten behandeling heeft gesteld.
3. Eiseres is het hier niet mee eens en voert in beroep aan dat verweerder naar gegevens heeft gevraagd die reeds bekend waren bij verweerder en daarnaast naar gegevens die eiseres niet heeft kunnen aanleveren, omdat zij daarvoor medewerking van haar ex-partner nodig had.
4.1.
Op grond van artikel 4:5, eerste lid, onder c van de Awb, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag aan te vullen. Daarbij gaat het, gelet op artikel 4:2, tweede lid, van de Awb, om gegevens die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover de aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
4.2.
Niet in geschil is dat de onder 1.1 genoemde rekeningen en de woning aan de [adres] [huisnummer] te [plaats] ten tijde van de aanvraag (nog) mede op naam van eiseres stonden. Dat de gevraagde bankafschriften van die rekeningen, bewijsstukken met betrekking tot het bij het rekeningnummer [bankrekeningnummer 1] behorende SNS euro aandelenfonds/ beleggingsfonds en een recent financieel overzicht van de hypothecaire geldlening behorende bij de woning, daarom nodig waren bij beoordeling van het recht van eiseres op een bijstandsuitkering, is in beroep niet bestreden. Vast staat eiseres haar aanvraag niet binnen de haar gegeven termijn, die eindigde op 12 augustus 2019, met deze gegevens heeft aangevuld. Evenmin is gebleken dat eiseres redelijkerwijs niet de beschikking over bovengenoemde gegevens heeft kunnen krijgen en niet in staat is geweest om die tijdig te verstrekken. De enkele stelling van eiseres dat zij medewerking van haar ex-partner nodig had is, in aanmerking genomen dat de woning en rekeningen mede op naam van eiseres stonden, niet voldoende om daarvan uit te gaan
5. Verweerder was daarom bevoegd om de aanvraag van eiseres buiten behandeling te laten. Wat eiseres heeft aangevoerd biedt geen aanknopingspunten voor het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid van die bevoegdheid gebruik heeft mogen maken.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.T Aalbers, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S.J. van Kooij, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2021.
rechter
De griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.